Dislokatie

Jan de Vries

Er komt steeds meer kunst zonder vaste woon- of verblijfplaats. Vluchtigheid, mobiliteit, zelfs destructie zijn gemeengoed in de hedendaagse kunst, maar ook werken die tot voor kort verzekerd waren van een vaste plek in een gerenommeerd museum raken op drift en worden letterlijk en figuurlijk van huis en haard verdreven. Het negentiende-eeuwse kunstmuseum in neo-stijl heeft zijn autoriteit als hoeder van een onveranderlijk verleden verloren en de canon die tot diep in de twintigste eeuw bepaalde wat op zaal hing en wat in de kelder bleef is in volle beweging. Deze situatie is ongetwijfeld een reactie op de ontworteling die globalisering en informatisering met zich meebrengen.

In Amsterdam is de zaak acuut omdat twee grote musea hun poorten (deels) gaan sluiten vanwege ingrijpende verbouwingen. Het publiek mag niet teleurgesteld worden dus alternatieve locaties worden bedacht, van de nood wordt een deugd gemaakt. Het Rijksmuseum heeft een deel van zijn collectie ondergebracht in het Bonnefantenmuseum in Maastricht (Rijksmuseum aan de Maas, een variant van de Hermitage aan de Amstel, die in 2004 opent) en overal in het land gonst het van de geruchten waar de rest asiel zal vinden. Geheel conform de tijdgeest heeft het Rijks zijn heil gezocht op Schiphol. In deze mondiale microkosmos, deze thuisloze maar van alle gemakken voorziene transitruimte, heeft ’s lands meest prestigieuze museum een tiental werken opgehangen. Een vliegticket geldt als entreebewijs: na de paspoortcontrole kan van de Gouden Eeuw worden genoten (check into the Golden Age).

In de Nieuwe Kerk aan de Dam is de negentiende eeuw van het Stedelijk Museum neergestreken met een overvloed die aan de Paulus Potterstraat nooit werd gegund. Een echte vaste plek heeft de negentiende eeuw in Amsterdam nooit gehad maar nu is een zwerm bekende en onbekende werken neergedaald in de kerk, die sinds jaren zijn oorspronkelijke functie kwijt is en afwisselend dient voor koninklijke troonsbestijgingen en huwelijken en voor goed in het gehoor liggende tentoonstellingen. Het is niet alleen de ongemakkelijke ruimte die de tentoonstelling Stad en Land zijn ontheemde karakter geeft. De nagenoeg afwezige verhaallijn maakt dat de kunstwerken voor zichzelf moeten spreken en de a-canonieke keuze haalt de conventies van de kunstgeschiedenis onderuit.

Is dat erg? Integendeel, het is een tentoonstelling voor kenners en kinderen die allen verleid willen worden door de tinteling van het onverwachte: de kenner is het moe steeds weer bevestigd te worden in zijn stoffige kennis van de negentiende eeuw en de noviet heeft de steun van een snel vervlietende canon allang niet meer nodig om iets leuks waar te nemen. Het onverwachte, het onzekere, het raadselachtige, het suggestieve en de halve verwijzing zijn in de plaats gekomen van de ijzeren logica van de museumzalen.

Een enkel restant van verhaal en hiërarchie is er nog wel: er is een grote groep Breitners, aangevoerd door zijn beroemde Dam, die juist op deze plek een curieus Droste-effect oplevert; de Haagse school aan de andere kant, maar wat doen de Thonet-stoelen daar en de portretbustes? Het is toch vooral de contingentie, het toeval dat maakt dat de afzonderlijke werken in het oog springen, hetzij om hun kwaliteit (inderdaad Breitner, of de grote hoeveelheid zelden vertoonde tekeningen en aquarellen), om hun de lelijkheid (Mesdag, sommige Isaac Israëlsen) of om hun curiositeit (Derkinderen’s Processie van het heilig sacrament van mirakel, Molkenboer’s turbonaakt, een fotoshop-product avant la lettre).

Hoe rijk de collectie van het Stedelijk Museum is wordt niet alleen in De Nieuwe Kerk duidelijk. De afscheidstentoonstelling Tot zover van Fuchs in het hoofdgebouw toont een persoonlijk, maar zeer compleet overzicht van de collectie twintigste eeuwse kunst. Ongewild (of niet) wordt ook hier de onbezorgde genieter op het verkeerde been gezet: Fuchs draait zijn bezoekers en critici een loer door de kunst waar hij voor staat en de collectie die hij beheerde bij zijn vertrek als het ware te ontvreemden uit de actualiteit. De klassiek modernen hangen dicht naast elkaar op hoge wanden en leveren commentaar vanuit de zijlijn, als het koor in een Grieks drama: wij waren het modernisme, wij waren de canon, dit was jullie inspiratie en hier hebben jullie je aan gespiegeld. Voor die achtergrond speelt zich in stilte een waar historisch drama af: de tweede helft van de twintigste eeuw, expérience vécue van een generatie, wordt plechtig opgenomen in de geschiedenis: prachtig maar voorbij; groots maar geweest.

