Wachten op de trein

Roos Gortzak

Een man wacht op een perron, fototoestel op zijn buik. Hij doet wat op de trein wachtende mensen in koude tijden doen. Hij verplaatst zijn gewicht van de ene voet naar de andere, beweegt zijn in handschoenen gehulde vingers, loopt wat heen en weer. Onheroïsche handelingen van een doodnormale man, waarop de Londense kunstenaar Ben Judd (1970) desalniettemin zijn videocamera richt in de eerste paar seconden van zijn nieuwe video I Miss (2002). Daarna tast de camera het station af en brengt andere wachtende mannen in beeld. Ook zij trachten de kou te bedwingen door hun ledematen te bewegen en de tijd te verdrijven – al etend, pratend en rondkijkend. Een reeks andere handelingen komt in het vizier en het wordt duidelijk wat hen hier samenbrengt. De trein. Ja, de trein. Maar niet om in te stappen en elders heen te reizen; het gaat hen om het vastleggen van het type trein, in notitieboekjes, op fotorol, video- of taperecorder.

Ben Judd legt op zijn beurt de treinspotters vast, grotendeels onopgemerkt. Er zijn slechts enkele treinspotters die zijn videocamera in de gaten krijgen. Eén van hen neemt zelfs de benen na een zichtbare twijfel of hij Judds blik zal beantwoorden met het richten van zijn videocamera op Judd. Even zou dat aardig zijn geweest, maar al snel zou het een saaie, hedendaagse versie hebben opgeleverd van het spelletje wie er het langst in de ogen van de ander kan kijken. En saai is I Miss niet. Integendeel.

Dat het kijken naar deze met de hand gefilmde, nauwelijks bewerkte beelden van niet erg tot de verbeelding sprekende mannen niet gaat vervelen ligt aan Judds beslissing om de geluiden van dit station in Engeland te vervangen door een voice-over. Hij koppelt de beelden daarmee los van hun lokale lawaai en plaatst deze in een andere context. Nog voor het eerste beeld van de video verschijnt, hoor je een magnetiserende mannenstem de woorden uitspreken: "I miss the way you rub your nose". Kort daarna volgt het al eerder beschreven beeld van man met fototoestel, die inderdaad een fractie later aan zijn neus wrijft. De vertraging levert iets komisch op. Is deze man werkelijk het object van gemis en niet een mooi meisje in de rol van verloren geliefde? De stem gaat verder met het opnoemen van al die andere maniertjes die hij mist; "the way you wave your hand, the way you point, the way you touch your camera". Steeds zie je de man vervolgens deze handelingen uitvoeren. Is dit dan een eerbewijs aan een overleden vader? Neen. Al snel wordt duidelijk dat niet deze man, maar een veelvoud aan treinspotters door de voice-over tot de gemiste ander wordt gemaakt. Dit verspringen van focus maakt het mogelijk het samengaan van woord en beeld los te laten. De video is daardoor – gelukkig – meer dan de ontdekking van het verband tussen de woorden van de voice-over en de handelingen van de mannen.

De discrepantie tussen woord en beeld geeft je de ruimte om stil te staan bij eigen herinneringen. Wie mis jij? En wat mis jij van die persoon? De onmogelijkheid om dit gemis te vertalen naar een helder beeld dringt zich op. Het menselijk geheugen is wellicht teveel gaan vertrouwen op externe middelen om dingen te onthouden. Het is mogelijk dat het hedendaags geheugen door de komst van het fototoestel niet langer in staat meer is om visuele beelden op te slaan om deze vervolgens naar believen op te roepen. Dat ook de foto faalt in het vertalen van een persoon in een beeld, beschreef Roland Barthes prachtig. Een foto van zijn overleden moeder, zoals hij zich haar herinnert, kan hij niet vinden.

Ben Judd lijkt het hedendaags collectief geheugenverlies (of in ieder geval een afstomping van een deel van ons geheugen) te betreuren. De laatste zin in de video zou zo geïnterpreteerd kunnen worden. Je hoort: "I miss the way you look at things". Je ziet een jongetje dat als een gek probeert alle nummers van de voorbijschietende trein op een taperecorder in te spreken. Kijken doet hij dus niet echt. De trein ziet hij evenmin. Het feit dat de trein in Judds video ook slechts als een flits aan zijn lens voorschiet, onderstreept dat het hem er meer om gaat de absurditeit van de menselijke wens alles vast te leggen te tonen, dan de essentie van de trein in beeld te brengen. Het allerlaatste woord in de video is bovendien "things", niet "trains". Judd slaagt erin het specifieke te ontstijgen. Op subtiele wijze heeft hij dit typisch Engelse fenomeen "trainspotting" – Engeland kwam begin negentiende eeuw als eerste met de trein als openbaar vervoersmiddel, waardoor er al 100 jaar geschiedenis op wielen de Britse stations passeert – weten te vertalen naar de globale obsessieve verzamelwoede van onze hedendaagse samenleving als compensatie voor ons collectief geheugenverlies.

In I Miss wordt, naar mijn mening, op een prachtige manier het voorbijgaan van de tijd verbeeld. De trein wordt metafoor voor het leven. En of je die nu wel of niet vastlegt op camera of in notitieboek, de trein komt toch wel.

BEN JUDD, I MISS (2002), 24 nov tm 31 dec 2002

PS, Leidsekade 60, Amsterdam, t 020 6209303
(de video is op afspraak nog te bezichtigen)

Jennifer Tee

Vinken en Van Kampen

Eerdere installaties van Jennifer Tee (Arnhem, 1973) hadden illustere titels als Snowhere. Tee Tee Tee unravels the Sci-fi delic past of Lullaillaco en In air I presume. The Non-logical Hunt for Toverknal. In haar TTT’s (Total Tee Transformations) verwerkt ze met een keur aan uiteenlopende media beelden, rituelen, personages, objecten en verhalen tot soms sprookjesachtige nieuwe omgevingen voor de toeschouwer. Naar aanleiding van een aanstaande solotentoonstelling bij Galerie Fons Welters in Amsterdam spraken we met haar over wat we daar zouden kunnen verwachten.

Tee vindt het moeilijk om nu al te praten over wat er te zien zal zijn bij Fons Welters. De tentoonstelling is ook voor haar op dit moment nog slechts voorstelbaar en woorden zouden teveel benoemen en het kijken vooraf teveel sturen. De nog te bouwen installatie blijft ook voor Tee zelf, tenminste tot het moment van de realisatie, op afstand. Het is een bewust ingenomen positie die voortkomt uit het besef dat de rijkdom van de ervaring groter kan zijn als het onbenoembare een rol krijgt toegedicht in het spel tussen kunstwerk en kunstenaar (en de beschouwer).

Ze hoopt in ieder geval dat de mensen niet te makkelijk een link leggen tussen de beelden die ze in haar werk gebruikt en de kennis die ze over haar als persoon kunnen hebben. Bijvoorbeeld vanwege het feit dat ze voor langere tijd in China en Los Angeles is geweest. Ze huivert voor een snelle connectie tussen het reizen en Ben Judd, I Miss, 2002, video, 7 min ‘exotische culturele invloeden’. Ze had in die periodes zeker interesse in andere manieren van denken en leven, maar ze had er ook vooral veel tijd om te lezen en na te denken, in een prettige wolk van isolement met tijd om je bewust te worden van hoe je je zelf voelt in een andere wereld.

