Ballet van Liefde

Freek Lomme

‘De dingen. Hoe treurig zijn de dingen, onnadrukkelijk beschouwd’. – Carlos Drummond de Andrade, uit het gedicht De bloem en de walging.

Het verhalen over liefde neigt vaak tot uiterlijk vertoon, onnadrukkelijk beschouwd. De Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade (1902—1987) bespreekt de fysieke kanten van de liefde, zonder pornografische lusten te etaleren. ‘Ziel, verlangen, vulva en lid’, in de woorden van Drummond. Heddy Honigmann raakte geïnspireerd door zijn erotische bundel O Amor Natural. In haar gelijknamige documentaire legt ze deze gedichten aan Brazilianen voor. Ontluisterend is de spontaniteit waarmee men op haar vragen ingaat. In de documentaire sleept het narratief van Drummond zijn lezer mee in een boeiende dialoog.

Twee vrouwen, waarschijnlijk moeder en dochter, zitten op het strand. Moeder draagt voor. Drummond doet haar verhalen van de liefde die buiten het bed tot daad komt. Dochter stimuleert moeder tot een persoonlijk relaas: eens, éénmaal, heeft ze met haar man deze liefde gekend. Ze waren buiten de stad, sliepen in een landhuis, en gingen wandelen. Op een rots is het gebeurd: het mooiste moment van haar leven. Is deze liefdesvertelling nu een overdraagbaar relaas? De expositie Over Liefde / On Love gebruikt de documentaire als inspiratie. Het liefdesrelaas is hier niet meer dialogisch, maar wordt een individueel, solitair relaas.

Tracy Emins vertellersstem beschrijft een hoerige jeugd waarin het vlees welig tierde. Seks was een simpel, makkelijk plezier en kon veel voorstellen. Leeftijd maakte niet uit: zij 13 en zij (de derden) een stuk ouder. Saskia Olde Wubbers presenteert beelden van een virtual theme park, met voice-over van haar hoofdpersoon: Louis uit Andalusië. Louis vindt Andalusië saai. Met een virtueel park revitaliseert hij het geheugen van de streek. Het publiek vond echter geen geheugen; er was geen sensatie van nostalgie. Zijn vrouw daarentegen vond dat niet erg. In de virtuele wereld vond zij een affaire, op basis van andermans herinneringen. Louis liet de hele toko dan ook aan haar en liet het gaan.

Liefde kent vele gezichten. Een filmer vraagt aan de man in beeld ‘Do you love me?’ Een antwoordt weerklinkt. Vervolgens tot dezelfde man: ‘Can I ask you one more question?’ ‘Yes.’ ‘Do you love me?’ Wederom weerklinkt een antwoord, telkens met andere stem. De stem komt echter niet van de man in beeld, die de woorden uit lijkt te spreken. De diverse antwoorden tonen de vele gezichten van de liefde.

Deze en andere films zijn te zien op een verhoging, op portable teeveetjes, omgeven door kussens. Susan Cianciolo heeft deze accommodatie kleur gegeven. De vloer is vrij expressief onder handen genomen, frivool hangt wat van haar mode aan de wand. Het maakt een dromerige, zwoele, lieflijke collage. In dit grafisch geheel kan de bezoeker vrij makkelijk opgaan. Een groot scherm neemt veel aandacht op. Surfers, een skater die zijn vriendin portretteert terwijl ze haar rokje omhoog houd en een schaamstreek presenteert. Geluid resoneert door de ruimte. Even verderop hangen foto’s van Martine Stig, waarop men klinisch, kleffe stellen ziet. Nadere informatie leert dat deze foto’s na de daad zijn genomen. Wim Delvoye toont een aantal, zo lijkt het, kusjes op hotelpapier. De titel van dit werk Anal Kiss suggereert wat anders.

Veel van het vertoonde werk verliest zich in banaliteiten die het respectabele onderwerp van de expositie, liefde, geen eer aan doen. De zithoek blijft een treurig ding, zeker gezien de volumineuze beelden en geluiden welke de integriteit, die Drummond voorstond en Honigmann inspireerde, tenietdoet. Liefde is, zo dichtte Drummond: ‘één, volmaakt in twee’. De expositie blijft echter solitair. Wellicht is dit de huidige positie van liefde… Seksualiteit neigt naar suffe controverse, liefde beleid men in stille passie. Trek uw liefdeslijn.

OVER LIEFDE / ON LOVE
Met o.a. Heddy Honigmann, Susan Cianciolo, Thomas Campbell, Wim Delvoye, Tracey Emin, Jesper Just, Adam Leech, Jacqueline Machado de Souza, Martine Stig

t/m 21 aug 2005, Museum het Domein, Kapittelstraat 6, Sittard

Vervormde logo’s en nietszeggende nieuwslezers sieren de entree van Seltsam.com, de tentoonstelling van het werk van Daniel Pflumm in het GEM, Den Haag. De ontwrichte mediabeelden kunnen ons maar niet duidelijk maken wat ze trachten te verkopen. Het samenspel van vaag herkenbare productlogo’s en CNN roepen de vraag op wat het publiek nu eigenlijk consumeert. Wat valt er aan betekenis in de beelden te herkennen? Of is het leeg, slechts een vermakelijk omhulsel?

Curator Roel Arkesteijn weerspiegelt in de samenstelling van de tentoonstelling Pflumms eigen aanpak; een dynamiek wordt gecreëerd tussen serieuze en speelse media. Deze ontstaat doordat de ene strategie die een objectieve waarheid lijkt te verkondigen, recht tegenover een strategie staat die de kijkers verbeelding prikkelt met glossyachtige lekkermakertjes. Het verschil tussen beide mediastrategieën wordt in zijn werk steeds kleiner: het wordt duidelijk dat beide vormen even sterk op het gevoel van de kijker spelen en hiermee de echte werkelijkheid versluieren. De videowerken, die in de opvolgende zalen te zien zijn, Europaïscher hof (2002) en Berlin (2004) geven deze dynamiek ook weer.

Vooral Berlin brengt de beide mediastrategieën tot een dialoog. De video begint met een beeld van een zwembad in een rivier. De baders dobberen wat in het rond en hebben geen enkel besef van de natuurlijke omgeving, er is alleen nog maar oog voor het artificiële bad. De natuur is niet meer van belang, enkel door mensenhanden geschapen producten zijn interessant. Slechts een hoek van het zwembad is in beeld en de kadrering geeft geen aanwijzing hoe groot het bad is, de mogelijkheden zijn eindeloos. De mensen begeven zich in een soort hyperrealiteit die de uitdrukking ‘the sky is the limit’ reflecteert. Berlin vervolgt als een aaneenschakeling van bizarre televisiebeelden die de hypocrisie van de consumptiemaatschappij weergeeft. Verveelde nieuwslezers, gefilmd enkele momenten voor uitzending, worden afgewisseld met up-tempo bierreclames. Geplaatst in de context van een tentoonstelling is deze combinatie confronterend, haast aanstootgevend, maar het gemak waarmee we in de huiskamer deze beelden tot ons nemen en moeiteloos kunnen schakelen tussen de rol van begane burger en hebberige consument wordt ontbloot.

Pflumm neemt de mechanismen van de media ernstig op de hak. Als outsider filmt hij een televisie-interview met een hoogwaardigheidsbekleder, die ondertussen zijn schoenen laat poetsen door iemand met een lage sociale status. Dit blijft echter grotendeels buiten het vizier van de camera die deze man registreert. Je wordt met je neus op de feiten gedrukt dat men alleen maar voor wáár aanneemt wat hem voorgeschoteld wordt. Alles wat de media níet laat zien, is daarmee ook niet echt. Het ogenschijnlijke absurdisme van een breakdancer die zijn kunstjes vertoont voor een dementerende paus, is niet gekker dan andere beelden die wij door het medium televisie voorgeschoteld krijgen.