Minimal Art, Pop Art, Judd, Ryman, Baselitz, Förg, Salle: je ziet het modernisme en postmodernisme vanaf de jaren zestig langzaam wegglijden uit de actualiteit, wat ervoor in de plaats komt is geschiedenis, verleden, weliswaar verheven en schoon, maar onherroepelijk voorbij, verworden tot ‘kunstschat’, even actueel als een Fayoem-portret of de Nachtwacht. Het is alsof Fuchs zegt: dit is mijn generatie, dit is mijn kunst, ik neem de actualiteit mee en laat geschiedenis achter. Nu is het woord aan jullie, laten jullie maar zien of er meer is na Tot zover.

Het lichte gevoel van dislokatie, vervreemding, mobiliteit en verglijding, dat bij deze tentoonstellingen ontstaat, is vooral aangenaam en nostalgisch. Het is voor ingezetene en toerist een licht verteerbaar alternatief voor de provisorische sluiting van musea. Zo’n goed alternatief dat ze misschien wel voor altijd dicht kunnen. De beste tentoonstellingen van het Van Abbemuseum vonden plaats in een toevallig vrijstaande fabriekshal. Misschien bevalt het vakantiegevoel de kunstwerken uiteindelijk wel beter dan de vaste baan in zaal zo en zoveel in het kunstpaleis. Beuys in Moyland (een echte pretparknaam) is ook zo dood als een pier.

Dus museumdirecteuren / bouwpastoors, hoedt u.

Is kunst er dan alleen voor de nostalgische onthechting en postmoderne twijfel? Het gevoel niet op zijn plaats te zijn, uit de actualiteit te glijden, opgenomen te worden in de geschiedenis kruidt de kunst. Maar de zoete combinatie van heimwee en fernweh verliest zijn onschuld wanneer hij realiteit wordt. Het nomadische bestaan wordt angstaanjagend fysiek en actueel in Ad van Denderen’s Go no go. Hier is de dislokatie letterlijk op te vatten: asielzoekers wachtend in treurige stukken niemandsland, steeds opnieuw vluchtend, zonder een meter op te schieten, stuk lopend op barrières van prikkeldraad, bureaucratie en hebzucht, totdat ze het wel halen. Frappant is dat deze boodschap genoeg heeft aan het ouderwetse medium van de documentaire fotografie, zwart-wit en vastgelegd in een fotoboek. Maar ook in Foam wordt de toeschouwer opgenomen in postmoderne dislokatie de foto’s worden vertoond op schermen die tegenover elkaar staan en tegelijk zijn er monitors waar asielzoekers, niet gestart en niet geland, hun verhaal doen. Een overzicht en een verhaal zijn niet nodig. De realiteit wordt fragmentarisch en discontinu gepresenteerd. Hier heeft de dislokatie een geruststellende functie gekregen: zoet maar, stil maar, alles is kunst, de hemel en de aarde. Er is ook een website.

Kunst kan spannend worden gemaakt door haar een andere plek toe te wijzen dan ze had, kerkkoor in plaats van depot, canon in plaats van actualiteit. De hoge kunst geneert zich niet om op de luchthaven gezien te worden en krijgt al doende een vleugje Rolex en Gucci-glamour mee. Andersom wordt de asielzoeker gekoesterd in het museum en opgenomen in de ruimte van de tentoonstelling. Hoe zullen de zwerfkinderen uit Dakar zich houden, die op tournee door Europa in juni de kelders van het Cosmic theater in Amsterdam aandoen?

Allen doen ze hun voordeel met de dislokatie als werktuig. Zijn er ook hier grenzen, no go areas? Zou het mogelijk zijn dat Van Denderen’s foto’s worden getoond op Schiphol? In series geprojecteerd op de geblindeerde glazen wanden, ter weerszijden van de schuifdeur die de passagiers na het passeren van de paspoortcontrole (niet-Schengen) doorlaat?

STEDELIJK MUSEUM IN DE NIEUWE KERK 2: STAD & LAND, 19DE EEUWSE MEESTERWERKEN UIT DE COLLECTIE VAN HET STEDELIJK MUSEUM, tm 10 aug
De Nieuwe Kerk, Dam, Amsterdam, open dag 10-18

TOT ZO VER, tm 31 dec
Stedelijk Museum, Paulus Potterstraat 13, Amsterdam, open dag 11-17

GO NO GO, Ad van Denderen, tm 10 jun
Foam, Fotografie Museum Amsterdam, Keizersgracht 609, Amsterdam, open dag 10-17, do tm vr 10-21

Lees ook: