‘Recht voor u ligt Amsterdam-Noord’, wordt me verteld. ‘Ga hier het water in en zwem naar de overkant. Druk daar op de knop voor track twaalf’, vervolgt de stem. Het geluid van bewegend en opspattend water is hoorbaar, waarna een andere route wordt voorgesteld: ‘Of loopt u onder de kraan door de kade af en luistert u, terwijl u doorloopt, naar het verhaal van Hermien Buyse.’ Ik besluit de tweede route te volgen. De stem is de gids in één van de acht audiotours die door Stichting Soundtrackcities werden geïnitieerd en door diverse kunstenaars – theatermakers, filmmakers, beeldend kunstenaars, sonologen en componisten – werden vormgegeven. De wandelingen dienen te worden gelopen met een halfopen hoofdtelefoon, zodat de geluidstracks zich vermengen met het omgevingsgeluid.

Soundtrackcity wil bijdragen aan de erkenning van de geluidswandeling als kunstvorm. Daarmee sluit het aan bij eerder ontwikkelde kunstzinnige audiotours, zoals een reeks wandelingen door Den Haag, bekend als De geluidswandelingen. Andere voorbeelden zijn Hoor de bomen van Justin Bennett, waar het meestal onhoorbare geluid van bomen hoorbaar wordt gemaakt, of de gedramatiseerde geluidswandeling voor twee personen door Amsterdam van Bert Kommerij, Screened. Wat opvalt aan deze keur aan audiotours is de diversiteit in achtergrond van de makers – variërend van radiomaker, theatermaker tot geluidskunstenaar – die ook terug te vinden is in de wandelingen van Soundtrackcity. Verken Amsterdam als documentaire, drama, hoorspel of soundscape én met jezelf in de hoofdrol.

In de jaren vijftig schreef Guy Debord (1931-1994), voorman van de Situationistische Internationale, over de dérive, een speciale vorm van (stads)wandelen, bedoeld als tegengif tegen de op spektakel beluste maatschappij. De kern ervan is dat je de stedelijke omgeving al wandelend verkent en de routine van alledag daarbij tijdelijk achter je laat, ook in gedachten. In het alledaagse leven, zo gaf Debord aan, worden de verschillende effecten van de omgeving op de mens – door de situationisten psychogeografie gedoopt – en het karakter van specifieke locaties meestal (onbewust) geminacht en genegeerd. De dérive biedt voor deze afvlakking een remedie: door het moment voorop te stellen wordt ruimte gemaakt voor een verhoogd omgevingsbewustzijn en word je je gewaar van de effecten van de omgeving op je emoties, gedachten en handelen. De dérive kent geen van te voren vastgelegde route. De route wordt bepaald door te wandelen van ambiance naar ambiance, waarbij je eigen fascinatie of afkeer voor nieuwe spots steeds de richting bepaalt.

Eén van de tochten waarbij het concept van de dérive als leidraad dient is Zuidas symphony. Deze geluidswandeling maakt je bewust van de verscheidenheid in ambiances en geluidssferen: van de schel echoënde akoestiek van de kantooromgeving tot de gedempte en intieme akoestiek van het nabijgelegen bosrijke gebied, het Beatrixpark. Zuidas symphony is een oefening in het onbevooroordeeld luisteren naar alledaagse geluiden en een bewustwording van de auditieve omgeving. Maar de wandeling is ook meer. Met de gevatte en cultureel onderlegde gids – geluidskunstenaar Justin Bennett – wordt ook het bestaansrecht en de identiteit van de Zuidas, met z’n veelzijdige en hoogmoedige aspiraties, onder de loep gelegd.

De wandeling Het einde van de wereld, waarin het oostelijk havengebied van Amsterdam wordt verkend, gaat in op de metamorfoses die dit gebied heeft ondergaan sinds haar oorspronkelijke havenfunctie verdween, eind jaren zeventig. Waar in Zuidas symphony de aandacht wordt gevestigd op de verschillende locatiegebonden geluidssferen, heeft in Het einde van de wereld elke historische periode een eigen geluid. Zeemansliedjes op krakend vinyl, musique concrète bestaande uit havengeluiden, piepende kranen en scheepshoorns brengen de geschiedenis van de haven tot leven. Tijdens de daaropvolgende periode, waarin het gebied werd bevolkt door kunstenaars, nomaden en avonturiers, klinkt punk- en hardrockmuziek, terwijl het heden wordt begeleid door een ritmisch geluid dat gelijke tred houdt met het wandelen. Op speelse wijze wordt door een combinatie van geluiden, muziek en interviews de omgeving tot leven gewekt, waarbij je je soms in een spagaat bevindt tussen de zichtbare actualiteit én de (historische) leefwerelden.

Een geluidswandeling met mp3-speler of iPod op je hoofd is een ander soort wandeling dan in de tijd van Debord kon worden gemaakt, maar de kern van de dérive als bewustwording van de omgeving blijft overeind. Of dit nu de historie van een plek betreft of de actuele ambiance die je omringt. Op zijn best verhoogt de geluidswandeling je omgevingsbewustzijn. Daar is zowel Zuidas symphony als Het einde van de wereld goed in geslaagd. Zo ook De meiden van De Meeuw (Amsterdam-Noord), waar kinderen over zichzelf en over de buurt vertellen en de wandelaar een frisse en onvervalste kijk geven op de buurt, of Down by the riverside (langs de Amstel) waar verschillende bewoners een eindje met je meelopen waardoor je dit gebied steeds vanuit een ander perspectief bekijkt.

Dat een aantal wandelingen van Soundtrackcity minder slaagt in het verhogen van je omgevingsbewustzijn blijkt uit Autochtuin (Osdorp) en ‘Nieuwe’ geschiedenissen (IJburg). Hoewel de ideeën die aan deze geluidstours ten grondslag liggen tot de verbeelding spreken, hebben beide tochten iets gekunsteld en zijn daardoor indirect en minder sprekend. In Autochtuin wordt de variëteit aan inheemse en uitheemse flora opgevat als illustratie van multiculturaliteit in een wijk als Osdorp, maar het betrekt je daarmee eerder bij het gegeven multiculturaliteit dan bij de omgeving. Het nieuwe en daardoor nog nauwelijks geleefde IJburg wordt in ‘Nieuwe’ geschiedenissen via persoonlijke annotaties – die in plaats van over bewoners te gaan, de ‘vestiging’ van diverse vogelsoorten beschrijven – op de kaart gezet. Het richtingloze karakter van deze wandeling en de ononderbroken en zeer aanwezige soundtrack verhinderen je om de locatie te ervaren.

De geluidswandeling is bij uitstek een multidisciplinaire kunstvorm; het verbindt niet alleen de virtuele wereld met de ‘echte’ wereld en het kunstzinnige met het alledaagse, maar het stelt – zo laat Soundtrackcity zien – ook kunstenaars uit verschillende disciplines in staat om met elkaar samen te werken en tot een geïntegreerd kunstwerk te komen. Daarnaast is het een vorm van locative media wanneer het een interactie aangaat met de fysieke omgeving en daarmee locatiebewust ingezet wordt. Soundtrackcity en andere geluidswandelingen laten zelfs zien dat begrippen als locative media en augmented reality (het samenvallen van de virtuele en de ‘echte’ realiteit), die meestal in één adem worden genoemd met ‘locatiebewuste’ technologieën zoals GPS, RFID of de techniek van image recognition, niet een gevolg zijn van het gebruik van een bepaalde techniek maar van de locatiebewuste kwaliteit van een werk. Projecten waarbij gebruik wordt gemaakt van locative media leiden lang niet altijd tot een bewustwording van de ruimte of omgeving. Vaak spelen in deze projecten het annoteren of ophalen van locatiegebonden informatie een belangrijke rol. De geluidswandelingen van Soundtrackcity doen meer dan louter informeren en esthetiseren: in het beste geval stellen ze de perceptie en waarneming van de wandelaar centraal. Zodoende heb je niet alleen het idee dat je iets meer te weten bent gekomen over de omgeving, maar heeft ook je eigen perceptie – de manier waarop je kijkt en luistert – zich een beetje verruimd.

SOUNDTRACKCITY
Justin Bennett, Evelien van den Broek, Jeanne van Heeswijk, Mechtild Prins, Nienke
Rooijakkers, Duro Toomato, Peter Westenberg, e.a.

tenminste tot eind september 2011
Stichting Soundtrackcities
Veemkade 584 E, Amsterdam

Gert Robijns, ONVERSCHILLIG -INDIFFERENT

Bezoekers lopen ongeïnteresseerd of zelfs verontwaardigd onder de gotische gewelven van De Vleeshal in Middelburg heen en weer. Terwijl de heiligenbeelden op hen neer kijken laat een man zijn kleindochter even zitten op één van de tentoongestelde sculpturen. “Tsja, waar zijn ze anders voor?”. De Vleeshal ligt midden op de toeristische markt van de Zeeuwse hoofdstad: gratis toegang van de tentoonstellingsruimte lokt iedere voorbijganger die ook maar een beetje nieuwsgierig is naar binnen. Kennelijk wordt die nieuwsgierigheid bij veel mensen in de kiem gesmoord. Psychosculptures vergt namelijk heel wat van de beschouwer. En achtergrondinformatie is slechts summier beschikbaar.

Bij binnenkomst loop je direct tegen je eigen beeltenis aan, weerspiegeld in een grote stalen zuil. Volgens de begeleidende flyer van de Vleeshal herbergt de stalen cilinder van Paolo Chiasera het olieverfschilderij Black Brain 1. Die informatie moet maar voor waar worden aangenomen, want niets aan de hermetische zuil verraadt de aanwezigheid van het schilderij. Het lijkt de ultieme autonomie van het kunstwerk: in zichzelf gekeerd en afgesloten van de buitenwereld. In plaats van een verbeelding van de werkelijkheid is slechts een weerspiegeling daarvan te zien, als een verdedigingsmechanisme.

Misschien toegankelijker is het werk Fountain van Mandla Reuter: iedereen kent immers de Trevifontein in Rome. Gooi er met je rechterhand over je linkerschouder twee munten in en je zult terugkeren naar de eeuwige stad en er bovendien de liefde van je leven vinden. Reuter pompte vijfduizend liter water uit de fontein en stelt het in Middelburg tentoon in vijf vierkante tanks. Prompt verdwijnt de magie, de traditie, het bijgeloof. Waar een traditioneel beeldhouwer zijn sculpturen bijschaafde tot de illusie compleet was, snijdt Reuter in haar sculptuur tot alle verbeelding verdwenen is en alleen water overblijft.

De werken van de Amerikaan David Adamo zijn eveneens slechts echo’s van gebeurtenissen die eraan vooraf gingen. Het werk Untitled (Music for strings) bijvoorbeeld, bestaat uit een nette rij van vijf bijlen. Ooit waren het imposante, met connotaties van geweld verkleefde werktuigen. Adamo heeft de handvatten echter tot snaardikte gereduceerd. De splinters liggen er nog omheen. Dat gegeven maakt het des te interessanter, want geen van de vijf is nog solide genoeg om te hakken: waar is de bijl die de schade heeft aangericht? Ook het fragiele Untitled (Eraser) is resultaat van een geheimzinnige, bijna rituele handeling. Een eenzame tafelpoot staat temidden van de zachte oranjerode schaafsels van een gum. Het afgesleten gummetje, zo’n tweekleurige die je ergens achterin een laatje hebt liggen, balanceert bovenop de tafelpoot.

Het werk dat hier echt wrevel wekt is wellicht Onverschillig – Indifferent van Gert Robijns. Hij parkeerde twee witte auto’s van hetzelfde merk en type vlak naast elkaar tegen een wandje van gasbetonblokken en liet de lichten aan. Ter hoogte van één set koplampen zijn gaten in het gasbeton gemaakt. Aan de andere kant van het muurtje wordt één van deze twee gaten geblokkeerd door een plank die op het gat gemonteerd is. Aan het andere gat hangt een blauwe vuilniszak, die het licht ‘opvangt’. Opvallend genoeg geeft de begeleidende tekst van de Vleeshal slechts een summiere beschrijving van dit werk.

Ook de bronzen sculpturen van Kevin van Braak en Rossella Biscotti hebben meer uitleg nodig. De kunstenaars vertaalden vier bronzen beelden uit Litouwen door exact het gewicht aan brons om te vormen tot kleine, glanzende, nog geen kniehoge variaties op een kubus. Gecompliceerder wordt het als je weet wélke beelden het uitgangspunt vormden: politieke figuren als Lenin, Marx, Stalin en de Litouwse sovjetpartizane MelytÄ— MelnikaitÄ—. Na de val van de Sovjet-Unie werden standbeelden van communistische leiders vaak vernietigd. Deze gegevens, en ook de titel van het werk (After four rotations of A, B will make one revolution) verraden een politiek geladen gedachtegang, die hier niet goed tot zijn recht komt.

Psychosculptures is geen tentoonstelling van instant gratification. De getoonde sculpturen verwoorden met wisselend succes de handelingen en denkwerelden van de kunstenaars. In feite wordt steeds maar het halve kunstwerk getoond. Sommige werken kunnen dat hebben, zoals de tafelpoot van Adamo, waarbij het onzichtbare deel afgeleid kan worden van het zichtbare deel. Maar werk als dat van Van Braak en Biscotti heeft toelichting nodig om het eer aan te doen. Niet alleen in het belang van de bezoeker, maar ook uit respect voor het werk. Desondanks is Psychosculptures voor wie moeite wil doen een mooie, introverte en een tikje mysterieuze tentoonstelling.