Na de wirwar van reclame en verleiding komt Pflumms consumer heaven bij de winkel waar de toeschouwer eindelijk de kans krijgt de opgewekte koopzucht in daden om te zetten. Op gezette tijden worden T-shirts verkocht met vervormde logo’s. Deze komen bekend voor, maar het blijft moeilijk te bepalen van welk bestaand merk ze zijn afgeleid. De tentoonstellingbezoeker is immers ook maar consument. En ook nu schakelt de bezoeker moeiteloos tussen de rol van intellectueel museumgast naar kooplustige shopper. Dat de T-shirts gepresenteerd worden als collectors item – terwijl ze in het geheel niet bijzonder ogen – laat nog maar weer eens zien hoe makkelijk het is om iemand met holle praatjes over te halen. Barbara Krugers I shop therefore I am komt angstvallig dichtbij de realiteit.

Paris (2004) geeft het eindpunt aan van Seltsam.com. In deze installatie biedt de curator de bezoeker de gelegenheid tot rust te komen in een omgeving die het midden houdt tussen huiskamer en bioscoop. Voor een groot scherm kan de bezoeker zich in huiselijke banken nestelen en opnieuw een orkaan van mediabeelden tot zich nemen. Dit blijkt de ideale omgeving om deel te nemen aan een passieve vorm van participatie die de door de media gedomineerde maatschappij ons voorlegt. We worden omhuld door verleidelijke en aangrijpende beelden, we leven mee, maar op het moment dat we de zaal verlaten kunnen we het ook zo weer van ons afschudden.

Het oeuvre van Pflumm vormt een mooi veelomvattend geheel, waarbij hij op veel niveaus zijn kritiek uit. Het ontbreekt de werken echter aan individuele zeggingskracht om ze van elkaar te onderscheiden en los van elkaar te waarderen. De werken vormen een herhaling van elkaar, Pflumm maakt keer op keer hetzelfde statement zonder zijn kritiekveld te verbreden. Seltsam.com is compact genoeg om niet te vervelen, maar op grotere schaal loopt Pflumm het risico belerend over te komen. De onuitputtelijke herhaling van reclamemontage voegt op een gegeven moment niets meer toe en roept een ‘Ja, we weten het nou wel!-reactie’ op. Het blijft vermakelijk, maar verlamt de bewustwording van de toeschouwer. Het spraakmakende is er na enige tijd wel af, smaakmakend blijft het echter wel. Of worden we door Pflumms oeuvre nu net deze verlammende werking van de herhaling gewaar?

SELTSAM.COM, Daniel Pflumm, t/m 25 september 2005 (Het werk Paris t/m 3 oktober)

GEM, Stadhouderslaan 43, Den Haag

Wenswerelden

Nils van Beek

‘Wat ben je lelijk van dichtbij’. Zomaar een regel uit een Nederlands cabaretliedje, die mij door het hoofd schoot toen ik eens in de gelegenheid was een schilderij van Caspar David Friedricht in werkelijkheid te aanschouwen. Eindelijk kon ik me ook iets voorstellen bij een uitspraak van good old Diederik Kraaijpoel, de kunstenaar en pamflettist van wie recent in het Museum voor Moderne Kunst te Arnhem een overzichtstentoonstelling te zien was. Hij zei dat hij in zijn werk Friedrich nog probeert te overtreffen. En ere wie ere toekomt: Kraaijpoels schilderijen zijn ook van veraf niet te doen.

Niets ten nadele van de Romantiek overigens, die alleen al intrigeert door haar blijvende, zij het soms latente actualiteit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij opnieuw in ogenschouw wordt genomen, als oorsprong immers van moderne nationalistische sentimenten en van een spiritualiteit waarop het hedendaagse ‘ietsisme’ wonderwel aansluit; het was een periode waarin het fragmentarische, de angst en het verval opeens pittoresk werden gevonden. Met name de Duitse kunst is sindsdien, van Die Brücke tot Beuys, van de Romantiek doortrokken geweest.

Er is iets veranderd in de Duitse omgang met de eigen geschiedenis. Naast het na zestig jaar nog steeds diepgevoelde mea culpa blijkt er opeens plaats te zijn voor reflectie op het eigen oorlogsleed. Boeken over de zogenaamde Heimatvertriebenen of over de geallieerde bombardementen die elke stad van betekenis hebben getroffen, zoals Im Krebsgang van Günther Grass, worden massaal gelezen. De televisieprogramma’s van historicus Guido Knopp halen hoge kijkcijfers. Terwijl Amerikaanse bases werden gesloten, neemt de Bundeswehr deel aan internationale vredesoperaties.

In dit licht zou men misschien verwachten dat er onder de titel Wünschwelten. Neue Romantik in der Kunst der Gegenwart een revisie van de kunstgeschiedenis wordt ondernomen, temeer daar in de Kunsthalle gelijktijdig een overzichtstentoonstelling van de Nazareners is geprogrammeerd. De curatoren hebben echter de nadruk gelegd op het eerste deel van de titel. Het thema van de tentoonstelling voegt zich tenslotte naar het werk van de deelnemende kunstenaars, en niet andersom. Dat werk roept zonder uitzondering Romantische clichés in herinnering. Peter Doig schilderde met veel variatie een man in monnikspij, op de rug bezien in een landschap. De naakte vrouwen die Justine Kurland fotografeerde aan de oever van een rivier doen denken aan de mythische Rijndochters en de Lorelei. Er is echter een belangrijk verschil. Het sublieme, dat wat het menselijke bevattingsvermogen te boven gaat, is in de expositie niet in te ervaren. De getoonde wenswerelden zijn in de eerste plaats kunstmatig en daarmee volkomen aan de mens onderworpen, zoals de virtuele landschappen in computergames.

Jammer genoeg is er geen mediakunst in de tentoonstelling opgenomen. In het internationale rijtje kunstenaars hadden Saskia Olde Wolbers en Rob Johannesma bijvoorbeeld uitstekend gepast. Maar dat de schilderkunst het daartegen nog steeds niet af hoeft te leggen, bewijst wel Christian Ward. Hij tovert non-figuratieve druipsteengrotten te voorschijn, die door hun banale kleuren en Bob Ross-achtige verfbehandeling aangenaam ironisch zijn. Ook overtuigend zijn de schilderijen van Kaye Donachie. De geelgroene kleuren suggereren dat er in het donkere landschap geesten tot verschijnen worden gebracht. Het is alsof een nachtkijker heeft geregistreerd wat het oog niet kan zien, zoals ook een camera slechts vastlegt wat er gebeurt. Het is frappant dat juist Catherine Opie’s schijnbaar objectieve foto’s van surfers, eenzaam in de branding met een hoge horizon, de Romantiek het meest nabij brengen. David Thorpe, wiens werk te omschrijven valt als ‘Kraaijpoel goes sciencefiction’, maakt van de kunstenaars in Frankfurt de meest gedetailleerde voorstelling van een wereld die hij zich wenst. Opie toont eerder een wereld die te wensen overlaat, maar die tegelijkertijd als geen andere Sehnsucht oproept: onze wereld namelijk, die haar mythen mist.

WÜNSCHWELTEN. NEUE ROMANTIK IN DER KUNST DER GEGENWART, o.a. met Peter Doig, Kaye Donachie, Catherine Opie, Christopher Orr, David Thorpe

t/m 28 augustus 2005, Schirn Kunsthalle Frankfurt, Römerberg, Frankfurt am Main

De Brusselse kunstenaar Jan De Cock maakte zijn eerste Denkmal (Duits voor monument) in 2003 voor het BOZAR, als eerbetoon aan de Belgische avant-garde architect Victor Horta die het BOZAR ontwierp in de jaren twintig van de vorige eeuw. Andere versies van Denkmal waren onder andere te zien in Düsseldorf, Keulen, Gent, Amsterdam, Wenen en in 2004 op de Manifesta 5 in San Sebastian, Spanje. Een Denkmal bestaat uit constructies van gelamineerde planken (van echt of geperst hout) die heel precies afgesneden en in elkaar gezet zijn.