De installatie die bij Fons Welters tot stand zal komen wordt bepaald door het besef dat ze steeds meer performance-achtig werk maakt. Tee noemt deze werken overigens liever ‘evenementen’, een omschrijving die een andere plaats geeft aan het publiek. Na het spraakmakende werk met de Mongoolse keelzangers tijdens de Open Ateliers van De Rijksakademie (2001) en doordenkend over de plaats en de rol van het publiek bij zo’n gebeurtenis is het idee van het ‘evenement’ bij Fons Welters ontstaan.

Op het moment van het gesprek kan Tee nog slechts iets zeggen over enkele van de onderdelen van de tentoonstelling en wordt bijvoorbeeld nog nagedacht over de mogelijkheid wekelijks voor het publiek iets extra’s te programmeren bij wijze van evenement/ performance. De galerie zal in elk geval onherkenbaar worden gemaakt en een ‘situatieconstructie’ worden waarbinnen het publiek een actieve rol krijgt. Zoals verhalen uit zinnen zijn opgebouwd en zinnen uit woorden, is de installatie uit objecten opgebouwd die op zich weer geconstrueerd zijn en ‘betekend’ met beeldkenmerken.

Vanaf de stalen binten in het dak kan een groepje aanwezigen een grote harmonica-lampion over zich heen laten zakken. Van buiten donkergroen, met een felgele lichtdoorlatende bovenkant waardoor er over de mensen binnen een sprookjesachtig schijnsel neerdaalt. Het doek is bedrukt met verschillende beelden die aan de aanwezigen een verhaal vertellen. Van deze ‘mentale ruimtes’ worden in de galerie nog een aantal eenpersoonsversies geplaatst die bezoekers eveneens zelf kunnen bedienen. Uit China heeft Tee een bundel reuzenbamboe laten verschepen, die ook in de tentoonstelling wordt verwerkt. De stengels zijn beschilderd en voorzien van een keramische kop en zullen in waaiers worden opgesteld. Ze vergelijkt de voorziene werking van het geheel met de manier waarop iemand een willekeurige ruimte binnenkomt en de visuele en auditieve informatie die hij vanuit alle hoeken krijgt, bewust en onbewust vormt tot één ervaring. Vanuit vogelvluchtperspectief moet de installatie een beeld opleveren van een soort tuin, die als het ware een niet bestaande cultuur doet ervaren. Een ‘situatieconstructie’ waarbinnen groepen mensen zich in een staat bevinden waarin nieuwe rollen en nieuwe functies mogelijk worden.

De beschouwer van haar tentoonstellingen moet gedurende zijn hele bezoek alle gedachten die bij hem opkomen kunnen behouden, zoals dat in de dagelijkse ervaring van de wereld om hem heen ook gebeurt. De kunstcontext hoeft wat haar betreft geen uitzondering zijn.

JENNIFER TEE, 22 feb tm 29 mrt

Galerie Fons Welters, Bloemstraat 140, Amsterdam, t 020 4233046, open di tm za 13-18

Fotografie is in

Petra Heck

Wat in andere landen al een paar jaar eerder ingezet is, gebeurt nu ook in Nederland. Ons kleine kikkerlandje doet mee aan de fotografiehausse. Het Fotomuseum Amsterdam, of kort gezegd FOAM, opende zijn deuren in december 2001. In 2002 werd voor het eerst het fotografietijdschrift Free Eye Magazine uitgegeven en op Paris Photo stond dit jaar de Nederlandse fotografie centraal. Zelfs de kranten doen aan de fotohype mee. De Volkskrant bracht ‘aan de vooravond van nieuwjaar zicht op het uitdijende universum van de fotografie', door een complete bijlage aan het medium te wijden. Kortom fotografie is in.

Den Haag staat sinds 14 december eveneens op de fotografiekaart. Het voormalige Schamhart-Heijligers gebouw, naast het Haags Gemeentemuseum, werd door het bekende museumverbouwingsarchitectenbureau Benthem-Crouwel onder handen genomen. Het Fotomuseum Den Haag valt onder het gemeentemuseum, maar heeft een ander logo, afwijkende openingstijden en een eigen conservator: Wim van Sinderen. Zijn eerste tentoonstelling bestaat uit een keuze van 150 jaar Nederlandse fotografiegeschiedenis waarin meer dan 200 foto's worden getoond. Van Sinderen is ook verantwoordelijk voor de gelijknamige, bij de tentoonstelling uitgekomen publicatie: Fotografen in Nederland 1852-2002 – Een anthologie.

De tentoonstelling waarmee het museum officieel opent, toont de foto's op thematische wijze. Volgens het persbericht zijn portretten, landschappen, stillevens, documentaire en reportage, reclamefoto's, sportfoto's en autonoom werk in de tentoonstelling te vinden. Tevens zou er in de Haagse bloemlezing aan ‘speciale vakgebieden als lucht-, natuur- en architectuurfotografie' aandacht besteed zijn. Helaas werkt deze indeling maar gedeeltelijk verhelderend. Is bijvoorbeeld reclamefotografie niet ook een specialistisch gebied? En is autonoom werk een thema? Bovendien zijn er geen namen van genres of thema's bij de gegroepeerde werken vermeld. Je moet zelf de clusters van elkaar zien te scheiden en uitmaken of een foto bijvoorbeeld documentair of autonoom is.

Binnen de thematische indeling valt soms een chronologie te ontdekken zoals bij de reclamefoto's die van Paul Huf via Paul Ruting naar recente voorbeelden leiden zoals de digitale foto van de getatoeëerde baby van Paul Ruigrok. Aan de andere kant worden er oude voorbeelden naast recente tegenhangers of equivalenten gehangen zoals bij een prachtig in de lens kijkend naakt van Gerard Fieret (ca. 1970-'75). Deze foto hangt naast een foto van een jongere vrouw in ouderwets korset en jarretels (gemaakt door Arno Nollen), dit meisje kijkt juist het beeld uit.

De foto van Nollen is gemaakt in 2001, maar lijkt even oud door de kleding, het klassieke model, het preutse wegkijken en het gebruikte materiaal; beiden foto's zijn gelatine zilverdrukken. Verschil is dat het werk van Nollen sterk geregisseerd lijkt en dat van Fieret overkomt alsof het spontaan genomen is. Sommige combinaties van werken zorgen voor interessante associaties. Groepen van dicht op elkaar hangende werken kunnen echter ook averechts werken; soms moeten beschouwers wel associëren waardoor de werken hun autonomie dreigen te verliezen.

De geselecteerde foto's zijn over het algemeen vrij bekend. Vooral de portrettensectie heeft een hoog déjà vu gehalte met eerder getoonde werken van Rineke Dijkstra, Inez van Lamsweerde en Céline van Balen. Ook de bekende foto van Anton Corbijn met Clint Eastwood is van de partij. Van Sinderen heeft dit bewust gedaan, immers hij zegt de ‘mooiste, bekendste of meest verrassende foto's' van de fotografen te tonen. Grote namen als Paul Citroen, Johan van der Keuken, Cas Oorthuys, Paul Huf en Rineke Dijkstra zijn onmisbaar in een honderdvijftigjarig overzicht, maar de keuze van een aantal anderen lijkt arbitrair en persoonlijk.