PSYCHOSCULPTURES
Christoph Weber, David Adamo, Gert Robijns, Kevin van Braak, Mandla Reuter, Paolo Chiasera, Rossella Biscotti

t/m 12 september 2010
De Vleeshal
Markt, Middelburg

David Adamo, UNTITLED (MUSIC FOR STRINGS)

Gevonden verhoudingen

Joris van Ballengooijen
Het werk van Dico Kruijsse in De Aanschouw (2010)

‘Kijk, zo maak ik ze’, zegt Dico Kruijsse (1988), en hij plaatst twee glasplaatjes verticaal op een piepschuimen beschermstukje. Houten plankjes heeft hij op twee derde doorgezaagd zodat ze de goede maat hebben voor de zijkanten. Op tafel staat een klein doosje met een vulling van stukjes hout, plastic en papier. Het is vrijdagavond en Kruijsse heeft zojuist zijn werk geïnstalleerd in galerie De Aanschouw, Rotterdams kleinste galerie die bestaat uit niet meer dan een vitrinekast van 127 x 67 cm, ingebouwd in de pui van café De Schouw. Aan een tafel in het voormalige journalistencafé demonstreert de kunstenaar hoe hij van twee goedkope, frameloze fotolijstjes, die hij bij Blokker heeft gekocht, een soort doosje kan maken. Het papiertje en cellofaan van de verpakking gaan samen met de afgezaagde stukjes hout in het doosje. Het tweede piepschuimen beschermstukje sluit het kleine terrarium af. ‘Vooraf had ik berekend dat er precies veertig in het raam van De Aanschouw passen, maar ik ben blij dat het klopt’, aldus de kunstenaar.

In De Aanschouw vullen veertig doorzichtige doosjes de beperkte ruimte in de galerie. Kruijsse sluit het raam, curator Frank Taal houdt een korte toespraak en een nieuwe expositie is een feit. Het cellofaan glinstert prachtig in het neonlicht. Niet dat het werk primair bedoeld is om op zijn esthetische kwaliteiten te worden beoordeeld. Het is eerder het soort kunst dat de toeschouwer op een grappige manier verrast, het gevoel oproept dat een object precies past in een ruimte waar het niet voor bedoeld is. ‘Toen ik voor het eerst zo’n doosje maakte kreeg ik het gevoel dat ik iets had ontdekt’, vertelt Kruijsse, ‘dat ik een bepaalde verhouding had gevonden tussen objecten die niets met elkaar te maken hebben.’ De jonge, pas aan de Willem de Kooning Academie afgestudeerde kunstenaar vertelt gedreven over zijn fascinatie voor het zoeken naar niet ontdekte kwaliteiten van alledaagse materialen. Zo bouwde hij eerder ruimtelijke installaties met pallets, vergieten, teilen en timmerhout. Ook deed hij onderzoek naar net niet kloppende parallellogrammen van uitgevouwen wc-rolletjes.

Het werk van Kruijsse straalt een humor en onbevangenheid uit die doet denken aan het bekende gedicht Pluk de dag van Cees Buddingh. Hierin komt de hoofdpersoon er tot zijn vreugde achter dat het deksel van een middelgroot potje marmite precies past op een klein potje Heinz sandwich spread. Het is het soort humor dat Wim T. Schippers in zijn installaties weet over te brengen en hetzelfde enthousiasme voor verhoudingen als Joep van Lieshout liet zien in zijn vroege werk uit de jaren tachtig. Van Lieshout toonde dat een uitgevouwen vuilniszak precies even groot is als twee stoeptegels en dat zes stoeptegels precies hetzelfde oppervlak hebben als twaalf bierkratjes. Wanneer Kruijsse over zijn werk spreekt blijkt dat zijn kunst meer is dan een visuele grap, maar dat het echt iets zegt over hoe hij naar de wereld en de dingen om hem heen kijkt. Hij toont met het plaatsen van dit werk, voorlopig nog zonder titel, in ieder geval lef. Eén van zijn docenten vond dat hij niet zozeer ‘kunstwerken’ maakt, maar vooral ‘werk’.

Sinds 2001 opent in De Aanschouw elke week een nieuwe expositie, van telkens een nieuwe kunstenaar. Daartussen bevinden zich veel nieuwe talenten als Dico Kruijsse, maar ook bekende namen waaronder dit jaar nog Klaas Gubbels, Phil Bloom, Geert Jan Jansen en Rob Scholte. Het tentoongestelde werk is uiteraard afwisselend, van schilderijen en foto’s tot bewegende installaties en architectonische ingrepen. Bijna altijd maakt een kunstenaar iets nieuws voor De Aanschouw. Een bijzonder terugkerend werk in de galerie is het doek waar inmiddels zeventig kunstenaars een schilderij op hebben gemaakt door over het werk van de voorganger heen te schilderen. Het doek waar Daan den Houter in 2002 mee begon wordt om de zes weken geëxposeerd, en heeft inmiddels een indrukwekkend reliëf en een even indrukwekkend gewicht.

DICO KRUIJSSE

20 t/m 27 augustus
Galerie De Aanschouw
Witte de Withstraat 80, Rotterdam

Werk van kunstenaars die in De Aanschouw hebben geëxposeerd wordt jaarlijks verkocht op kunstveiling De Aankoop ter afsluiting van het Festival Wereld van Witte de With, dit jaar op 10, 11 en 12 september

Ben Kruisdijk

Jaring Dürst Britt, Mark Troost

Een kolossaal atelier op slechts vier minuten fietsen van het station, een gemeente die hem vliegtickets naar Chicago fourneert om aldaar aan een tentoonstelling deel te nemen en de kortste treinafstand vanuit Nederland naar Berlijn. Ben Kruisdijk (1981) is zeer content met zijn woon- en werkplaats Enschede.

Na zijn afstuderen aan de ArtEZ in 2005 vertrok hij naar Amsterdam, verbleef in 2007 een half jaar als artist-in-residence in het vlak over de grens gelegen Schloss Ringenberg en besloot datzelfde jaar terug te keren naar de stad waar hij zijn opleiding genoot. Hij woont er nu drie jaar samen met Conny Kuilboer (1976), eveneens kunstenaar. Samen met haar vormt hij een kunstenaarsduo dat onder de naam Kruisdijk/Kuilboer projecten realiseert die hun individuele praktijk overstijgen. Veelal zijn dit installaties waarmee ze commentaar leveren op de positie van jonge kunstenaars in de internationale kunstwereld. Vorig jaar verkeerden ze veel in het buitenland, zowel in het kader van hun gezamenlijke als ook van hun individuele werk.

“Maar nu richten we ons een jaartje op onze eigen dingen”, zegt Kruisdijk, die het beste als tekenaar is te omschrijven. Eentje die zich bedient van een beeldtaal waarin hij zaken bijeen brengt die logischerwijs niet bij elkaar horen, maar die hij toch als een aannemelijke combinatie weet te presenteren. Vaak plaatst hij twee verschillende motieven bij elkaar, of geeft hij hetzelfde onderwerp op verschillende wijzen weer: natuurgetrouw naast schematisch naast cartoonesk, waarbij hij figuratieve en abstracte elementen met elkaar combineert. Het menselijk lichaam duikt op in de vorm van botten, gewrichten en handen, de natuur keert veelvuldig terug in de vorm van bladeren, vruchten en dieren, zaken die gekenmerkt worden door beweging en groeiprocessen. Het gebruik van tekst in verschillende lettertypes heeft eveneens een plek binnen zijn picturale lexicon. Zijn idioom appelleert af en toe aan kinderlijke knutselarij, wanneer hij zijn werk presenteert als kleurplaat, poëziealbumplaatje, kruiswoordpuzzel of als een beeld dat de kijker zelf af dient te maken door genummerde puntjes met elkaar te verbinden. “Daarmee wil ik mensen ertoe aanzetten om hun eigen referentiekader op de tekeningen los te laten. Ze dienen er deels zelf invulling en betekenis aan te geven”, aldus Kruisdijk.