De eerste keer dat ik zijn werk zag was in het BOZAR in 2003. Het maakte toen bijzonder weinig indruk op mij. Zo weinig zelfs dat ik het helemaal was vergeten. Het werk leek louter functioneel, een soort tijdelijk bouwsel van trapjes en muurtjes in een zaal in het BOZAR. De tweede keer dat ik een Denkmal zag was op de Manifesta in San Sebastian. Daar had de kunstenaar een aantal maanden in een vervallen scheepsloods in een arm deel van het Baskische San Sebastian gewoond en gewerkt aan zijn Denkmal 2. Deze keer maakte zijn werk een onuitwisbare indruk op mij. Hetzelfde principe als een jaar eerder, maar uitgewerkt en uitgebreid tot op een hoog niveau. Pas nu werd me duidelijk wat de kunstenaar wilde. In de besloten zaal van het BOZAR kwam het werk niet tot uitdrukking, deed het niets. Hier in de vervallen scheepsloods was het ijzersterk. Beneden in de loods waar je binnen kwam, stuitte je op een onmogelijk complexe constructie van houten planken en latten. Er waren kamertjes in kamertjes, verschillende niveaus, ramen, deuren en trappen. Het geheel deed denken aan een doolhof, een tekening van M.C. Escher of een Russische Baboesjka pop. Helemaal in het hart van die kluwen zat een bewaker patience te spelen op een oude ronkende pc. De Denkmal woekerde verder, in aangrenzende kamers, op de trappen, de buitenmuren, het dak. De scheepsloods was te klein en het leek wel alsof het werk gegroeid was als een klimop, als een parasiet kroop het werk over en door en in het gebouw. Het was overal waar je keek. Met een waanzinnig resultaat tot gevolg.

De website van het BOZAR leert ons dat deze opheffing van binnenkant en buitenkant – het werk is tenslotte overal! – een ode aan Horta is die in zijn architecturale werk de traditionele scheiding tussen interieur en exterieur wilde neutraliseren. Voor deze Denkmal 23 part II veranderde de kunstenaar wederom een kamer in het BOZAR. Deze keer met meer succes. In wat voorheen de beelden -en animatiezaal was zit nu een café en restaurant. Het werk van De Cock is hier dus functioneel. Zijn parasitaire bouwsels zijn tafels en stoelen, kasten, een bar; zelfs het plafond is volledig ‘begroeid’. Het mooie is dat ondanks die functionaliteit het woekerende, kluwenachtige effect bewaard blijft. Je weet niet waar de ene tafel ophoudt en de andere begint. Leuke plek om in Brussel eens een glas te gaan drinken of iets te eten.

In Argos, centrum voor hedendaagse kunst te Brussel, is werk te zien van de Nederlandse kunstenaar Aernout Mik. Mik staat bekend om zijn video-installaties die geënsceneerde, absurde situaties tonen vanuit verschillende perspectieven. Zijn werk, dat video, architectuur, performance, fotografie en sculptuur met elkaar combineert, zou misschien wel het beste omschreven kunnen worden als studies in menselijke waanzin.

In Argos is zijn nieuwe installatie Vacuum Room te zien. In de zolderruimte zijn vier grote witte doeken opgesteld met in het midden en in de hoeken stoelen en kussens. Op deze witte doeken zijn zes verschillende projecties te zien, die vanuit verschillende hoeken tonen wat de kunstenaar minutieus heeft uitgedacht en geënsceneerd. Vacuum Room speelt zich af in een vergaderzaal met politiek allure: kroonlusters, muurornamenten, eikenhouten tafels,… Hoogwaardigheidsbekleders bevinden zich achter en soms op deze tafels. In het midden een groep relschoppers, Spaans uitziende revolutionairen in trainingsbroeken en om de schouders vlaggen geknoopt. De grond is een troep, de situatie ook. De dynamiek tussen de twee groepen is het best te beschrijven met de woorden ergernis, frustratie, woede, agitatie, onrust en af en toe ook wel wat jolijt. Ze zijn het ergens over oneens en hun emoties gaan en komen in golven. Soms is iedereen rustig, de relschoppers gaan in het midden op de grond liggen, de hoogwaardigheidsbekleders in hun pakken gaan weer even op hun stoel zitten. Maar dan begint er eentje met zijn leren schoen op de tafels te slaan en is de rust weer voorbij. Er wordt met eieren gegooid, geschreeuwd, provocerende gebaren gemaakt. Sommige jongens trekken hun T-shirt over hun hoofd en plots wordt deze nogal ludieke en lachwekkende opvoering macaber en duister. Mensen met bedekte hoofden doen denken aan gevangen met kappen over hun hoofd, aan mensen zonder rechten en inhumane toestanden.

Of Mik een politieke aanklacht doet met dit werk is onduidelijk, maar de suggestie daartoe is dat zeker niet. Het gaat hier om scheve machtsverhoudingen tussen mensen achter de eikenhouten bureaus met maatpakken en dikke, volgegeten buiken en mensen gevangen tussenin die bureaus met goedkope sportkleding en vuile haren. En wanneer ze dan ook nog hun gezicht bedekken, als om te zeggen, ‘ik ben niet meer hier’, ‘dit wordt me teveel’, ‘ik trek me terug’, wordt deze scheve machtsverhouding heel erg zichtbaar.

DENKMAL 23 DEEL II, Jan De Cock doorlopend

Restaurant/Café van het Palais des Beaux-Arts (BOZAR), Rue Ravenstein 23, Brussel
Reserveren restaurant: +32(0)2 507 85 85

VACUUM ROOM, Aernout Mik, t/m 25 juni 2005

ARGOS, Werfstraat 13, Brussel

Kunst en platteland

Bianca Visser

Het Zuid-Engelse Ditchling is een kunstenaarsdorp van de oude stempel. Dit idyllische plaatsje ligt tussen golvende heuvels en kenmerkende Britse heggen. Eind mei vond hier voor het eerst de Village Convention: Contextual Art in Rural Environments plaats. Dit congres is een initiatief van myvillages.org, een Nederlandse organisatie die het in samenwerking met de Engelse kunstorganisatie General Public Agency en het Ditchling Museum organiseerde. Het doel van de manifestatie is te achterhalen welke rol kunst binnen dorpsgemeenschappen kan spelen.

Het platteland heeft de kunstenaar veel te bieden. Structuren functioneren hier op kleinere schaal en de openbare ruimte is veel minder strak gereguleerd. In het dorp is er daarom meer ruimte voor experiment. Bovendien ligt er minder druk op het slagen van het project. Dankzij mobiele telefoon en internet kan elke kunstenaar zich een tijd in deze omgeving terugtrekken zonder het contact met de stad te verliezen. Een ander voordeel is dat de kunstenaar er ongestoorder en dus geconcentreerder kan werken.

Het programma van de Village Convention bestaat uit tien individuele presentaties, afgewisseld met deelname aan discussiegroepen. De onderwerpen die aan bod komen zijn zeer divers. Van een oproep voor de esthetische diversificatie van het culturele landschap tot het platteland als laboratorium voor sociale interactie. De deelnemers komen uit verschillende Europese landen: Nederland, Engeland, Duitsland, Spanje, Denemarken en Oostenrijk. Van de sprekers valt de eigenzinnige aanpak van Britse curator Adam Sutherland en de presentatie van de Oostenrijkse kunstenaar Elisabeth Schimana het meest op.