Het woord anthologie in de titel van de tentoonstelling geeft dit bloemlezinggevoel al aan. Van Sinderen heeft uit een ‘representatieve groslijst bestaande uit circa 650 fotografen', een selectie gemaakt. Desondanks is het een vrij compleet overzicht van de Nederlandse fotografiegeschiedenis geworden.

Het is de vraag hoe het Fotomuseum in Den Haag zich zal ontwikkelen en hoe het toekomstige tentoonstellingsprogramma eruit zal zien. Na dit overzicht van honderdvijftig jaar fotografie mag het een stuk spannender worden. Daarnaast maar hopen dat de inhoud van nieuwe fotoinitiatieven niet ten onder gaat aan de populariteit van het medium.

Tenslotte is het geweldig dat het museum tot maar liefst 22.00 uur geopend is. Met een fulltime baan is het moeilijk musea te bezichtigen. Een ‘museumpje pikken' op een duffe avond in plaats van de rijen voor de kassa in het weekend is een uitkomst. Men verwacht meer jongeren te trekken door de gewijzigde openingstijden, alleen al door de aantrekkingskracht van het café. Of dit zal gebeuren moet nog blijken, maar meerdere musea mogen dit plan overnemen.

FOTOGRAFEN IN NEDERLAND – EEN ANTHOLOGIE, tm 23 feb 2003

Fotomuseum Den Haag, Stadhouderslaan 43, Den Haag, open di tm zo 14-22

Één

Minka Bos

In deze barre verkiezingstijden, waarin alle zuilen weer hoog opgetrokken worden, kiest de hedendaagse muziekwereld niet voor rechts, links, groen of geel maar voor de mix. Scheiding is uit en de combinatie is in. Tan Dun werkt samen met Frank Scheffer, Louis Andriessen deed het twee keer met Peter Greenaway, Steve Reich was een hit met Bill Viola en, lang geleden, maakte Edgard Varèse ooit furore samen met Le Corbusier. Waren er tot nog toe altijd twee mensen nodig om één werk te maken, in deze tijd doen de echte mixers alles zelf. Zoals de componisten Arnoud Noordegraaf en Michel van der Aa. Deze en vorige maand presenteerden beide componisten nieuw werk waarin ze niet alleen verantwoordelijk waren voor het geluid, maar ook voor tekst, regie en film.

Arnoud Noordegraaf (1974) is van oorsprong componist, maar noemt zichzelf ‘maker'. Een term waarin alle disciplines die hij beoefent samenkomen. Noordegraaf maakte van kinds af aan muziek en filmpjes. "Horrorfilmpjes vond ik het allerleukste, met veel ketchup en doorgesneden champignons die dan de ogen waren…" Na één jaar toneelschool in Maastricht vond de maker zijn heil in de compositie afdeling aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

Muziek en film bracht Noordegraaf voor het eerst samen in zijn video installatie Cube Luber (1998). Sinds die tijd onderzoekt de componist alle mogelijke combinaties van beeld en geluid. Zijn laatste werk Tast (2002) is een volwassen uitwerking van zijn twee fascinaties: een werk voor zang, piano, percussie, elektronica en film.

Deze film bestaat uit twee hoofdstukken, waarin de communicatie tussen twee mensen centraal staat. Het eerste deel speelt zich af in een witte, steriele ruimte met een witte bank, twee stoelen en een lange rij boekenkasten, die in een cirkel staan opgesteld. Een man en een vrouw lopen in de ruimte rond en rangschikken de boeken op automatische wijze. Als machines draaien ze hun dagelijks routine af. Totdat de vrouw doordraait, ze niet meer te stoppen is en lichamelijk aftakelt. Ze wordt niet geholpen, want ze wordt niet gezien. De man reageert totaal niet op haar belabberde toestand. De routine gaat voor. Het contact tussen man en vrouw staat ook centraal in het tweede deel van Tast. Ditmaal zijn een oude man en vrouw te zien die letterlijk tasten in het duister. Noordegraaf filmde, met behulp van een infrarood camera, hun gezamenlijke dagelijkse handelingen in het donker. Het is voor het oudere stel niet moeilijk elkaar te vinden, de jarenlange routine heeft hen tot ervaringsdeskundigen gemaakt.

Liefdevol dansen ze samen en spelen piano, houden ze zich bezig met de afwas en met het uitkloppen van de lakens. Het resultaat is een poëtisch sprookje op film. De beelden spreken voor zich en vertellen een helder verhaal, zonder voorspelbaar te worden. De muziek complementeert voornamelijk het beeld.

Twee zangeressen, een pianist, percussionist en de elektronica vertolken Noordegraafs archaïsche muziek. Het libretto is in het Latijn en dus onnavolgbaar. Wat overblijft zijn de gezongen melodieën en klanken. Het beeld zou niet zonder de muziek kunnen en andersom, maar wel zonder de live uitvoering. De uitvoering heeft Noordegraaf sober gehouden. De film wordt geprojecteerd op een doek boven de hoofden van de musici, die een concertante uitvoering geven van het werk. Er is dan ook geen directe connectie tussen uitvoering en film. De kijker en luisteraar vormt zelf de brug tussen wat hij hoort en ziet.

Laaiend enthousiast juichte de pers de spraakmakende opera One van Michel van der Aa tegemoet en nog steeds applaudisserend, verschenen deze week de recensies in de kranten. "One is meesterlijk" kopte het Parool en "Michel van der Aa fascineert in One" schreef het NRC. Wat is aan dergelijke overdonderende statements nog toe te voegen?

Michel van der Aa (1970) studeerde eveneens compositie en muziekregistratie aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Al snel werd Van der Aa opgepikt als new talent on the block. Na ook nog de felbegeerde Gaudeamus prijs te hebben gewonnen werd de jonge componist overspoeld met opdrachten.

In veel van zijn werken zoekt de componist vaak de theatrale kant van de performance op. Dit resulteerde bijvoorbeeld in een duet tussen twee percussionisten, waarbij één playbackte en in een live televisie bewerking tijdens de uitzending van één van zijn werken. De theatraliteit is bij Michel altijd gedacht vanuit de musici, hun instrumenten en hun geluid. De componist heeft altijd al oog gehad voor de presentatie van zijn werk. In de opera One, voor één zangeres en elektronica, voert Van der Aa zijn beeldende ideeën tot het uiterste.

Op het podium en in een film is de virtuoze zangeres Barbara Hannigan te zien en te horen. De echte versie en haar alter ego op het scherm gaan een dialoog met elkaar aan. In het theater beweegt Hannigan met een clicktrack in haar oor, een apparaatje dat de maat aangeeft, waardoor ze precies weet wanneer ze moet zingen. De zangeres begeeft zich zowel in de film als op het toneel in een vrijwel identieke omgeving: een ruimte met tafel en stoel en een kast vol kaarsen. In de film breekt de zangeres takken die ze zorgvuldig optekent in een blocnote en later ergens anders neerlegt. Plotseling stopt de film en de muziek en begint het spannendste gedeelte van de opera. Vier vrouwen vertellen om de beurt, in documentaire stijl, over een identieke ervaring die ze beleefden in de ruimte van de zangeres. De takkenbreekster verandert dan in een oude vrouw die, in een clichématig einde, zingt dat ze one is geworden met haar jonge tegenspeelster. Welk verhaal Van der Aa zijn publiek wil vertellen is niet geheel duidelijk. Is het hekserij? Of Bill Viola's Nantes Triptych revisited?

Van der Aa is componist, zoals hij zelf zegt. Een benaming die elke kritische vraag over zijn film al bijna onmogelijk maakt. Zijn filmische ideeën staan dan ook nog in de kinderschoenen. Hoewel het uitgangspunt, om beeld en realiteit in elkaar over te laten lopen, best aardig is, is de componist in zijn uitwerking niet geslaagd. De film zit technisch slecht in elkaar. Maar goed, een sterk beeld zou goede techniek totaal overbodig kunnen maken. Helaas is dat nou net niet te vinden in Van der Aa's eerste film. De muziek klinkt fragmentarisch en lijkt ontoegankelijker te zijn dan andere stukken van Van der Aa, hoewel de gebruikte harmonieën vrij eenvoudig zijn, aldus de componist.

Het, eveneens door Van der Aa geschreven, Engelse libretto is zo onbegrijpelijk dat het of extreem intelligent moet zijn, en daardoor niet te doorgronden, of gewoon abracadabra. Wat wel erg goed geslaagd is, is het vinden van een hele goede zangeres die kunsten vertoont met elektronica. De totale uitvoering hangt zo van complexiteiten aan elkaar dat het bijna onmogelijk is tussen alle takken het bos nog te zien. Noordegraaf zet met Tast een degelijk werk neer dat aan alle kanten klopt. Maar Van der Aa gaat het experiment aan. Het getuigt van veel lef om beeld en uitvoering op zo'n directe wijze op elkaar in te laten grijpen. De basale concertante uitvoering van Tast is veel simpeler, maar levert wel genoeg spanning op. In One loopt Barbara Hannigan op en neer over het podium en schuift met stoelen en tafels. Soms levert dat een aardig beeld op, zoals in de openingsscène, waarin de zangeres zichzelf belicht met een knijpkat. Het geluid van het lampje, de stem van de zangeres en het simpele beeld zijn goed voor een paar minuten prachtig totaaltheater.

Van der Aa kiest voor het experiment en speelt als debutant filmmaker gevaarlijk spel, helaas zonder goede afloop. Noordegraaf toont film met muziek, zoals in het stomme film tijdperk al veel vaker is gedaan, weinig nieuws dus, maar een beproefd recept voor een degelijke en heel mooie productie.

ONE, Michel van der Aa
One is in januari in diverse theaters te zien: ‘s Hertogenbosch 19 jan, Den Haag 23 jan, Maastricht 26 jan, Leeuwarden 28 jan, Groningen 29 jan.

www.doubleA.net

TAST zal binnenkort te zien zijn in Studio Grasland, Haarlem.

www.grasland.nl
www.inexcelsisvideo.nl

Wolkenvelden

Xandra de Jongh, Arjan Reinders

Niets heeft het fundamentele schilderwerk van kunstenares Linda Arts (Nijmegen 1971) gemeen met de jaargetijdenschilderingen van oude meesters. Desalniettemin vormt haar werk tot en met 23 februari een soort opmaat voor een thematentoonstelling over de vier jaargetijden in het Noordbrabants Museum in Den Bosch. Een groter contrast was nauwelijks denkbaar; al slaagt Arts er op eigentijdse wijze minstens zo goed in om dat wat zich buiten bevindt aan licht, lucht en natuur haar werk binnen te trekken als menig oude meester.

Arts, wonend en werkend in Tilburg, is de zesde jonge kunstenaar op rij die zich dit jaar in de galerij van het museum mag presenteren. Het is in al zijn soberheid en concentratie de meest omvattende expositie tot nu toe omdat zij zich nadrukkelijk niet beperkt tot de lange witte wand om haar fundamentele schilderwerk tegen te hangen maar ook de glazen zijwand in haar compositie betrekt.

Is het in het circuit van kunstenaarsinitiatieven doorgaans geen probleem hele ruimten naar je hand te zetten en verbouwen, in het museum ligt dat wat moeilijker. Zo ook in Den Bosch. Bovendien is de galerij een behoorlijk dwingende ruimte; een ongeveer 25 meter lange sluis die de kunstenaar als het ware beperkt tot een sequentie van muur-werk-muur-werk etc. Met oog voor opbouw en ritme aangepakt, kan dat een sterke ‘film’ opleveren zoals onder anderen Koen Delaere, Ingrid Simons en Marjolein Landman in de vorige edities bewezen hebben. Zij slaagden er echter niet in, of maar ten dele, om uit de wand te breken.

Gezien haar achtergrond, waarin zij meermalen ingreep door hele ruimtes met wanden, schilderijen en licht te herschikken, stelde Arts zich van meet af aan ten doel de hele galerij te benutten. Zelfs vloer en plafond nam zij in ogenschouw, maar gelet op de geringe hoogte zag zij daarvan af. Resteerde de glazen wand. Die biedt niet alleen zicht op de weelderige binnentuin maar ook de kans om haar strakke werk een relatie te laten aangaan met de directe omgeving. Een kans die Arts met beide handen heeft aangegrepen, door het glas op verschillende plekken met folies te beplakken. Met dit plakwerk creëert zij strakke doorzichten naar de tuin, de ene keer omkaderd, dan weer scherp doorsneden of gefilterd door een parelwit of diep rood vlies. Het zijn echter niet alleen abstracte toevoegingen aan het bestaande, de folies bieden ook enig inzicht in het kijken van de kunstenaar. En daarmee is de brug naar het schilderwerk van Arts geslagen. Want als het ergens om draait in het werk van Arts dan is het kijken en analyseren; van kleur, vorm en dimensies.

Neem bijvoorbeeld de in dunne banen grijze olieverf van zwart spiegelende lak naar mat witte olie verlopende panelen. Los van elkaar lijken het niet meer dan analytische studies, maar bij elkaar geplaatst gebeurt er iets. De maximale tegenstelling komt als het ware tot leven; zo lijken de vier boven elkaar geplaatste rechthoeken in het wit haast naar voren te golven terwijl het zwart zich op de achtergrond houdt. Hetzelfde gebeurt in twee lange boven elkaar hangende panelen. Is in de bovenste baan het midden een zwart blok dat zich in de diepte lijkt terug te trekken, n de onderste baan dringt het witte hartblok zich juist in het oog naar de voorgrond. Zijn deze principes in de langgerekte zwart/wit studies nog bijna mathematisch van opbouw, in de kleine en grote lakwerken veranderen ze in pure sfeer. Daarbij is vooral de kleur belangrijk; niet alleen van de bovenste laklaag maar ook van de ondergrond. Samen bepalen ze de intensiteit van ieder werk.

De associatie met wolkenvelden of fotografische procédés waarin de emulsie zich meester maakt van het beeld ligt met name voor de hand in de zeven grote vierkante panelen. Ook hier zie je diepdonkere en wat transparantere lichte stukken door het beeld waaien waardoor een bijzonder wervelende dieptewerking ontstaat. En het maakt niet uit of de kleur nu rood, grijs, groen, blauw of wit is; lang kijken maakt dat je je in ieder vlak kunt verliezen. Voeg daarbij de bijna spiegelende lak die de beelden van buiten haast natuurlijk in zich opneemt en vervormt tot schaduwen, en je hebt een kijkspel dat zich in iedere weersomstandigheid anders laat aanzien. Is het buiten grijs dan zijn de schilderijen gesloten en in zichzelf gekeerd, straalt de zon dan lichten ze op en absorberen hun omgeving. En daarmee gaat Arts misschien nog wel een stapje verder dan de seizoenenschilders; zij laat haar werk de seizoenen in zich opnemen.

LINDA ARTS, tm 23 feb

Noordbrabants Museum, Verwersstraat 41, Den Bosch, t 073 6877877, open di tm vr 10-17, za en zo 12-17

Een koude zondagavond in het begin van december. Regen valt gestaag omlaag. De wijk Oud-Krispijn in Dordrecht biedt een verlaten aanblik. De straten glimmen van de regen, iedereen loopt snel door, weggedoken in kraag of sjaal. Vanuit de woonkamers valt lichtschijnsel naar buiten.

Een blik naar binnen vertelt een verhaal van een ouder echtpaar, gezeten tussen de foto's van hun kleinkinderen. In de vensterbank staan de kunststofbloemen stof te vergaren. Iets verderop is de plaatselijke buurtwinkel veranderd in een telefoonwinkel, waarvandaan goedkoop naar Marokko, Tunesië of Turkije gebeld kan worden. De loketbediende onderbreekt zijn praatje met een grijze man in djellaba en legt me hulpvaardig uit hoe ik naar de Brouwersdijk moet lopen. Ik ben op weg naar een expositie midden in de multiculturele wijk Oud-Krispijn die regelmatig het nieuws haalt vanwege overlast en criminaliteit.

Het Centrum voor Beeldende Kunst in Dordrecht heeft een driejarig project gestart om met kunst in de openbare ruimte het imago van de wijk te verbeteren en de wijk positief te ontwikkelen, aldus hun nieuwsbrief. Het Humanitasgebouw aan de Brouwersdijk biedt onderdak aan de expositie BinnenKamers. Op de ramen flikkeren dia's van fotograaf Ralph Kämena. Hij fotografeerde interieurs van jongeren, bejaarden, allochtonen en autochtonen. Hun slaapkamer, rommelzolder of woonkamer wordt geprojecteerd op de ramen van het Humanitasgebouw. In het donker wisselen de vele interieurs zich af, met het effect alsof je hard door een straat rent en bij elk huis vanuit het donker een blik naar binnen werpt. Een kamer van een Lord of the Rings fan, compleet met posters van de hoofdrolspeler licht op, en wordt vervangen door een interieur waarin een beeldje van een Chinese godin prominent aanwezig is. De vele ramen laten vele verschillende interieurs zien, elkaar in rap tempo afwisselend. Achter enkele ramen vergadert een buurtcomité, niet zichtbaar afgeleid door de veranderlijke kunst. De suppoost Joachim doet open, nadat ik lukraak enkele bellen probeerde met naambordjes van verschillende organisaties en verenigingen ernaast.

In de twee gangen in het gebouw hangen monitoren. Elke monitor laat een interview zien met een van de bewoners van de wijk Oud-Krispijn. Sommigen wonen er al hun hele leven, anderen wonen er een aantal jaar. Mensen uit Marokko of de Antillen proberen in hun huis hun land van oorsprong op te roepen. Een vrouw uit Suriname heeft haar interieur gevuld met planten uit Suriname zoals een peperplant, die ze in vijf jaar tijd heeft opgekweekt tot een indrukwekkend exemplaar. De inrichting is zoals haar huis in de Antillen. Een verzameling adelaarbeeldjes en afbeeldingen siert haar huis. Ze "wil zo zijn als de adelaar. Als ik ze zie, dan voel ik me sterk en alert." Vele bewoners passeren de revue. Journalist Mehmet Ülger interviewde ze. De mensen vertellen openhartig over hoe zij hun huis inrichten, wat belangrijk is. Zo vertelt een Turkse man, die sinds 30 april 1980 in Nederland woont, dat het huis schoon moet zijn. Het moet er goed en opgeruimd uitzien. 's Avonds moet je een pyjama aan, dat is belangrijk. Het is zo belangrijk dat het huis schoon is omdat de woonkamer ook dienst doet als gebedsruimte. Ook moet je jezelf schoonhouden voor het gebed. Voor Lale, een jonge Turkse vrouw is de reinheid van het huis ook van belang, naast gastvrijheid. Onverwacht bezoek is altijd welkom, er is altijd plaats aan de eettafel voor een onverwachte gast.

Andere video's laten het leven van een Italiaanse zien, een Nederlandse in een strak en modern interieur vol Gispenmeubels en een Slavische vrouw in een huiskamer vol kant, frutsels en religieuze afbeeldingen van Maria en Christus. Een breed scala van huiselijk leven passeert de revue, waarin vooral de trots van de bewoners op hun wijk opvalt. Iedereen voelt zich er thuis, en geregeld valt het woord ‘gezellig', dat woord waarvoor in andere talen geen equivalent voor bestaat.

De video's zijn een ontkenning van het slechte imago van de wijk. Het is mooi om te zien hoe iedereen zijn plekje heeft gevonden en goed met elkaar overweg kan. Maar door deze vorm van presenteren verzandt het project in preken voor eigen parochie. Waarschijnlijk zien vooral de gebruikers van het buurtgebouw de video's. Maar niet iedereen komt er binnen of herkent de dia's vermoedelijk als kunst. Suppoost Joachim: "de overburen van het gebouw kwamen vragen wat er toch met het licht aan de hand was." De dia's op het raam zijn wat diffuus. Op een regenachtige donkere nacht vielen de woonkamers aan de straat meer op dan hun gefotografeerde pendanten op het Humanitasgebouw. De blijde boodschap van integratie en wederzijds respect zou duidelijker overkomen in de vorm van een documentaire. Iedereen is wel nieuwsgierig naar hoe anderen wonen en leven. De video's geven een positief beeld van het wonen in de wijk, en na het zien ervan vraag je je af hoe de wijk in godsnaam aan dat slechte imago komt. Aan de geïnterviewden ligt het niet. Misschien had voor het evenwicht een jeugddelinquent geïnterviewd kunnen worden.

BINNENKAMERS

Brouwersdijk 4, Dordrecht, 1 nov tm 1 dec 2002
(catalogus verschijnt in 2003, meer info CBK Dordrecht t 078 6314689)

Mixed

Angelique Spaninks

Lunchpauze op de TU, de campus vol Eindhovense techneuten, ergens midden januari. Zo'n groep mensen verzamelt zich in een gebouwtje van beton, glas en staal; het zogeheten Gaslab.

Dit bouwwerk doet sinds kort dienst als cultuurbunker voor studenten; waar vooral theater en film te zien is. Maar deze middag is het een mengelmoes van kunstvormen die de aandacht trekt: beeldende kunst, film en muziek.

Mixed Frequencies heet het project dat door de Eindhovense musicus Edward Capel op verzoek van het Brabantse Muzieklab is geïnitieerd. Hij betrok er een aantal geestverwanten uit diverse disciplines bij en bouwde zo een boeiende mix van beeld en geluid. Een mix die soms live wordt uitgevoerd maar ook op een cd is samengebracht.

Op het eerste gezicht lijkt de muziek de dominante kunstvorm; de helderste frequentie. Capel spelend op zijn saxen en de door dj Kid Sundance (Raimond Gesthuizen) gemixte en gescratchte beats vullen het Gaslab met een stevige sound die soms sneert en snerpt dan weer diep en ritmisch voortstuwt. Muziek waar je stil naar luistert, maar soms ook wel even op zou willen bewegen. Van een dansje komt het echter niet, tenminste niet in de middagpauze.

Wat niet wegneemt dat er toch beweging is, zij het op film. Flitsende beweging zelfs, van fietsende en rennende figuren in een bosrijke omgeving in de animatiefilm die Design Academy studenten Job, Joris en Marieke voor Mixed Frequencies verknipten tot een collage van kleur en beweging. En hoewel er geen sprake is van een soundtrack, sluit Capels en Gesthuizens muziek soms naadloos aan bij de beelden. Zoals ook de tot prints verwerkte tekeningen en schilderijen van Jos van der Sommen en Simon Benson de sfeer in de muziek maar ook uit de film echoën – soms heel letterlijk (zoals de spar van Benson die 'zangsporen' op zijn takken draagt) dan weer geïmproviseerd abstract en ongrijpbaar zoals het vlakvullende water en het groen van Van der Sommen.

Je zou verwachten dat alle deelnemers aan dit project dan ook intensief samengewerkt hebben om alle meer en minder subtiele raakvlakken tot een geheel te componeren, maar niets is minder waar. Zij hebben vooral ieder op hun eigen gebied gewerkt en zich hooguit zijdelings laten inspireren door wat ze van de anderen hoorden of zagen. Van der Sommen bijvoorbeeld schilderde zijn veelal surrealistisch aandoende werk met de muziek van Capel, op muziek die hij al goed kende van een eerder samenwerkingsproject waarbij Capel drie composities maakte bij een presentatie van Van der Sommen in de Helmondse Cacaofabriek.

En Benson ontdekte dat sommige van de teksten in bomentekeningen die hij had liggen toevallig letterlijk overeenkwamen met flarden tekst in de raps die Barry Poetiray laat klinken. Bovendien zijn het poëtische zinnen die gedachten aan parallelle werelden oproepen zoals het intrigerende "do you still fall asleep in one world and wake up in another", of aan de muziek die zich nu juist zo vol in het Gaslab heeft laten gelden. Op de vraag in een van Bensons tekeningen – "do you still hear music when there is no music" – moet het antwoord dan ook volmondig ja zijn. Zeker na een lunchpauze vol Mixed Frequencies.

MIXED FREQUENCIES, verkrijgbaar via het Muzieklab Brabant

www.muzieklab.com

Zoolfilm en hangarhuis

Lotte Haagsma

Op dinsdag 14 januari hield Adam Kalkin een lezing in Den Haag, georganiseerd door Stroom. Stroom nodigt regelmatig kunstenaars uit die zich op het grensgebied van beeldende kunst en architectuur bewegen of architecten die de ‘vrije ruimte' van de beeldende kunst opzoeken. Adam Kalkin is van oorsprong architect maar hij doet vooral wat hij leuk en fascinerend vindt en laat dat dan in een kunstcontext zien. Nonchalant en met een wat onverschillige houding liet Adam Kalkin via zijn Mac pagina's uit zijn nieuwste boek zien. Hij zat midden tussen het publiek dat naar het scherm voorin de zaal keek, en gaf snel en summier commentaar bij de beelden uit zijn boek ‘Architecture and Hygiene'.

Het was een fascinerende wereld die zo, wat vluchtig, aan ons voorbij trok: zijn eigen huis, een nietszeggende woning, gebouwd rond de vorige eeuwwisseling, waar hij een prefab hangar omheen zette. Het hele huis staat als het ware in een grote hal, wat eens buiten was is nu binnenruimte geworden, afgeschermd van regen en wind maar zonder de beschutte kwaliteit van een huis.

Een auto met daarin een collectie kleine site-specific kunstwerken die op verschillende manieren door de bezoeker bekeken kunnen worden. De curator rijdt met zijn ‘Car Museum', de wereld rond en toont zijn collectie op parkeerplaatsen.

Dog Lifter, een installatie waarin een man een hond ophijst via een katrollensysteem. Van deze performance is een video gemaakt die je kunt bestellen op www.architectureandhygiene.com, de website van Adam Kalkin. Een sportschoen met een zool van allemaal kleine laagjes. Elk laagje bevat een beeltenis en al lopend verslijt de ene laag en wordt het volgende beeld zichtbaar; een uiterst langzame film ontrolt zich, een ‘Sole film'. ‘One bird teaching another bird to say…' waarin een mechanische vogel een echte papegaai leert spreken.

Huizen gebouwd van containers en nog heel veel meer…

Veel van wat Kalkin liet zien deed denken aan jongensprojecten: aan auto's sleutelen, hutten bouwen en grapjes met techniek uithalen. Kalkin is een onderzoeker, van objecten, materialen en ideeën. Hij recycelt een huis, een hangar, maar ook containers en een slurf waarmee de reiziger van de pier in het vliegtuig kan stappen. Hij vertelde tijdens de lezing dat hij ervan houdt om het ene om te zetten in het andere, zoals het transformeren van idee uit de literatuur naar de realiteit.

Kalkin wekte tijdens de lezing de indruk vooral bezig te zijn met wat hem interesseert en zich niet te storen aan afgebakende vakgebieden. In zijn architectuur lijkt hij daarbij op zoek naar absurde, fragmentarische, paradoxale mogelijkheden, in plaats van naar fuctionele en esthetische oplossingen. Hij is niet geïnteresseerd in ‘ontwerpen', maar wil graag verrast worden door de consequenties van een ingreep. Zoals door de ruimtes die ontstonden bij het plaatsen van een hangar over zijn huis.

ADAM KALKIN

www.architectureandhygiene.com
www.stroom.nl

Het Beloofde Land

Nathalie Zonnenberg

Het beloofde land dat Mozes de bevrijde Israëlieten toonde, moet er ongetwijfeld aantrekkelijker hebben uitgezien dan het landschap op de foto’s die Lidwien van de Ven momenteel toont in Galerie Paul Andriesse.

De acht zwart-wit foto’s die op groot formaat rondom in de voorruimte hangen – zichten vanaf de berg Nebo over het land van Kanäan, het huidige Israël – gunnen ons nauwelijks een blik op ‘het land van melk en honing’. Het land waar ‘zilveren vlakten met wuivende palmen zich uitstrekten tot aan een horizon van blauwe zee’. Evenmin is voor te stellen dat het landschap waarnaar we kijken het toneel is van het huidige Israëlisch-Palestijnse conflict. Niets wat de camera heeft gevat, duidt in die richting: wat we zien is een verstild, bijna leeg beeld.

Van de Ven lijkt bewust op zoek te zijn naar dergelijke beelden. Zij stelt zich nadrukkelijk niet op als een fotojournalist, die op een dergelijke plek waarschijnlijk een veel herkenbaarder beeld zou hebben geschoten. In plaats daarvan kiest zij voor een grotere gelaagdheid, of voor een lagere lees- of herkenbaarheid, die het beeld open laat voor velerlei (persoonlijke) interpretaties. Om die reden wellicht toont zij in de galerie nog vier andere beelden – van een groep gesluierde vrouwen in Iran, een Arabisch aandoende jongen die zijn gezicht verbergt, een woestijnnacht en een groep politieofficieren in het centrum van Brussel – die ogenschijnlijk geen relatie hebben met de serie Het Beloofde Land. Hierdoor kan de bezoeker tussen de beelden dwalen, en mogelijke verbanden leggen. Maar de plekken waar Van de Ven haar foto’s heeft gemaakt zijn te expliciet om aan de politieke connotaties ervan voorbij te gaan. Onwillekeurig dringt zich de vraag op waarom het Israëlische landschap op deze wijze wordt getoond. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het werk van Paola Yacoub en Michel Lasserre, die in contrasterend prachtige foto’s de effecten van oorlog op de architectuur van een landschap weergeven – zoals bij de grens tussen Israël en Zuid Libanon, ook jarenlang toneel van politieke conflicten – blijft Van de Ven’s Beloofde Land tamelijk aan de oppervlakte. In een groot overzicht van haar werk, zoals te zien was in het MUHKA in Antwerpen en het Domein in Sittard, vullen de beelden elkaar aan tot een betekenisvol geheel. Maar in de sobere galeriepresentatie komt de aandacht meer op het onderwerp te liggen; een werk als Het Beloofde Land is daar niet tegen bestand.

HET BELOOFDE LAND, Lidwien van de Ven, tm 8 feb

Galerie Paul Andriesse, Prinsengracht 116, Amsterdam, t 020 6236237, di tm vrij 11- 18, za 14-18

Kolkend water, beukende golven, verdronken land. Laat je onderdompelen in de zompigheid van ons land bij de openingstentoonstelling De ramp van ’53 door het oog van de media van het gloednieuwe Nederlands Fotomuseum in Rotterdam.

‘Meneer Java staat voor het raam en luistert naar de radio. Ssst. De radionieuwsdienst met een extra bulletin! Een nachtelijke springvloed heeft het land geteisterd… De dijken zijn doorgebroken. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant staan onder water. Reporters melden chaos en paniek, het vee drijft in de wei en de boeren willen niet weg… Het wachten is op de mariniers, het leger… Er is een kind geboren op een vlot. Lieslaars en oliepakken kraken door de radio.’ Zo begint het hoofdstuk Watersnood uit Adriaan van Dis’ boek Familieziek en zo zal de ramp veel huiskamers in die dagen zijn binnengedrongen.

Heel erg Nederlands en actueel deze vijftig jaar oude natuurramp, die in de nacht van 1 februari 1953 zuidwest Nederland overviel. Hoe kon dit gebeuren? Ons land is een delta van vier Europese rivieren (Eems, Maas, Rijn en Schelde) en stond oorspronkelijk soms zelfs voor tweederde blank.

Om de landhonger te stillen zijn 450 polders aangelegd en zijn rivieren in hun zomerbedding geperst. Dankzij terpen, dijken, dammen en gemalen werd die dansende zuigende bodem omgetoverd tot één van de dichtstbevolkte delen van het continent. Geen wonder dat het inklemmen van water zijn tol eist. Nu denk je misschien: zo’n lesje vaderlandse geschiedenis en topografie is leuk, maar moet dat in een fotomuseum? En is dit nog beeldende kunst? Ja dus, door het aanbod – de collectie van het Fotomuseum wordt thematisch ontsloten binnen het digitaliseringsproject Het geheugen van Nederland – maar vooral door de manier van presenteren. Die is ronduit spannend. De insteek van de tentoonstelling is hoe de media 50 jaar geleden met deze nationale ramp omging en welke beelden van toen het collectieve geheugen van nu hebben bepaald. Te zien zijn originele foto’s van beroemde fotografen waaronder Ed van der Elsken en Eva Besnyö. Het ludieke deel van de tentoonstelling hebben we te danken aan de Engraph: een interactieve multimediamachine waarmee je een schat aan materiaal zelf tevoorschijn kan toveren. Deze presentatiedatabase bevat naast enkele honderden bekende en onbekende foto’s ook boeken en artikelen in dagbladen en tijdschriften die je kunt doorbladeren. Heb je de Paris Match bekeken, luister dan naar koningin Wilhelmina op het Polygoonjournaal die op een van de eerste dagen na de ramp het Nederlandse volk toespreekt. Al deze informatie kan op verschillende manieren doorkruist worden: je kan het materiaal van dag tot dag bekijken, per locatie, per fotograaf, per medium etc. Wie de knoppen van de Engraph bedient, is op dat moment gids voor andere bezoekers, want het materiaal uit de Engraph machine wordt niet alleen geprojecteerd op je pc-scherm maar ook op een groot scherm in de zaal.

Al die delen van seconden opgeteld dat de lenzen van de fotografen openstonden ontstond een urenlange sluitertijd met als resultaat een film van wonderschone beelden. Kun je dat zeggen van foto’s die zoveel menselijk en dierlijk leed tonen? Ja, richt je even niet in de eerste plaats op de getroffenen en een ramp als 11 september levert ook prachtige en intrigerende beelden op. De vier landbouwpaarden op een rij die onaangedaan oog in oog staan met het water dat aan hun hoeven reikt. Of de gedenkplaten op het kerkhof waarop je alleen nog kunt lezen ‘hier rust’.

Wat je hier ziet is niet alleen de watersnoodramp maar ook een tijdsbeeld van hoe mensen in een uithoek van Nederland omringd door het water toen leefden. Okay, hip is het niet, de romantiek van hard werken en het gezin als hoeksteen van de maatschappij, maar bekijk die koppen eens goed. Hier is niets geregisseerd. Doodsangst en gelatenheid gaan hand in hand. En verder wordt er hard gewerkt, redden wat er te redden valt, en dan hebben al die zandzakken en madurodamhuisjes waarvan alleen de daken nog boven ze zee uitsteken niet alleen iets treurigs maar soms ook iets grappigs.

DE RAMP VAN ’53 DOOR HET OOG VAN DE MEDIA, 19 jan tm 09 mrt

Nederlands Fotomuseum, Witte de Withstraat 63, Rotterdam, open di-zo 11-17

Verschillen zoeken

Vinken en Van Kampen

Aan de negen kunstenaars die deelnemen aan de tentoonstelling Spot the differences bij Galerie van Gelder werd gevraagd een ouder en een recenter werk te laten zien. Het idee is afkomstig van een gelijknamig werk van Marijke van Warmerdam dat ze maakte op uitnodiging van de Duitse kunstinstelling Portikus. Dit werk neemt dan ook een prominente plek in de tentoonstelling in. Boven elkaar zien we twee ogenschijnlijk identieke foto’s van een classicistische gevel, de titel daagt de kijker uit om deze beelden grondig te beschouwen.