Kruisdijk is echter geen tekenaar in de traditionele zin van het woord. Ten tijde van zijn afstuderen wilde hij als ambitieuze jonge kunstenaar met materiaal werken waarvan hij dacht dat hij het nooit te pakken zou kunnen krijgen. “Op een gegeven moment kwamen gebruikte röntgenfoto’s bij me op: die zouden met al die medisch-ethische gedragscodes wel nooit het ziekenhuis mogen verlaten, zo leek me. Bleken die dingen toch vrij makkelijk te verkrijgen. Eerst via een arts uit het ziekenhuis, later kreeg ik ze ook aangeleverd via een dierenarts en een tandheelkundige.” De afbeeldingen die hij erin krast, gaan een relatie aan met bijvoorbeeld een ribbenkast of een ellepijp die op de foto zichtbaar zijn. Omdat twee jaar geleden in Nederland de regels op grond van privacywetgeving alsnog werden aangescherpt, wilde hij er eigenlijk mee stoppen. Daarbij was hij ook bang om als ‘die röntgenjongen’ door het leven te gaan. Kruisdijk werd namelijk al vrij snel gevraagd om
met deze atypische tekeningen deel te nemen aan tentoonstellingen, waarbij hij vaak met meerdere röntgentekeningen een muurinstallatie maakte. “Het vormde in het begin van mijn carrière een mooie ingang om deel te kunnen nemen aan exposities, maar ik kreeg het idee dat het de odd one out binnen mijn oeuvre begon te worden. Totdat ik me onlangs realiseerde dat men mij zowel op basis van mijn reguliere tekeningen, de röntgenfoto’s en het werk dat voortvloeit uit mijn samenwerking met Conny benadert.”

Kruisdijk maakt in zijn werk bewust gebruik van iconografische bijklanken en kunsthistorische verwijzingen. Een vierkante kruiswoordpuzzel op zijn punt is onmiskenbaar een evocatie van Mondriaan. “Die verwijzing naar het modernisme komt door schilderijen van Malevich. Ik heb het idee dat ik daar iets beet heb: een combinatie van tegenstelling en helderheid, waardoor de boel gaat wringen. En daar ben ik eigenlijk altijd naar op zoek in mijn werk.” Kruisdijk doelt op een recente reeks collages, waarvan hij de geometrische vormen zaagt uit triplex en verft in heldere kleuren. Vervolgens brengt hij de vormen aan op geprepareerd en op maat gezaagd softboard, zodat het eindresultaat een bedrieglijk echte weergave van een hamertje tik creatie uit 1950 lijkt. Het zijn klassieke composities van de suprematistische schilder, waarbij de gaatjes die Kruisdijk in het board heeft geprikt de suggestie wekken van veelvuldig gebruik. Er lijken talloze combinaties van elementen te zijn uitgeprobeerd, maar de werken fluisteren tegelijkertijd dat ze de ideale en logische compositie zijn.

Ondanks zijn multimediale benaderingswijze voelt hij zich boven alles toch een tekenaar. “Ik voel me minder gemakkelijk met schilderen, werken met olieverf op doek brengt toch andere compositorische regels met zich mee. In een tekening kunnen bepaalde elementen vrij makkelijk in het niets zweven zonder dat het fout aanvoelt.” Wel heeft hij zich de afgelopen jaren enigszins ‘overtekend’. Na tijdenlang een tekening per dag te hebben geproduceerd, lijkt zijn bron op tekengebied wat te zijn opgedroogd. “Voor dit moment althans. Ik zag die doorlopende reeks tekeningen van hetzelfde formaat toch als de ruggengraat van mijn oeuvre. Ik heb lang opgekeken tegen kunstenaars als Marcel van Eeden en Mark Manders die alles wat ze doen op een logische manier binnen een overkoepelende structuur kunnen plaatsen, maar daar begin ik langzaamaan vanaf te stappen. Ik denk nu dat ik die seriële
kapstok los kan laten.”

Het werk van Ben Kruisdijk is te zien bij Galerie Clement, Amsterdam t/m 3 oktober 2010.

Een andere tijdsschaal

Lynne van Rhijn
Erik Wesselo, BURNING UP (1998) courtesy Annet Gelink Gallery

Wie dit jaar op Art Amsterdam was kon daar Backward van Erik Wesselo zien, waarin de kunstenaar achterstevoren gezeten paardrijdt. Annet Gelink Gallery toonde deze film uit 1996 samen met nieuw werk, waaronder de fotoserie Indian garden. In de tijd tussen Backward en de recente foto’s liet Wesselo zich op film onder andere aan een draaiende molenwiek vastbinden (Düffels möll, 1997) stak zijn haar in brand (Burning up, 1998) en liet hij love op zijn hand tatoeëren (Love, 1998). In het Van Abbemuseum was in 2003 de fotoserie Forest time te zien, een serie uitvergrote polaroids van landschappen – op het eerste gezicht een groot verschil met zijn op onder andere Chris Burden geïnspireerde acties. Vanuit zijn huidige woonplaats in India vertelt Wesselo over zijn interesses en legt hij uit hoe zijn recente werk minder van het eerdere afwijkt dan je misschien zou denken.

Hoe woon je daar in Tamil Nadu? Neem je deel aan de lokale kunstwereld? En: wat doe je daar?
Sinds ik in het tropische bos in India woon leef ik meer in het heden. Het is hier moeilijker om dingen te plannen. Twee dagen per week werk ik met bomen. Ik plant jonge bomen, onderhoud de oudere en verzorg het bos.

Kun je iets vertellen over de ontwikkeling in je werk? Er lijkt best wel wat veranderd tussen de performances en ‘actiefilms’ en het meer serene dat eigen is aan natuurfoto’s – hoe zie je dat?
Ik probeer niet echt een ‘mooie’ foto te maken. Ik denk niet dat natuurfoto’s per definitie sereen zijn, net zo min als de natuur altijd sereen is. Dit wordt vaak zo gezien vanuit een stedelijk oogpunt. Wonen in een tropisch bos confronteert je met constante verjonging en dood. Natuur is altijd tegelijkertijd in gevecht en in liefde met zichzelf. Natuur zoals wij haar zien lijkt sereen, maar dat is alleen maar omdat we er vanuit een bepaald moment naar kijken, vanuit ons eigen tijdsbesef, waardoor ze stil lijkt te staan. Alleen de wind en de golven maken de beweging. Maar wanneer je het vanuit het oogpunt van de natuur zelf bekijkt staat deze nooit stil. Ze ontwikkelt zich en beweegt zich in tijd en ruimte, maar in een andere tijdschaal dan de onze. De boom is een kracht die verticaal oprijst vanuit de aarde naar de lucht om in het voorbijgaan de mens slechts te passeren. Hij is de wachter van een tijd die nimmer de onze zal zijn.