Adam Sutherland maakt korte metten met het poëtische beeld van het platteland. Sutherland is directeur van Grizedale Arts, een artist in residencyinstelling gelegen in de Lake District van Engeland. Op deze uitzonderlijk mooie plek is destijds het Britse romanticisme geboren. Sutherland zet zich af tegen deze stroming omdat het romanticisme zich naar zijn mening boven de volkscultuur verheven voelt. Hij wil juist de kloof tussen high en low verkleinen. Om Sutherlands doel na te streven, presenteert Grizedale Arts binnenkort het project Romantic Detachment. De congresleden krijgen alvast een voorproefje aangeboden. Uit de presentatie blijkt dat het project meer geënt is op het doorbreken van het schoonheidsmodel dat door romantici is ingesteld, dan op het vestigen van een nieuwe esthetiek die hier voor in de plaats kan komen. Eén van de kunstenaars van Romantic Detachment is Bedwyr Williams, die dit jaar Wales zal vertegenwoordigen tijdens de Biënnale van Venetië. Hij ontpopt zich als een perfect gespeelde dorpsgek. Op een foto huppelt hij á la John Cleese wijdbeens door verlaten heuvels. Op een ander beeld zien we Williams aan de rand van het meer op een steiger staan. Hij is gekleed in een bontgekleurd opblaasbaar kostuum.

De Oostenrijkse Elisabeth Schimana zet, net als Sutherland, een dorp even helemaal op stelten. Maar, in tegenstelling tot de Engelse curator, is zij niet uit op een confrontatie. Voor het Festivals der regionen regelde Schimana dat de bewoners van een boerendorp gedurende één week helemaal niets deden. Het project heet dan ook Ein Dorf tut nichts. Op film is vastgelegd hoe de week in de praktijk is verlopen. De boerengezinnen die meedoen aan het project hadden in hun hele leven niet één dag vakantie genomen. Het boerenbedrijf vereist ononderbroken aandacht. Het is ontroerend om te zien hoe de bewoners zich gedurende deze zeven dagen zichtbaar ontplooien. Opvallend is dat het moeilijk blijkt om niets te doen. De cameraploeg die inwoners van het dorp volgt, betrapt een enkeling tijdens het klussen. Schimana vernam een jaar na dato in de krant dat de bewoners van het dorp zelfstandig drie dagen vrij hadden geregeld.

Ein Dorf tut nichts is opgenomen in de Bibliobox, samen met documentatie van alle andere projecten die bij de Village Convention zijn betrokken. Na de zomer zal kunstenaar Wapke Feenstra, tevens een van de oprichters van myvillages.org, met dit mobiel archief door Nederland reizen. Elk dorp krijgt dan de gelegenheid om de inhoud van de Bibliobox te bekijken. Feenstra treedt hiermee in de voetsporen van haar grootvader, die als Friese landarbeider van dorp naar dorp trok op zoek naar werk. Zijn kleindochter komt nu laten zien welke onverwachtse wending het leven kan nemen.

VILLAGE CONVENTION: CONTEXTUAL ART IN RURAL ENVIRONMENTS
20, 21 en 22 mei 2005, Ditchling, Engeland

BIBLIOBOX, Wapke Feenstra
najaar 2005

www.myvillages.org

Het is de droom van iedere uitgever en elke redacteur: een tijdschrift maken dat anders is dan alle andere. Er bestaan zoveel tijdschriften, dat werkelijk afwijken misschien een bijna onmogelijke opgave zal lijken. Aan de andere kant concludeert menigeen die het tijdschriftenaanbod onder de loep neemt dat veel tijdschriften (nog) niet bestaan.

Kiez21 (spreek uit K:its twenty-one) is een nieuw internettijdschrift dat in een aantal opzichten verschilt van veel gangbare tijdschriften. Zo zal Kiez21 niet in afleveringen verschijnen, maar wordt de inhoud op een niet-vaststaand tijdstip uitgebreid. Daarnaast biedt Kiez21 de lezer de mogelijkheid om alle teksten op twee manieren te benaderen: met of zonder control. Wie voor de eerste optie kiest, krijgt de teksten zonder opsmuk voorgeschoteld. De artikelen worden zonder illustraties gepresenteerd en de lezer kiest zelf in welke volgorde hij de artikelen wil lezen. Wie tot no control besluit, laat zich verrassen. De essays die nu steeds door kunstenaars zijn vormgegeven, worden in een willekeurige opeenvolging aangeboden. Helaas klinkt dat spannender dan het is. Zelfs als ik de technische onvolkomenheden – die in de toekomst zeker zullen worden opgelost – buiten beschouwing laat, brengt uitgerekend de no control-versie een aantal ernstige tekortkomingen aan het licht.

In de eerste plaats krijgt Kiez21 door de grote diversiteit in vormgevers geen eigen smoel. De homepage is op dit ogenblik alles behalve aanlokkelijk. Storender is echter dat de vormgevers verdwaald zijn geraakt in de ongebreidelde hoeveelheid mogelijkheden die een online tijdschrift biedt. Zij hebben zich niet weten te beperken tot de opties die de tekst zouden versterken of op zijn minst ondersteunen, maar hebben de mogelijkheid vaak uitsluitend benut omdat het een mogelijkheid was. Ter illustratie: het artikel De kolonisatie van Cyberspace van Marianne van den Boomen is in de no control-versie in plaats van te lezen te beluisteren. De tekst maakt deze oplossing al niet noodzakelijk, maar de voordracht is bovendien dermate onbeholpen dat ik vast niet de enige zal zijn, die zijn toevlucht heeft genomen tot de control-versie om van de inhoud van dit artikel kennis te nemen. Los van een dergelijk gebrek aan zelfbeperking, blinken de meeste vormgevers die Kiez21 tot op heden hebben vormgegeven niet uit in originele benaderingen. Het artikel over gothic eurowesterns is bijvoorbeeld gelardeerd met filmfragmenten uit (euro)westerns. Andere ingevingen zijn volkomen onpraktisch: door zwarte letters over een grotendeels zwarte achtergrond te laten lopen, is het artikel over Zuid-Afrikaanse poëzie nagenoeg onleesbaar geworden.

Belangrijker nog is dat juist deze uitgebreide verluchtiging onthult dat de meeste essays weinig om het lijf hebben. Het merendeel van de onderwerpen is te specialistisch, te weinig enerverend of allebei. Bovendien zijn de meeste artikelen in een academische en niet zelden onbeholpen stijl geschreven. Wat dat betreft heeft de redactie enigszins pech gehad. Gezien de beginselverklaring van het tijdschrift waarin gepropagandeerd wordt een tekst van verschillende kanten benaderbaar te maken, is de keuze voor Thomas Vaessens als (gast)auteur een logische. Vaessens heeft bijvoorbeeld in zijn onvolprezen Circus Dubio en Schroom laten zien dat hij een academisch onderwerp (Van Ostayen, Nijhoff en het modernisme in het Nederlandse taalgebied) zowel diepgravend als speels over het voetlicht kan brengen. De opzet van zijn essay De Dichter des Vaderlands en andere curiositeiten laat door de toegevoegde stukken ‘zaptekst’ zien dat hij geprobeerd heeft recht te doen aan de redactionele uitgangspunten, maar de wederwaardigheden rond de verkiezing van de Dichter des Vaderlands lenen zich nauwelijks voor een artikel dat tegelijkertijd steekhoudend en opwindend is. Hetzelfde geldt voor de bijdrage van voormalig Baliedirecteur Chris Keulemans van wie vooral in deze context meer vuurwerk verwacht had mogen worden, maar die ook teveel aan zijn onderwerp (Palestijnse kunst) gebonden lijkt om tot een vernieuwende vorm te komen.

Het lijkt erop dat de redactie van Kiez21 te veel ineens heeft gewild. Daardoor maakt het tijdschrift een rommelige indruk. Sommige artikelen zijn in het Engels, andere in het Nederlands en er wordt een allegaar aan onderwerpen aangeboord die bovendien meestal meer aan cultuur in de breedste zin des woords dan aan theorievorming en/of journalistiek appelleren. Zoals bij veel tijdschriften getuigt dit ‘proefnummer’ tegelijkertijd van een heleboel tekortkomingen als van een aantal interessante ideeën die in de toekomst hopelijk een betere uitwerking krijgen. Zoals blijkt uit de selectie van Keulemans, Vaessens en kunstenaar Popel Comou – die een interessante serie rond hotelkamers heeft bijdragen – heeft de redactie talent om de juiste mensen te benaderen. Zij moet echter een duidelijker stempel op het tijdschrift drukken door de kwaliteit van de artikelen op te krikken en zich in de keuze van vormgevers te beperken. ‘Anders zijn’ is immers niet voldoende. Antonin Artaud schreef weliswaar ooit dat er niet genoeg tijdschriften zijn, heel weinig zijn er ook weer niet.