De gedachte van de tentoonstelling vindt zijn beste uitwerking dan ook meteen in de werken van Van Warmerdam, die elkaar mooi aanvullen en concepten en beelden op elkaar laten inwerken. Het spelletje van kijken en vergelijken blijft echter niet beperkt tot de werken van afzonderlijke kunstenaars, want ook tussen de kunstenaars zijn verwantschappen te ontdekken. Heel letterlijk soms, zoals bij de tekening van Lily van der Stokker waarin een multiple van John M. Armleder geprezen wordt, die aan een andere muur te zien is. Ook meldt deze tekening ‘S. Fleury and John Armleder are artists who live in Geneva’ en alweer ontstaat er een parallel: ook van Fleury is een aantal werken opgenomen. Het plezier van Van Gelder in het samenbrengen van deze werken is goed te voelen en meestal gaan de onderlinge verwantschappen – in sfeer, of in materiaalgebruik – veel verder dan de letterlijkheid in de tekening van Van der Stokker. Jammer is evenwel dat het uitgangspunt om van elke kunstenaar twee werken op te nemen niet consequent is doorgevoerd. Van Jaap Kroneman, Kathy Temin en van Lily van der Stokker is maar één werk te zien en dat maakt dat hun individuele verhalen er, bijvoorbeeld in vergelijking met dat van Van Warmerdam, wat bekaaid vanaf komen.

‘SPOT THE DIFFERENCES’, John M. Armleder, Sylvie Fleury, Jaap Kroneman, Rob Pruitt, Steel Stillman, Lily van der Stokker, Kathy Temin, John Tremblay, Marijke van Warmerdam

tot 21 dec, Galerie Van Gelder, Planciusstraat 9 a, Amsterdam.
open di tm za 13-17.30

In 2001 bestond de percentageregeling vijftig jaar. De regeling voorziet erin dat één procent van de kosten van bouwprojecten van de rijksoverheid besteed kan worden aan kunst. Dit jubileum ging niet onopgemerkt voorbij: er werden excursies georganiseerd naar bijzondere kunstwerken en er verschenen diverse publicaties over opdrachtgebonden kunst. Het viel het Centrum Beeldende Kunst Groningen op dat bij al deze activiteiten telkens het eindproduct – het kunstwerk zelf – centraal stond, en niet het voortraject en het proces om tot een kunstwerk te komen. Ook de nazorg en het onderhoud bleven onderbelicht. Als begeleidende instantie maar ook als opdrachtgever van kunstopdrachten in Groningen, ontwikkelde het CBK daarom het project Opdracht Volbracht. Dit project, dat naast een tentoonstelling ook een cd-rom en drie lezingen omvat, biedt inzicht in het opdrachttraject. Niet alleen interessant voor potentiële opdrachtgevers, kunstenaars en begeleidende instellingen maar ook voor het bredere publiek.

Het blootleggen van dit traject vanaf het eerste idee voor een kunstwerk, de opdrachtformulering, de keuze van de kunstenaar, de rol van de begeleidende instantie, de uitvoering tot en met het onderhoud achteraf lijkt een moeilijke opgave. Toch geeft de fraai vormgegeven tentoonstelling blijk van een heldere aanpak Van de bezoeker wordt verwacht dat hij zich actief opstelt door in het aangeboden leesmateriaal te duiken. Voor wie dat niet doet is echter genoeg foto- en videomateriaal voorhanden om toch een indruk te krijgen.

Uit de grote hoeveelheid kunstwerken die de laatste jaren in de Nederlandse openbare en semi-openbare ruimte is geplaatst lichtten de tentoonstellingsmakers er vier uit. Deze zijn met ongeveer zestig andere projecten ook uitvoerig gedocumenteerd op de cd-rom. De vier moesten in de eerste plaats interessant genoeg zijn als kunstwerk, maar tevens exemplarisch voor bijvoorbeeld de diversiteit waarin kunst in de openbare ruimte zich manifesteert (autonoom of geïntegreerd met de stedelijke context, tijdelijk of permanent etc.), en voor de verschillende opdrachtprocedures. De keuze viel op de autonome beeldengroep die Tom Claassen op het knooppunt van de A6/A27 ter hoogte van Almere plaatste (2000), de sociale en tijdelijke sculptuur Was-goed, Is-goed (1999) van Ida van der Lee voor de Amsterdamse Vrolikstraat, het bijna stedenbouwkundige project 301 Steps/Daylight Tungsten (1998) van Arno van der Mark en Jan van Grunsven voor de Haagse Schenkstrook en een project waarin de doelgroep een essentiële rol speelde namelijk de wandschilderingen van Rix Wieringa voor de Groningse Vensterschool (2000).

Met behulp van vier ingenieuze meubelstukken wordt elk project gepresenteerd via fotomateriaal, één of meerdere video's en uitgebreid documentatiemateriaal dat rustig na te lezen is in de ìn elk meubel gecreëerde leesplek. Zo lees je dat er in het geval van de olifanten van Tom Claassen gebruik werd gemaakt van de éénprocentsregeling ter gelegenheid van de voltooiing van de A27, en dat er door een deskundige jury werd gekozen voor deze enorme beeldengroep vanwege ‘de perfecte maatvoering, de overtuigende plastische uitvoering en het humoristische en tegelijk mysterieuze karakter ervan'. Bij Arno van der Mark en Jan van Grunsven was er sprake van een studieopdracht die de herinrichting van de Schenkstrook betrof. Stroom hcbk verstrekte deze opdracht aan een zestal kunstenaars. Het winnende ontwerp werd, net als bij Claassen gekozen door een jury. Rix Wieringa maakte een schetsontwerp waarna de kunstcommissie een oordeel velde, alleen bestond die bij uitzondering uit niet-professionals namelijk de betrokkenen van de school. Ida van der Lee tenslotte is regelmatig (en ook hier) zelf initiatiefneemster van kunstopdrachten.

De interactiviteit van de tentoonstelling wordt benadrukt door de prominent ingerichte plek waar de cd-rom via een projector op de muur te bekijken is. Naast de projectie zijn stellingen te lezen die stof opleveren voor discussie zoals: ‘Aan de vorming van kunstenaars wordt gewerkt, maar wie bereidt de opdrachtgevers voor op hun taak?' of ‘Opdrachtformuleringen moeten leuker, risicovoller, inspirerender.'(Cor Blok in Archis #12 1990 en Jan van IJzendoorn, BK-informatie december 2001.) De rol van kunstenaars in het opdrachtproces kwam aan bod in de lezingen van respectievelijk Ida van der Lee, Jan Konings (van Schie 2.0) en Henk Visch. Soms is die heel sturend zoals bij Jan Konings maar het komt eveneens voor dat een kunstenaar zegt dat hij ‘nog wel wat beelden in voorraad heeft'. Zo kan het natuurlijk ook!

OPDRACHT VOLBRACHT, tm 10 nov

www.cbkgroningen.nl