Tijd heeft altijd een belangrijke rol gespeeld binnen mijn werk. Zo zijn de meeste van mijn films niet in real time gedraaid, ook al valt het je soms niet op. Backward is gedraaid op 75 beelden per seconde, waardoor je meer geconcentreerd naar de beweging kijkt. De ruiter zit achterstevoren op zijn paard, kijkend naar het verleden met zijn rug naar de toekomst gekeerd. De beweging van de camera kan ook een tijdsindicatie aangeven, zoals in Düffels möll, waarin de camera gelijktijdig roteert met de beweging van de molen. In She did it again is het laatste shot omgekeerd, waardoor de persoon uit het beeld stapt, in plaats van erin. Wat in eerste instantie natuurlijk lijkt, roept een vervreemdend effect op. Burning up is gedraaid in slowmotion, waardoor de tijd is verlengd. Ieder beeld vraagt om zijn eigen lengte en tijdsduur.

Ik las ergens dat je twee meest bekende films, Backward en Düffels möll, een poging zijn om je tot het landschap te verhouden. Nu lijkt het mij dat je tijdens dat soort acties meer bezig bent met je eigen lichaam (angst, misselijkheid) dan met het landschap. Kun je hier iets over vertellen?
Bij mijn meer fysieke films ben ik in tegenstelling tot wat je zou denken niet zozeer bezig met mijn eigen lichaam. Het lichaam schakelt zichzelf ‘uit’ en de ‘actie’ wordt meer een oefening in mentale concentratie. Tijdens het maken van mijn films en mijn polaroids bevond ik mij meestal onderbewust in een meditatieve staat. Sinds ik in India woon heb ik dit leren herkennen. Het is niet zo dat je je dan afsluit voor je omgeving maar meer dat je totaal bewust bent van hetgeen je ‘ziet’.

Het landschap is voor mij een belangrijk element: ik probeer het te begrijpen of er in op te gaan. Omgeven door landschap en natuur ben ik in staat om mezelf te ’transporteren’ naar een andere ’tijd’. Anders dan omgeven met mensen of architectuur, kan ik in het landschap mijn werkelijke schaal voelen. Het landschap zet je altijd neer op de plaats die je op dat moment inneemt.

Waar werk je momenteel aan? Maak je naast foto’s ook nog films?
Op dit moment ben ik bezig een lange film te maken in opdracht van het Havenbedrijf Rotterdam over het aanleggen van Maasvlakte 2. In het kort zal de film gaan over het verdwijnen en het ontstaan van land. Naast Rotterdam speelt de film zich af op diverse locaties, onder meer in India. De andere twee locaties wil ik nog even voor me houden zolang er nog niets op celluloid staat. Ook ben ik aan het filmen in Rameshwaram, een schiereiland in Tamil Nadu. Deze plek straalt een specifiek gevoel van verdwijning uit. Het is moeilijk om deze ruimte te definiëren in schaal, maar ook om zijn geschiedenis en bestemming te bepalen. Zowel in Rotterdam als in Rameshwaram krijg je een gevoel van oneindigheid en vergankelijkheid. De ruimtes lijken enorm, ofschoon het beide twee smalle stroken land zijn die verdwijnen in en begrensd zijn door de zee. Soms vertelt alleen het licht, de lucht of een door de mens gemaakt object iets over waar je bent. Als alles volgens plan verloopt zal de film eind 2011 in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam te zien zijn.

Je bent enkele jaren geleden ook begonnen met tekenen?
Het tekenen is een aantal jaren geleden een beetje uit nood geboren. Soms had ik een afbeelding nodig van iets waar nog geen beeld van bestond, bijvoorbeeld voor een uitnodiging van een film die nog niet af was (Olie, 2000). De tekeningen die je in de publicatie 56 Beaver St. (Rotterdam: Episode Publishers, 2006) kunt zien zijn van polaroids die ik heb weggegeven of kwijt ben geraakt. Het is pas zeer recent dat ik er meer waarde aan ben gaan hechten. Tijdens het maken van de film Los cojones del diablo in 2006 kon ik maar niet dichterbij mijn onderwerp komen. Ik heb twee maanden om die berg heen gedraaid; dat frustreerde op een bepaald moment zó erg dat ik maar besloot om er een aantal tekeningen van te maken. Ik heb ze voor het eerst laten zien bij Annet Gelink Gallery, tijdens Art Amsterdam.

Nu zijn de tekeningen vaak herinneringen van fotografische beelden die ik om de meest uiteenlopende redenen niet heb kunnen maken – bijvoorbeeld omdat de film op was – maar die dan toch in je hoofd blijven rondspoken.

Over Indian garden – wat wil je uitdrukken met deze foto’s? Gaat het om het overdragen van de sfeer op die bepaalde plek? Of om het moment? Een pakkend beeld of meer een idee?
Toen ik begon met het maken van polaroids dienden deze meestal als vooronderzoek voor een te maken film, als een soort van storyboard of locatieonderzoek. Na verloop van tijd zijn ze meer een eigen leven gaan leiden. Indian garden is een project dat nog niet af is. Wat er tot nu toe te zien geweest is zijn negen uitvergrote polaroids, maar het bestaat uit meerdere foto’s en korte super8 films. De foto’s en films zijn gemaakt in een radius van vijf kilometer rond waar ik woon. Op één van de polaroids is een vlinder te zien, ogenschijnlijk in volle vlucht, maar als je goed kijkt zie je dat hij aan een draadje hangt van een spinnenweb, met een halve vleugel reeds aangevreten. Op een andere afbeelding zien we een plastic zak aan een tak geknopt. Die tak is de luchtwortel van de banyan tree (bodhiboom, red) die hier heilig is. In de zak zit de placenta van een koe. Uiteindelijk gaat deze luchtwortel misschien wel met placenta en al weer de grond in om daar een nieuwe stam te ontwikkelen. Dit zijn onder andere de dingen die me op dit moment fascineren. Misschien wordt dit wel de tuin waar alles samenkomt.

Erik Wesselo, CADAQUES (2006) courtesy Annet Gelink Gallery
Erik Wesselo, INDIAN GARDEN (2009) courtesy Annet Gelink Gallery

WORM neemt een voorschot op hun aanstaande verhuizing naar de Witte de Withstraat met een politiek getinte en sterk Oostenrijks georiënteerde bijdrage aan het festival. In samenwerking met het Chabotmuseum presenteert WORM aldaar de migratiepolitiekkritische manifestatie ASYLABWEHRAM, met het subversieve mediakunstduo Ubermorgen.com. In de nieuwe locatie van WORM aan de Witte de Withstraat wordt het thema VINDOBONA: the dark side of Vienna, uitgewerkt met onder meer films van de in Linz geboren Valie Export en een workshop ‘How to build your own DIY sextoys’ verzorgt door Kyle Machulis van het Weense activistische hackerscollectief Monochrom.

Festival De wereld van Witte de With
10-12 september 2010

Witte de Withstraat en Museumpark, Rotterdam

Afmattende illusies

Marjolein Geraedts
David Schnell, SCHATTEN (2009)

Wat hebben het computerspel Halo 3 en het werk van Monet met elkaar gemeen? In eerste instantie helemaal niets, maar de Duitse schilder David Schnell (1971) heeft het impressionisme en de gestileerde beeldtaal van computergames op een verrassende wijze samengebracht in zijn werk dat momenteel te zien is in de overzichtstentoonstelling Stunde.