KIEZ21
Growing Magazine for culture, theory and journalism

'That's us, tough people', zegt een bewoner over zichzelf en mede-inwoners van het Nigeriaanse Lagos. Rem Koolhaas ziet hen als 'creative, optimistic, highly self-organised and with a great talent for improvisation'. Terwijl bewoners vertellen over hun persoonlijk leven in deze miljoenenstad, laat Koolhaas grotere lijnen zien en verbindt deze levens met de organisatie van de stad. Beide kanten van dit Lagos zijn te zien en te horen in de interactieve videodocumentaire Lagos Wide & Close van Bregtje van der Haak en ontwerper Silke Wawro. Het materiaal is afkomstig van 55 uur ongebruikte film die geschoten werd voor de documentaire Lagos/Koolhaas die Van der Haak in 2002 maakte in samenwerking met Rem Koolhaas en The Harvard Project on the City. Die documentaire ging over de zelforganisatie en verstedelijking in Lagos en de structuren die Koolhaas daarin ontdekte. Deze DVD bood Van der Haak de mogelijkheid nog een ander verhaal over Lagos te vertellen en de kijker dichterbij de stad te brengen.

In 2015 wonen er 24 miljoen mensen in Lagos en wordt het de derde grootste stad van de wereld. Dat, in combinatie met de ondermaatse stedelijke voorzieningen, was voor Rem Koolhaas voldoende reden naar Lagos te gaan. De bezoeken blijken een groot effect te hebben op zijn ideeën over planning. Op kleinere schaal kijkt Bregtje van der Haak naar de mensen in de stad die ze interviewt over hun leven en werk. De kijker kan kiezen voor een close of wide view, voor het commentaar van Koolhaas, de geluiden van de stad of de interviews met bewoners. In de installatie in Witte de With worden wide en close naast elkaar getoond en zijn het wide-commentaar van Koolhaas en de closeinterviews van Van der Haak via koptelefoons te beluisteren.

Foto's bleken in Lagos niet te werken, daarvoor wisselden de beelden te snel. Pas met film werd het mogelijk iets te pakken van dynamiek van de stad. En met deze DVD raak je niet uitgekeken op die stad. Steeds ontdek je een ander beeld, een nieuw geluid, een bijzonder verhaal. Van veraf of dichtbij. We zien hoe buschauffeur Olawole Busayo de bus door het verkeer loodst en zonnebrillen, horloges en boeken door het open raam aangeboden krijgt en tegelijk zie je van een afstand hoe zijn bus klem staat tussen de andere bussen en nauwelijks vooruit komt. En dan is daar opeens dat wonderlijke beeld van een politieagent die witte handschoentjes aantrekt om het verkeer in goede banen te leiden.

Er zit een grote meerwaarde in het naast elkaar zien en horen van de wide and close view. De grote lijnen en patronen die Koolhaas ontwaart, worden mooi aangevuld door het persoonlijke verhaal van de inwoners die elke dag door die verkeershel moeten, die een week zonder elektriciteit moeten zien te overleven, die met veel te veel mensen in een veel te klein huis leven, wiens straten regelmatig overstromen. Terwijl Koolhaas vertelt over een afvaldump op een restplek tussen snelwegen, waar bij nadere beschouwing een volledig gestructureerd en gepland recyclingsysteem achter bleek schuil te gaan, legt een handelaar in oliedrums aan Van der Haak uit hoe handel op die dump werkt. De makers ontdekten zelf ook de noodzaak van de wide en close view. Voor veel geld mochten ze de presidentiële helikopter gebruiken en kregen ze de kans de stad van bovenaf te bekijken. Zo zagen ze dat wat ze al rijdend over het land voor een brandende afvalberg hadden aangezien, een stad was waar op grote en georganiseerde schaal boomstammen tot hanteerbaar hout werden verwerkt. Maar het werkte ook andersom. Vanuit de helikopter zagen ze een dichtbebouwde wijk met nauwelijks ruimte tussen de huizenblokken. Tussen deze huizen bleek de grootste elektronicahandel van de stad plaats te vinden.

Lagos is een stad voor snelle mensen. Inwoners moeten continu keuzes maken en elke keuze heeft een andere consequentie. Ondanks alle ellende en armoede is Koolhaas optimitisch over de toekomst. Dat heeft te maken met de manier waarop bewoners in het leven staan en de mogelijkheden díe er zijn met beide handen aangrijpen. Dat is ook precies wat de in Lagos immens populaire Winners Church haar leden voorhoudt, dat verandering bij jezelf begint en dat je zelf verantwoordelijk bent voor je leven. Koolhaas bewondert het vermogen van de inwoners om hun lot in eigen handen te nemen. Deze eigenschap heeft geleid tot een hoge mate van zelfwerkzaamheid en zelforganisatie in een vorm die voor ons ongekend is. De documentaire nuanceert het beeld dat wij van een georganiseerde stad hebben. Al kijkend en luisterend naar Lagos moet je wel tot de conclusie komen dat er niet één perfect model is voor de organisatie van een stad of economie. Vorm en inhoud moeten met elkaar in overeenstemming zijn. En zoals er in Lagos plekken zijn waar handelaren en kopers samenkomen alsof het zo is bedacht, zo komen vorm en inhoud van deze DVD op verschillende manieren samen en vormen wide en close twee volkomen vanzelfsprekende kanten van hetzelfde verhaal.

LAGOS WIDE & CLOSE
AN INTERACTIVE JOURNEY INTO AN EXPLODING CITY
DVD door Bregtje van der Haak (regie), Silke Wawro (ontwerp), Alexander Oey (camera), Rik Meier (geluid), Submarine (producent)
28 mei t/m 19 juni 2005

De installatie was onderdeel van het City Program van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam
Witte de With, Witte de Withstraat 50, Rotterdam

De DVD is verkrijgbaar in diverse boekhandels, de balie van Witte de With en on line via www.submarinechannel.com/shop en www.vpro.nl/winkel

Extremely Loud and Incredibly Close heet Jonathan Safran Foers tweede boek. Een opmerkelijke roman, niet alleen inhoudelijk – het is één van de eerste fictieve verhalen dat de gebeurtenissen van 9/11 als leidraad heeft – maar ook qua vorm. Hoe bizar het ook lijkt voor een discipline zo traditioneel als de literatuur, de auteur speelt echt met het ‘format’, onder andere door experimenten met de typografie. Sommige bladzijden zijn met maar één enkele zin of zelfs maar met één woord gevuld, anderen juist met heel veel woorden, die elkaar zo overlappen, dat de pagina zwart en dus onleesbaar wordt. Een andere methode, die de visuele kunstbeschouwer wellicht interesseert, is zijn gebruik van kleur. Met een rode pen lijkt Foer in ieder afzonderlijk exemplaar van Extremely Loud and Incredibly Close woorden onderstreept en omcirkeld te hebben, waardoor de lezer het idee krijgt een deel van het originele manuscript in het eigen boek ontdekt te hebben. Naast dit redactie-achtige gekras, gebruikt de schrijver ook beeldmateriaal in zijn roman. Verschillende zwartwitfoto’s van deurknoppen en andere in eerste instantie op zichzelf staande objecten vullen pagina’s van het boek, dat eindigt met een serie foto’s die met de duim geflipt dienen te worden, zoals de ‘filmboekjes’ van vroeger. Dit laatste beeldende element speelt een cruciale rol in het slot van het verhaal.