Dat Schnell gestudeerd heeft aan de Hochschule fur Grafik und Buchkunst is duidelijk zichtbaar. Deze legendarische kunstacademie in Leipzig staat bekend om haar traditionele opleiding waarin figuratie en technische vaardigheid centraal staan. Schnell behoort tot de derde generatie kunstenaars aan de HGB die onder de naam Neue Leipziger Schule internationaal doorbraken in 2003. De tentoonstelling Kunst in der DDR in de Berlijnse Neue Nationalgalerie in datzelfde jaar was een ongekend succes. Het werk van deze kunstenaars maakt gevoelens van ostalgie los, heimwee naar het dagelijks leven in het voormalige Oost-Duitsland.

Deze weemoed is goed voelbaar in de geschilderde landschappen van Schnell. Lange rijen naaldbomen, kleurige bloesems en blauwe luchten worden wakker geschud uit een lange slaap. Vreemde objecten vliegen met duizelingwekkende snelheid door het landschap. In sommige werken lijken deze dynamische elementen op explosies en architecturale structuren, terwijl een werk als Hof refereert aan een shooter game met gevaarlijke hindernissen. Overwoekerde zwarte panelen domineren de natuur, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de hedendaagse maatschappij het oorspronkelijke landschap steeds meer inneemt. Hoe zag het er hier vroeger uit? Schnell schetst een donker, depressief beeld van deze veranderingen.

Iets recentere werken zoals Schatten en Umweg uit 2009 zijn door hun dromerige sfeer veel optimistischer van aard. Hoewel ook in Umweg allerlei vreemde vormen door het idyllische landschap vliegen, zijn beide werken ver verwijderd van het agressieve geweld dat Hof beheerst. Felle kleuren, bloesems en enkele streepjes strakblauwe hemel lonken uitnodigend.

In schilderijen als Schatten en Umweg is de invloed van het impressionisme goed zichtbaar, door de transparante en vluchtig geschilderde vormen die pas te onderscheiden zijn als er enige afstand tot het werk wordt genomen. Dat Schnell ook is beïnvloed door andere periodes uit de kunstgeschiedenis laat zijn extreme gebruik van perspectief duidelijk zien. Wie de werken van schilders uit de Renaissance zoals Masaccio en Uccello kent, zal hierin overeenkomsten zien met vrijwel alle werken van Schnell. Je wordt het werk ingezogen. Maar waar die wereld ons bij Masaccio naar bekende personages leidt, kom je bij Schnell terecht in een soort van niemandsland, want er is geen verhaal. Dit wordt goed duidelijk in een werk als Eingang, waarin je van links naar rechts wordt gestuurd, en ondertussen dunne, geometrische elementen tegenkomt die als hindernissen in de weg staan.

Deze hindernissen werken als metafoor voor ostalgie. Het landschap met zijn vertrouwde industriële levensaders is voorgoed veranderd in een nietszeggend gebied vol lelijke nieuwbouw. Bewoners van de voormalige DDR worden meegzogen in de snel veranderende, westerse maatschappij. Terecht stellen zij zich de vraag of ze dat wel willen. Want waar kom je terecht als je je overgeeft aan de stroom en de tijd voorbij raast en niks bij het oude blijft? De dubbele gevoelens over de versplinterde DDR maken van Stunde een boeiende ontdekkingstocht. Maar het extreme perspectief en de suizende snelheden krijgen na verloop van tijd een dwingend karakter. Na het zien van enkele werken lijk je als kijker gedrukt in een bepaald patroon. Schnells vormen worden dan repeterend en helaas ook forcerend.

STUNDE
David Schnell

t/m 7 november
GEM, museum voor actuele kunst
Stadhouderslaan 43, Den Haag

David Schnell, HOF (detail), 2008
David Schnell, EINGANG (2007)

Genoeg van kamperen? De aanblik van de Vertical Camping van Leonard van Munster zal je zeker genoegen doen. De tentoonstelling Open Your Eyes neemt tijdelijk beslag van het leegstaande pand aan de Schoutenstraat 13 in Utrecht. Elf kunstenaars, waarvan enkelen net afgestudeerd aan de HKU, bijeengebracht door Jans Muskee, zullen in (en aan) het pand worden getoond.

Initiatiefnemers zijn Mo Representing Art, Galerie 10 en Foundation Blue Episode, die samen leegstaande panden in Utrecht tijdelijk onder de hoede nemen.

OPEN YOUR EYES
Heddy-John Appeldoorn, Eduard Bezembinder, Siebe de Boer, Malou Cohen, Marian Habets, Yotka Jotka Kroeze, Leonard van Munster, Jan Muskee, Dieuwke Spaans, Mitzie Versteeg, Eline Wessels en Astrid Willems

4 september t/m 10 oktober
Foundation Blue Episode
Schoutenstraat 13, Utrecht

Vlak buiten Leerdam ligt Asperen. Vlak buiten Asperen ligt een een fort. Dit fort, onderdeel van de Nieuwe Hollandse waterlinie, opent sinds eind jaren tachtig vier maanden in het jaar zijn deuren om zichzelf en de kunst die er op dat moment gehuisvest is te laten zien. Waar vorig jaar Ben van Berkel en Caroline Bos in het fort hun tentoonstelling Retreat toonden, stelde designplatform Tuttobene dit jaar de eerste editie samen van een nieuwe designbiënnale in het fort, getiteld DNKTNK, ofwel denktank. Het werk wordt gepresenteerd als ‘design van de toekomst’. Toch lijkt het alsof de ontwerpers zelf juist heel terughoudend zijn over de manifestatie van hun ontwerp in de toekomst.

Tuttobene wil met DNKTNK vooral het ontwerpproces uit de doeken doen dat aan de hedendaagse ontwerppraktijk ten grondslag ligt, want juist in dat proces ligt het engagement van de ontwerper verborgen. Van elke designer zijn meerdere zalen met werk ingericht. Hierin krijg je verschillende stadia van een proces te zien of verschillende voorbeelden van een concept. Aangevuld met de projectie van een gesprek tussen David Heldt (Tuttobene) en de betreffende ontwerper, geven deze presentaties een vrij compleet beeld van wat de designer met zijn of haar werk wil bereiken.

Drie duistere fortkamers tonen de bezoeker het conceptuele werk van Joana Meroz en Stefaan Vervoort. De mensgrote, minimalististische L-vormige sculpturen van Robert Morris’ Untitled (L-beams) uit 1965 benaderden ze als drie variaties van een stoel. Hun enige ingreep is elke L-vorm van een kussentje voorzien. Eigenlijk kan iedereen een designstoel maken. Althans, dat is de conclusie die hier voor de hand ligt. Meroz en Vervoort verkennen met hun werk echter de consumptiemaatschappij en de rol van vormgeving daarin. In de derde zaal tonen de ontwerpers hun werk verpakt in dozen en in serie opgesteld op een stel pallets. De muren zijn dan wel niet blauw en geel geschilderd, het uiterlijk van de etiketten verwijst onmiskenbaar naar de Zweedse meubelgigant. De toon is gezet: de vraag is hoe ontwerpers om moeten gaan met massaproductie en duurzaamheid. Het meest duurzame ontwerp, zo benadrukken de ontwerpers in het bijbehorende interview, is waarschijnlijk helemaal geen ontwerp.