Op de vraag die Foer kreeg toen hij hier in Nederland zijn boek presenteerde, of de taal alleen niet meer voldoende was voor het maken van een roman, antwoordde hij dat men over het algemeen in de literatuur wel erg conservatief gebleven was en dat er geen reden is om kritisch ten opzichte van collaboratie met de andere kunsten te staan. ‘Zou u deze vraag ook aan een beeldend kunstenaar die letters in zijn werk gebruikt stellen?’ vroeg hij op zijn beurt aan de interviewer, die helaas geen connectie kon maken naar kunstenaars als Picasso, Jasper Johns of Ed Ruscha en hem meewarig aankeek. In de beeldende kunst is er al veel langer sprake van een cross-over tussen de kunsten. Deze blijft zich gelukkig ook ontwikkelen en houdt niet op bij typografische elementen in een schilderij.

Het is dan ook positief te noemen dat de Prix de Rome de vele disciplines die het tot nu toe hanteerde heeft laten varen met ingang van dit jaar en er zodoende kunstenaars mee konden dingen naar de prijs die dit eerder niet konden, omdat ze lastig in een hokje te plaatsen waren. Ook nieuw dit jaar is dat er op de tentoonstelling naast de shortlist kandidaten, ook de kunstenaars van de longlist – de net-niet winnaars – gepresenteerd worden. En juist in deze laatste categorie is er een prachtig voorbeeld van een succesvolle interdisciplinaire benadering.

In de meest recente videowerken van Guido van der Werve speelt het ballet namelijk een vooraanstaande rol. Het lijkt me dan ook noodzakelijk te vermelden dat de choreografie in de films van Esther Lambeck is. Nummer twee (just because, I’m standing here doesn’t mean I want to) begint met tekst: ’s Ochtends kan ik niet opstaan, ’s middags ben ik moe, ’s avonds kan ik niet slapen’. Vervolgens komt de maker in beeld, stapt achter uit de straat op, in een doorsnee wijk in Nederland – zijn geboortestad Papendrecht, blijkt – en wordt geschept door een auto. Hij ligt daar midden op straat, roerloos, schijnbaar dood. Dan komt een ME-busje. Ah, hulp, denkt de toeschouwer. De achterdeuren van het busje openen zich en in slowmotion komen er ballerina’s uit, die op de muziek van Cirelli beginnen te dansen. Zij geven een schitterende vertoning waar je helemaal in op gaat, de gewonde of dode man naar de achtergrond verplaatsend. Je herinnert je hem pas nadat de esthetische prikkeling voor het oog – de jonge danseressen – verdwenen is en realiseert je het absurde van de situatie en het gemak waarmee je als kijker van ‘ongeval’ naar ‘vertier’ omschakelt.

In Van der Werve’s film Nummer drie (Take, step, fall) maakt hij gelukkig weer gebruik van dans. In deel 1 van de drieluik, take away, dansen er dames als bij een bal, hoffelijk naar elkaar buigend in een cirkel. De ruimte waar dit zich afspeelt heeft echter niets weg van een paleiszaal, maar is benauwend klein en heeft een lift-eetluik, waardoor het waarschijnlijk lijkt dat er een keuken in de buurt is. En dan verschuift de camera een verdieping omlaag. De locatie: een Chinees afhaalrestaurant, met veel wachtende mannen die niets van de dans boven lijken op te merken. Deel 2, step out, is een scène van een man op het randje van een balkon aan een drukke straat. Gaat hij springen? Auto’s rijden voorbij en stoppen niet. De chauffeurs lijken zich niet aan de persoon te storen, die met één stap zijn leven zou kunnen beëindigen. De toeschouwer kijkt ernaar en kan evenmin iets ondernemen en wordt in het ongewisse gelaten hoe het afloopt. De spanning wordt doorgetrokken naar het derde deel, fall over, waar een eenzame ballerina op een weg in het bos een solovoorstelling geeft. De keuze van de locatie werkt wederom vervreemdend, wat versterkt wordt door het plotselinge omvallen van een boom, midden in de dans. De ballerina lijkt zich er echter in het geheel niet aan te storen en maakt haar dans rustig af.

Zowel Foer als Van der Werve hebben het aangedurfd buiten hun eigen discipline om te gaan, waarbij tekst en beeld, beeld en dans samenkomen en elkaar vervolmaken.

EXTREMELY LOUD AND INCREDIBLY CLOSE, Jonathan Safran Foer
Anthos uitgeverij, Amsterdam
ISBN 0241142148
verkrijgbaar bij de boekhandel voor €19,95

PRIX DE ROME.NL 2005 BEELDENDE KUNST
De genomineerden: Yael Bartana, Lonnie van Brummelen, Esther Tielemans, Kanxuan.
De longlist kunstenaars zijn: Marc Bijl, Raymond Taudin Chabot, Guido van der Werve, Barbara Wijnveld en Praneet Soi.

Skinny Dipping

Barbara Lodde

Ik loop door de gangen van de HKU in Utrecht en ploeg mezelf door allerlei afstudeerkunst. Gisteren liep ik door de gangen van de AKI en ploegde mezelf door allerlei hedendaagse kunst. En over een paar dagen loop ik door de gangen van de Rietveld academie en ploeg mezelf door hooghedendaagse afstudeerkunst. Weet je wat me altijd opvalt, dat die gebouwen waarin de jonge kunstenaar zijn diep-individuele ik moet ontwikkelen juist altijd zo antiindividueel zijn: het schreeuwt naar school en massaliteit. Dat lijkt me een deprimerende context voor een talent dat zijn eigen pleidooi moet zien te vinden, te formuleren en op de eindexamenexpo te presenteren. In Utrecht is veel werk dat een sociale invalshoek heeft of zelfs naar buiten is gevlucht, alsof de kunstenaarsziel eenzaam is, zijn publiek direct opzoekt en zegt ‘merk mij op, zie mij, hou van mij!’ En precies voor dat laatste ben ik nu op research te Utrecht. Want zeg nou zelf, de beste manier om in de kunstwereld een eind te komen, is via een jonge kunstenaar als accessoire. Wel een kunstenaar die talent heeft, zodat ik dan over zijn rug de ene na de andere galeriehouder of tentoonstellingsmaker kan imponeren met mijn diep doorwrochte inzicht in het werk van mijn vriendje. En natuurlijk kan ik zo en passant vet netwerken en een heleboel leuke klussen scoren.

Probleem is alleen dat mijn doelgroep, de jongmannelijke kunstenaar, er zo mager uitziet. Ik zeg het je, de jongekunstenaarmode komt er momenteel voornamelijk op neer dat ze heel dun staan te wezen in een afzakkende ribbroek. Waren het vroeger de meisjes die er uit moesten zien alsof ze alleen maar sla zonder dressing aten, nu zijn het de jongens die er überslungelig bij moeten staan alsof voedselloosheid de beste staat van zijn is. Maar als ik zo’n jongen zie krijg ik meteen zo’n honger! Ik denk alleen maar aan kroketten, kipkluifjes of lekkere frieten en dat leidt enorm af van het flirtwerk, zodat ik mijn doel niet kan bereiken. Ik heb dus voorzorgsmaatregelen moeten nemen en kom volledig dichtgegeten op de HKU aan. En oh geluk, Fons Welters, De Jonge Kunst Ontdekker loopt voorbij (Zou hij ook een relatie hebben met een jonge kunstenaar?). Ik voeg elegant in en loop rustig in zijn kielzog de expo af. Staat hij ergens stil? Noteert hij wat? Toevallig bij het werk van een jongmannelijke kunstenaar? Dan kom ik in actie. Mocht je me bezig zien, stoor me dan niet, ik ben druk met mijn carrièreplanning. Ik ben wat opgeblazen omdat ik in geen geval honger mag krijgen, maar verder in een opperbest humeur. Ik weet zeker dat ik vandaag leuke kunst en een leuke jongen ga scoren en ik zie er eentje in mijn blikveld die mij bevalt. An die Seite allemaal, hier komt Barbara L. die even haar destiny moet regelen. Hoe heet dit pretpakket? ‘Jeroen’. Een naam waar enorm veel op rijmt! Ik weet zeker dat ik nu goed zit.

Rinke Nijburg weet van geen ophouden. Met een gezonde koppigheid werkt hij sinds 1990 aan schilderijen, tekeningen, etsen en verhalen. Liefst aan alles tegelijk, maar altijd geïnspireerd op de grote verhalen van weleer. Dat Nijburg niet wil kiezen tussen schilderen, tekenen en schrijven is in één oogopslag duidelijk, maar zijn overzichtstentoonstelling in Arnhem laat bovenal zien dat dit kan leiden tot een gelaagd oeuvre.

Rinke Nijburg (Lunteren, 1964) tovert eeuwenoude bijbelfiguren schijnbaar nonchalant om tot eigentijdse striphelden die hun verhaal opnieuw vertellen. Naar het evangelie van Nijburg. Dat klinkt zwaar, maar dat is het niet. Simpel is het evenmin. Zo begint zijn beeldverhaal Enigma van de dubbele kleine zeemeermin (2004) bijvoorbeeld als een luchtig sprookje. ‘Er waren eens drie Meisjes. Maria, Magda en Lena. Ze woonden bij hun moeder thuis’. Binnen 16 stripachtige tekeningen vertelt de kunstenaar een verhaal, maar zijn zinnen en beelden zijn gelaagd. Hij verwijst, reflecteert en relativeert in één moeite door. De striptekeningetjes dienen tegelijkertijd als omkadering van een ongebruikelijke bewening van Christus: geen blanke Maria die treurt om haar gestorven zoon, maar drie brunettes die hun soulmate op schoot hebben. Binnen dit ene werk refereert Nijburg aan het christendom, de popmuziek, de gebroeders Grimm en de huidige wereld van discotheken, tattoos en zelfs Max Havelaar. Zijn eigen rol van maker en commentator speelt hij met de bevlogenheid van Don Quichot en de luchtigheid van Lucky Luke.

Nijburg werkte aan de academie en Ateliers in Arnhem (1982–1987; 1990–1991) en aan de Rijksakademie (1993–1994). Tevens won hij verschillende prijzen waaronder de Koninklijke Subsidie voor de Vrije Schilderkunst (1992) en de basisprijs grafiek van de Prix de Rome (1998). Deze overzichtstentoonstelling en het prachtig verzorgde boek dat erbij verscheen, laten er geen misverstand over bestaan: Nijburg werkte sindsdien door als een bezetene. Kleine en grote tekeningen en etsen, geclusterd of apart ingelijst, grote doeken en veel, heel veel verhalen bevolken zijn oeuvre. Voor Nijburg maken zijn werken onvoorwaardelijk deel uit van een groter, kloppend geheel; een kosmologie die bestaat uit ontelbaar veel kleinere verhalen. Hoewel hij de eerste zal zijn om te beamen dat het tegenwoordig ondoenlijk is om nog te geloven in één werkelijkheid of in orde of regelmaat, bewijst hij met zijn oeuvre het tegendeel. De bijbel en de klassieken, het gedachtegoed van filosofen als Nietzsche, maar ook de actualiteit lijkt de kunstenaar moeiteloos aaneen te strijken tot een bedding voor zijn stroom eigenzinnige beeldverhalen en woordspelingen. Door zich steeds opnieuw te verhouden tot dezelfde inspiratiebronnen biedt Nijburg plaats aan grote thema’s als lijden, kwetsbaarheid, twijfel, onmacht, hoop, verlangen en intimiteit. Hij geeft deze abstracte begrippen een verrassend tastbaar aanzien, waardoor het allesbehalve saai of vermoeiend is om zijn talloze etsen, tekeningen en schilderijen te lezen. Voordat het de kans krijgt topzwaar te worden, grijpt Nijburg in met een welhaast kinderlijke onbevangenheid.

Kriebelt hij zijn etsen en tekeningen vaak vol met wetenswaardigheden, zijn forse schilderijen kenmerken zich door heldere voorstellingen die Nijburg opzet in transparante verflagen, zoals Cold Turkey (2001). Vanaf de horizon baant een oranje gloed zich een weg tussen drie telefoonpalen. Een bloot jongetje zit stil in het hart van het doek. Vier witte duiven beletten zijn vertrek, ook al lijkt hij zich nauwelijks te kunnen bewegen. Net zo verlaten als Christus zich voelde op Golgotha, zo alleen op de wereld lijkt dit jongetje te zijn. In de recentere serie Targets plaatst Nijburg zijn hoofdrolspelers onverbloemd als doelwit op ronde panelen. Maria die haar zoon beweent of Sint Sebastiaan als schietschijf. Of lichaamsdelen die als een verzameling relikwieën zijn geordend. De mens is kwetsbaar, lijkt Nijburg te willen belijden. Toch straalt zijn werk vooral vitaliteit uit. Zijn plezier en koortsachtige werktempo gaan hand in hand met een enorme honger naar kennis. Maar Nijburg relativeert de betekenis van wat we menen te weten evengoed. Hij dicht kunst dezelfde vermogens toe als religie, maar met zijn tongue-in-cheek manier van werken bewaart hij een spanning tussen besef en onbevangenheid en tussen ernst en humor. En dat is misschien wel voorbehouden aan de kunst alleen.

PIERCING THE SPIRITS, Schilderijen en werken op papier 1990–2005, Rinke Nijburg, t/m 12 juni 2005

Museum voor Moderne Kunst Arnhem, Utrechtseweg 87, Arnhem, di t/m vr 10–17, za,zo en feestdagen 11–17

Bij de tentoonstelling verscheen het boek Piercing the Spirits. Met teksten van Rinke Nijburg, Jozef M. Heij, Joke J. Hermsen, Wouter Prins en Mirjam Westen.
ISBN 90-77204-00-8 €39,00

Surtsey op de Zuidas

Mariƫtte Maaskant

‘But the very night after November 14 1963, a new island was born’. Hiermee eindigt het verhaal dat deel uitmaakt van tien billboards die onder de projecttitel Landfall in het stedelijke ontwikkelingsgebied Zuidas in Amsterdam staan. De tekst beschrijft hoe Surtsey, het jongste eiland ter wereld, ontstaat uit een onderzeese vulkaanuitbarsting. Landfall is een project van kunstenaars Elodie Hiryczuk en Sjoerd van Oevelen in het kader van Stichting Virtueel Museum Zuidas. Doelstelling van deze stichting (volgens de website) is dat kunst een wezenlijk onderdeel van de ontwikkeling van de Zuidas moet worden, anders gezegd: ‘als je over een paar jaar “Zuidas” roept, dan willen we dat mensen denken aan kunst’. Het streven om de Zuidas cultureel te ontwikkelen is ambitieus opgezet met diverse kunstprojecten. De vraag rijst natuurlijk of de kunst de kritische ruimte zal krijgen om de Zuidas te bezielen of dat de projecten onderhoudende speldenprikjes blijven op de armen van de ontwikkelaars, politici en niet in de laatste plaats van de kunstscene zelf. In ieder geval laten de gepresenteerde projecten zien dat de kunst voor haarzelf een rol weggelegd ziet in het ‘menselijk houden’ van de openbare ruimte.

Het project Vrije Ruimten bijvoorbeeld heeft twaalf kunstenaars uitgenodigd om een half jaar mee te denken over dit gebied in wording. In het minimaal twintig jaar durende transformatieproces van de Zuidas zal Vrije Ruimten de ‘lege gaten’ als tijdelijke atelierruimtes gebruiken om een cultureel netwerk te creëren. Een ander overkoepelend project is Meebouwen, dat kunstenaars vanaf het prille begin van alle grote bouwprojecten bij de Zuidas wil betrekken. Dat heeft geleid tot kunstprojecten als Videoscherm, een 24-uurs podium voor videokunst, manifestaties en documentaires, Monitorenwand van Florian Göttke dat vanuit een (nog onbekende) kantoorlocatie een door bewakingscamera’s opgenomen geënsceneerd liefdesverhaal laat zien, en tot het project Landfall.