Hedendaagse designers reageren volgens de tentoonstellingsmakers op de economische en ecologische zorgen van dit moment met een vormtaal die context zichtbaar maakt. Dit is ook terug te zien in de tentoonstelling. De bijbehorende context wordt duidelijk in persoonlijke verhalen bij gebruiksvoorwerpen die vervolgens worden omgevormd tot antropomorfe objecten (Nikola Nikolov). Of wanneer de vormtaal van oude culturele gewoontes wordt gecombineerd met een nieuwe situatie van bijvoorbeeld immigranten (Lotte van Laatum).

De ontwerper kan de consument deelgenoot maken van het productieproces. Via korte wegen tussen herkomst van de materialen en het product en korte wegen tussen product en gebruiker. Het zijn populaire tactieken om de consument bewust te maken van wat een product nu eigenlijk is, behalve een mooi of handig object. De relatie van de gebruiker met de herkomst van een product is ook de leidraad in het werk van Christien Meindertsma (1980). Hoewel er aardig wat schapen rondlopen in Nederland wordt de voor de Nederlandse productie gebruikte wol veelal geïmporteerd. Meindertsma ging dichterbij op zoek naar wol. De meeste schapen in ons land worden voor het vlees gehouden. Het scheren van hun vlezige schapenlijfjes kost meer dan dat de wol opbrengt. Dit stimuleerde Meindertsma om eens uit te zoeken hoeveel handige producten een Nederlands schaap nu eigenlijk op zou kunnen leveren. Uit schapenpoep kan bijvoorbeeld papier gemaakt worden. Maar hoeveel vierkante meter weiland moet een schaap eigenlijk leegeten om genoeg mest te produceren voor een A4-tje? ‘Ik denk dat mensen steeds meer oprecht geïnteresseerd raken in waar dingen vandaar komen, maar het is moeilijk om er iets mee te doen, als consument.’ Bij Meindertsma is de herkomst bepalend geworden voor het ontwerp.

Voor de tentoonstelling DNKTNK als geheel in Fort Asperen is herkomst ook bepalend geworden. Hoewel het een uitstekend streven is om niet alleen het eindproduct van de ontwerper maar ook de weg daar naartoe te tonen, zijn ontwerpwerkwijzen lastig over te brengen. De beweegredenen van elke designer worden prachtig geïllustreerd door de veelal sterk opgestelde objecten, maar de verschillende strategieën van de ontwerpers lopen te ver uiteen om te spreken van een nieuwe werkwijze in het algemeen. En een beeld van het ontwerp van de toekomst krijgt de bezoeker na een bezoek aan DNKTNK al helemaal niet. Maar dat klopt wel, want een terughoudend, blanco toekomstbeeld is wellicht juist heel hedendaags.

DNKTNK
Ontwerpers van vandaag, design van de toekomst
Anke Bernotat, Lotte van Laatum, Christien Meindertsma, Joana Meroz, Nikola Nikolov, Damian O’Sullivan, Bo Reudler, Celia Sluijter, Stefaan Vervoort, Arnout Visser

t/m 30 september
KunstFort Asperen
Langedijk 60, Acquoy
www.kunstfortasperen.nl

GOGBOT is het grootste multimedia- en kunstfestival in Nederland. Ruim tweehonderd kunstenaars, muzikanten, schrijvers, ontwerpers en denkers vinden er een platform voor presentatie. Bijzonder is dat een groot deel van het festival plaatsvindt in het centrum van de stad Enschede en gratis toegankelijk is voor publiek. In 2009 had GOGBOT als thema Atompunk, een concept ontwikkeld door sciencefictionschrijver Bruce Sterling. Atompunk greep terug op de periode 1945-1965, het begin van het atoomtijdperk. Tijdens GOGBOT was hedendaags werk te zien waarin de Koude Oorlog, communistische paranoia, de wapenwedloop, maar ook nostalgie centraal stonden.

GOGBOT
9 t/m 12 september 2010
Verschillende locaties, Enschede

Levi van Veluw, LANDSCAPE III (2008)

De film Een groen woud. Gezicht van een gebied van Aram Voermans (1981) / Apvis zet de toon voor Landkunst 2010. Maagdelijke herfstlandschappen zijn gefilmd vanuit een luchtballon. De film – in splitscreen – toont niet alleen deze ongerepte natuur, maar ook keurige rijen villa’s, graven op het kerkhof, wielrenners, grote veehouderijen en precies afgemeten hompen vlees in de supermarkt. In de parochie van Moergestel wordt het lichaam van Christus in perfect ronde hosties op de tongen van de kerkgangers gelegd. De kelder en tevens garage van het gebouw van bkkc, brabants kenniscentrum kunst en cultuur, op de Spoorlaan 21 in Tilburg dient als filmzaal. Net als het publiek in de ban raakt van natuurbeelden en vrolijk fluitende vogels, start er een paar meter verderop in de garage een auto en zit de toeschouwer enkele minuten in CO2-dampen. Het kon niet toepasselijker, want behalve de natuur toont Voermans in zijn film ook menselijke ingrepen, zoals strak aangeharkte achtertuintjes. Ook natuur is cultuur geworden voor de vrijetijds-consumerende mens en kan in hapklare eenheden genuttigd worden.

Het landschap van Het Groene Woud, de driehoek tussen Tilburg, Eindhoven en ‘s-Hertogenbosch, is zowel onderwerp als locatie voor de zomermanifestatie Landkunst 2010. Het natuurgebied van 35.000 hectare is in 2005 uitgeroepen tot Nationaal Landschap en is volgens de makers van de folder van Landkunst 2010 een ‘ongekende mix van natuur, cultuur en vermaak.’ Geschikt voor vermoeide forenzen, dagjesmensen en natuurliefhebbers om er even uit te zijn. Initiator voor Landkunst 2010 is het bkkc, dat voor deze zomermanifestatie zijn krachten bundelt met enkele andere organisaties. Er is een divers programma samengesteld waarin alle kunstdisciplines een eerlijk aandeel hebben. Een zomeruniversiteit biedt de nodige intellectuele verpozing. Het tweeledige startschot vond plaats in het weekend van 11 en 12 juni. Met de fototentoonstelling LAND opende op vrijdag 11 juni het gedeelte in de stad, in de expositieruimte van het bkkc. De opening ‘in de natuur’ vond de dag erop plaats op Landgoed Velder in Liempde.