Landfall is een Engelse scheepsterm die het moment omschrijft wanneer land in zicht komt. In dit geval het eiland Surtsey dat, geografisch gepositioneerd op W20.3°/N63.4°, met zijn oppervlak dezelfde dimensies heeft als de Zuidas. Het eiland is al veertig jaar alleen toegankelijk voor wetenschappelijk onderzoek, maar de kunstenaars hebben permissie gekregen om deel te nemen aan een expeditie om het eiland te kunnen fotograferen. Dit levert vele panoramafoto’s op van vulkanische landschappen, zwarte gestolde lavavelden met gifgroene mossen, kraters en heuvels. Aan de horizon steevast de zee, blauwe lucht of de kust van IJsland. Maar waarom hebben de kunstenaars dit eiland gekozen? Er zijn wel meer landschappelijke locaties te verzinnen die de omvang van de Zuidas hebben. En waarom de contour van Surtsey projecteren en reconstrueren door een serie panorama’s op dezelfde geografische locaties door het gebied te verspreiden? Volgens de kunstenaars verbeeldt Landfall het sterke contrast tussen land dat onverwacht en met veel geweld door de aarde is opgestuwd en de gecontroleerde maakbaarheid van huidige stedelijke gebieden zoals de Zuidas.

De foto’s van Surtsey zijn het beste te zien op enige afstand. Bij het Minervaplantsoen, met de eilandcoördinaten W20°36’23”/ N63°18’25”, zie je het oostelijke deel van het eiland waarvan de landpunt langzaam in het water verdwijnt, met rechts een heuvel begroeid met strepen groene mos. Door de afstand torenen in hetzelfde blikveld de WTC kantoorgebouwen hoog boven je uit. Bij parkeerterrein Zuidwende op W20°35’47”/N63°18’19” is een panorama te zien van gelaagd bruin gesteente voor een leeg weiland waar vermoedelijk bouwactiviteit gepland staat. Ook de andere foto’s laten een beeld zien van een vulkanisch eiland in ruste, waar mossen groeien, plantsoorten ontstaan en vogels een broedplek vinden. Het contrast dat de kunstenaars bedoelen zit eigenlijk niet zozeer in de foto’s, maar in het ooggetuigenverslag op de achterzijde van de billboards. Juist dit verhaal prikkelt de verbeelding over de opstuwende krachten van de aarde en leest als een metafoor voor de toekomstige ‘erupties’ van staal, beton en glas. ‘Op die bewuste dag van 14 november zien de mannen op de vissersboot Isleifur II om de paar uur erupties die eerst klein zijn, daarna steeds hoger worden en uiteindelijk tot een hoogte van 4000m gaan. Ze begrijpen eerst niet wat ze zien. Waarom stinkt het zo? Het lijkt in de verte wel alsof er een schip in brand staat. De vulkanische erupties gaan gepaard met zwavelgeur, asrook en enorme explosies door het contact van zeewater met vloeibare lava en het zal uiteindelijk vier jaar duren voordat het eiland zich stabiliseert’.

Veel mensen zullen toevalligerwijs langs enkele foto’s van Surtsey lopen, terwijl de kracht van Landfall juist zit in de rondgang langs alle panorama’s. Door de letterlijke verplaatsing in tijd krijg je het gevoel dit ontoegankelijke eiland toch bezocht te hebben. Daarnaast leer je de Zuidas kennen, een gebied dat naast prestigieuze kantoorgebouwen ook woonwijken, sportvelden, diverse scholen, een ziekenhuis en een universiteit herbergt. Maar hoe zal de cultuur zich verder op de Zuidas ontwikkelen? Om in de metafoor van Surtsey te blijven: geologen hebben zich met verbazing verwonderd over de snelheid van enkele maanden waarmee de natuur het eiland omtoverde tot een gevarieerd landschap. En het ecosysteem verrijkt zich nog steeds met nieuwe planten en insecten. Wellicht biedt de Zuidas een zelfde voedingsbodem.

LANDFALL, Elodie Hiryczuk/Sjoerd van Oevelen, t/m mei 2006

Virtueel Museum Zuidas

Stel je een enorme industriële hal voor – ooit gebruikt om schepen in te bouwen – gevuld met nieuwe media, geluid, fotografie, installaties, interventies, mode, cyberarchitectuur, video. In 2003 was dit een feit en komende zomer van 10 tot en met 25 juni opnieuw. Kunstenaar en curator Patricia de Ruijter maakt een vervolg op het succesvolle Test-Portal 2003.

Test-Portal gaat over ruimte. De vorige editie verenigde 25 internationale kunstenaars die eilanden creëerden met hun eigen sfeer, hun eigen geluid. De keuze ging uit naar sterke persoonlijkheden, met roots in de underground, drijvende krachten achter kunstenaarsinitiatieven en andere plekken, gewend om ‘ad hoc’ te improviseren en acties aan te gaan. Zij zorgden ervoor, mede door hun aanwezigheid, dat Test-Portal 2003 een dynamisch avontuur werd, waar het samengaan van tegendelen een feit was: strak en ruig, rauw en digitaal, klassiek en futuristisch.

Patricia de Ruijter is geïnteresseerd in de plek die je als kunstenaar en als mens kunt innemen in de maatschappij. Zij wil ervoor waken in tijden van onbegrip en heftigheid te verworden tot een verzuurde cynicus of angsthaas. Om dit te voorkomen moet je actief plaatsbepalen, ruimte bieden aan tegenstellingen in onze maatschappij en toegeven dat falen ook een optie is. Fantasie, het scheppen van eigen werelden, is wezenlijk voor het creëren van ruimte voor ontmoeting en dialoog. Zij heeft een romantisch verlangen om te bewijzen dat het mogelijk is om met elkaar tot vruchtbare samenwerkingen te komen. De Ruijter probeert in haar Test-Portals randvoorwaarden te scheppen om dit verlangen te verwezenlijken. De intuïtieve werkwijze die ze volgt, heeft het gevaar in zich dat ze soms ‘misgokt’, dat bepaald werk niet uitdrukt wat het zou kunnen zijn. So what! Het gaat om de poging, het doen, zonder dat is er voor haar geen leven, geen kunst!

In 2003 resulteerde dat in een sfeer van eilanden in de nacht, in 2005 staat de transparante stad, het urbane in de magie van de nacht centraal. Test-Portal 2005 kijkt ver over haar horizonten. Ontmoetingen met ‘anderen’ doen De Ruijter beseffen dat waar je logischerwijs in gelooft of naar verlangt ook al bewezen wordt. Hierbij denkt ze bijvoorbeeld aan het vanzelfsprekend samengaan van poëzie en politiek in de programmering van de nomadische videokaravaan van Abdelaziz en Adellatif Benfaidoul; zij presenteren Arabische videokunstenaars. Maar ook aan Benton C-Bainbridge (NY) en zijn Synaesthesiologists die beeld en geluid laten samenvloeien tot visuele muziek, de werkwijze van het Belgische collectief Lab[AU] of de Japanse Urban Grooves van Hoppy Kamiyama. Zij bevestigen De Ruijter, maar geven ook kritisch commentaar op haar eigen ‘vooroordelen’. Met hen gaat ze de dialoog aan, geen discussie.

Om er in deze editie voor te zorgen dat de samenwerking – een daad – die van iedere kunstenaar wordt verwacht, te begeleiden en tot een hoogtepunt te maken, zijn er een aantal spelregels opgesteld. Zo moet iedereen zich in de eerste week presenteren; mag er in geval van samenwerking tussen gesprek en gezamenlijk daad niet meer dan 48 uur zitten en wordt alles goed gedocumenteerd omdat het proces minstens zo belangrijk is. Op deze manier worden eerder genoemde randvoorwaarden om tot een optimaal samenspel te komen – van deelnemers onderling, deelnemers en bezoekers – actief gestimuleerd. Test-Portal 2005 biedt AdemRuimte in benauwde tijden!

ADEMRUIMTE, TEST-PORTAL 2005, international now-art event, 10 t/m 25 juni 2005

Docklands NDSM-werf, Amsterdam Noord