Behalve het werk van Voermans bestaat de expositie in het bkkc uit foto’s van Wout Berger (1941), Paul Bogaers (1961), L.J.A.D. Creyghton (1954), Gerco de Ruijter (1961) en Levi van Veluw (1985). Een gedicht van Serge van Duijnhoven (1970) dat hij schreef bij een beeld van Creyghton is een prachtige verwoording van de overkoepelende thematiek van de expositie:
(…) Ons leven als het nieuwe land, de grond waarin het graan / nog met de hand wordt uitgezaaid. De haren op ons hoofd / zijn als het riet op de daken. Onze huid is als het barstig / leem van onze stulp. Ons vel schuurt over opgejaagde botten. / Onze stem roept op zijn mooist om hulp. Wat we zoeken / is rust, asiel in eeuwigheid. (…)

In de portretten van Van Veluw uit de serie Landscapes overwoekert de natuur, net als in het gedicht, de mens. Mossen en andere begroeiing nemen bezit van het hoofd en de schouders. Eist de natuur onze verlichte geest weer op nadat we hem eeuwenlang hebben gebruikt voor het boeken van technologische vooruitgang? Het werk van Berger toont de natuur van heel dichtbij, waardoor de organismen hun schoonheid onthullen. Maar schijn bedriegt, want deze natuur moet opboksen tegen vervuiling. De eens witte bloemen in Grave zijn een teken aan de wand: de natuur heeft hier de veldslag verloren. Op de foto’s van De Ruijter is de natuur keurig aangeharkt. Het machinaal geploegde akkerland lijkt vanuit de lucht wel een abstract schilderij van Frank Stella. Is dit nog natuur?

Als onderdeel van Landkunst 2010 zijn ook kunstwerken in de buitenlucht te bewonderen. Verspreid over het gebied zijn onder andere het Boomkompas van Mariëlle Lapidaire (1964), het Observatorium van Frank Havermans (1967) en Forward Backwards van Wineke Gartz (1968) te zien. Deze kunstenaars wonen en werken in de regio en hebben als zodanig affiniteit met het gebied. Het werk van Lapidaire bestaat uit een achtpotig kompas waarin elke windrichting verbonden is met een seizoen en boomsoort. In het midden van het kompas staat de eik, met daaromheen een bank waarop de eigenschappen van de boomtypen beschreven staan. Zo kunnen bezoekers zich identificeren met een boom uit het kompas. Is dit creatieve idee ook echt een toevoeging aan het landschap?

De opening op Landgoed Velder in Liempde was het startschot voor de zomeractiviteiten. Margriet Kemper, artistiek leider van Landkunst 2010, Helmer Wieringa, projectleider van Euro Land Art, en Steffen Maas, grafisch vormgever, verwoordden het uitgangspunt van de manifestatie: land en kunst komen samen in Het Groene Woud, want de dialoog tussen natuur en de cultuur vindt hier voortdurend plaats. Volgens de teksten van Maas, die tijdens de opening in een geruïneerde plantenkas waren geplaatst, speelt kunst de rol van katalysator tussen cultuur en natuur, ze zet aan tot denken en relativeert de stereotypen van stad en land.

De vraag is of een programma van bijeen geraapte activiteiten en kunst zonder heldere statements omtrent de natuur ook echt zal zorgen voor nieuwe belevingen van het landschap. Het gezelligheidsgehalte lijkt erg hoog. Deze manifestatie is een prachtige gelegenheid om een kritische noot te plaatsen bij de cultivering van het Nederlandse landschap, waar voor elke vierkante kilometer een bestemmingsplan is uitgetekend. De kunst in het programma van Landkunst 2010 is gebleven bij een illustratie in een natuurgebied dat vooral bedoeld is voor toerisme. Grote gebaren die zowel de dialoog als de botsing tussen natuur en cultuur blootleggen zijn er niet te vinden.

LANDKUNST 2010
Aram Voermans, Paul Bogaers, Gerco de Ruijter, Mariëlle Lapidaire, Wineke Gartz, e.a.
t/m 5 september 2010

brabants kenniscentrum kunst en cultuur i.s.m. Euro Land Art, Streekraad Het
Groene Woud, De Meierij, Streekfestival Het Groene Woud
Spoorlaan 21 i-k, Tilburg

Levi van Veluw, LANDSCAPE IV (2008), beide afbeeldingen courtesy Ron Mandos
Wout Berger, GRAVE (2007)
Wout Berger, DITCH (2005)
Wout Berger, HABITAT (2007)

Ego #05

Basje Boer
Bjarne Melgaard/Rod Bianco, UNTITLED (2010)

Voor de expositie Super Normal, nu te zien in De Appel, leefde de Australische kunstenaar Bjarne Melgaard zich in in het fictieve personage Rod Bianco.

De hoofdmoot van Super Normal bestaat uit fotorealistische schilderijen waarop een paar onderwerpen terugkeren, waaronder kindsoldaten, de gewelddadige Afro-Amerikaanse Black Panthers, negentiende-eeuwse schilderkunst, rapper Kurtis Blow en dansvormen uit de New Yorkse homoscene van de jaren ’80, zoals Vogue.

De schilderijen zijn vervaardigd door Melgaards assistenten. Zelf heeft hij de doeken overdekt met lijntekeningen en provocerende teksten, als ware het graffiti. Ik noteerde: Jesus is the / love who ask / you to just be / a filthy dirty / fucked up human / cuz he gets it / he loves you for what / you are not. Het is veruit de aardigste tekst die ertussen zit want over het algemeen gaat het om zinnen die op een veel plattere manier aanstootgevend proberen te zijn.

De teksten lijken een formele vorm van provocatie en roepen daardoor geen emoties op – ook geen aversie of verontwaardiging. Zoals ‘Just wanted a black dick up my ass’: het zijn zijn de woorden van een vermoeide provocateur die voor de vorm nog eens met wat grove termen gooit. Ik kan me zo voorstellen dat dat precies is wat Melgaard voor ogen had, maar de vermoeidheid van zijn provocateur (Rod Bianco misschien?) slaat over op zijn publiek: het werkt slaapverwekkend.

Wel interessant is een andere zaal van de tentoonstelling. Hier hangen acht doeken, door Melgaards assistenten in dezelfde fotorealistische stijl geschilderd als het voorgaande. Dit keer is Melgaard zelf afgebeeld. We zien hoe hij door zijn atelier in Barcelona kuiert, omringd door onaffe schilderijen, bergen met verfspullen, afval. De dikke kunstenaar lijkt beschonken of beneveld, wandelt doelloos rond, soms zelfs over een doek heen, maar wat hij ook doet, aan het werk is hij in ieder geval niet. Het maakt de serie tot een interessante parodie op de eeuwenoude traditie van het zelfportret van de kunstenaar, aan het werk in zijn atelier. Niet alleen laten deze schilderijen een kunstenaar zien die geenszins aan het werk is, de doeken zelf zijn niet eens door de kunstenaar vervaardigd. Melgaard levert daarmee het ultieme beeld van dat andere cliché: de zelfdestructieve, verslaafde kunstenaar die voorbij zijn inspiratie is. Liever maakt hij zijn leven tot een kunstwerk.

Maar er zit meer in de serie. Want speelt Melgaard de clichékunstenaar of is hij het echt? Is het wel Melgaard of is het één van zijn personages? Is hij dronken of veinst hij dronkenschap? Het ambivalente karakter van deze serie intrigeert veel meer dan de zoektocht naar personage Rod Bianco in het overige werk van Super Normal. Dan zie ik liever Bjarne Melgaard zelf.

SUPER NORMAL
Bjarne Melgaard/Rod Bianco
t/m 5 september 2010

De Appel Boys’ School
Eerste Jacob van Campenstraat 59, Amsterdam