Het nut versus herman de vries

Sanne van Balen

Het is heet, mijn zadel plakt schurend aan mijn dijen. De zon loodst me onverbiddelijk naar het westen. Ik beweeg me traag voort over het snelfietsweg pad. Of misschien snelwegfietspad. Het eerste vind ik mooier, alsof het pad verdwijnt door de snelheid waarmee er overheen gefietst wordt. De onderbroken asstreep ritst zich optisch aaneen tot een strakke lijn.

Ik ben in Flevoland, op zoek naar een werk van herman de vries.

Op links zie ik een industrieterrein met bedrijven in grote loodsen. Rechts de berm. Een strak talud volgestrooid met uitgeknepen blikjes drinken van verschillende merken, door omlaag gedraaide autoruiten naar buiten gegooid. Daarboven de Friso Kramer lantaarnpalen gezellig slingerend langs het asfalt.

Er zijn nauwelijks tegenliggers. Degenen die me tegemoet komen, of beter gezegd voorbijvliegen, verplaatsen zich op scooters, e-bikes en racefietsen. Alles hier heeft een bestemming, volgorde en functie. Ik zou wel eens willen weten wat die functie precies is.

Vorige week bezocht ik een tentoonstelling van de vries bij Bradwolff Projects in Amsterdam-Oost.

Ben je wel eens bij Bradwolff Projects geweest? Zo ja, kon je de ingang in één keer vinden? Ik niet.

Twee keer liep ik rond het knus ogende koepelgebouw, dat tussen hoge flats en een hotel klein lijkt, voordat ik de ingang vond. Een binnentuin met rododendrons, zitplekken en een fontein langs een slingerend pad. Verboden voor honden en fietsers.

Het is een plek voor kunst die zich niet zomaar laat onthullen. Een door de stad ommuurde oase.

Een oase is een vruchtbare plaats in een dorre omgeving.

De seizoenen lurkten er door de ramen. Of beter gezegd: de lente lekte naar buiten. De werken van de vries aan de muren van Bradwolff Projects straalden zoveel sereniteit uit, zoveel ingetogen aandacht voor de dingen om ons heen, dat ik niet anders kon dan af en toe om me heen kijken.

De serene ruimte, de symmetrie van de twee vleugels en de koepel in het midden pasten goed bij het werk. Alles was stijlvol ingelijst met glas ervoor. Ik zag voortdurend weerspiegelingen. Soms mezelf.

Ik keek naar buiten. Nee, ik keek naar de ramen en zag hoe het glas gevangen zat in de kozijnen. Pas daarachter bevond zich de natuur.

Het was vreemd de werken binnen te ervaren. Ze deden zo opgesloten aan, daar in hun nette houten frames. Buiten openingstijden waren de rolluiken naar beneden en de deuren op slot.
De werken riepen op naar buiten te gaan. Om opnieuw te kijken naar de natuur om ons heen en hoe de mens daarin zijn handen laat ingrijpen.

Terug naar Zeewolde. Het kan bijna niet op dit snelle fietspad, dat als een tangconstructie om het dorp heen knelt, maar ik kom tot stilstand. Er heeft zich iets merkwaardigs gemanifesteerd in die berm. Vier bouwhekken staan in een rechthoek langs de weg. Ze bakenen een stuk leegte af. Het gras binnen het hek is net zo dor als eromheen.

Ik vraag me verschillende dingen af. Met name wat de functie is van deze hekken. Van wie ze zijn, sinds wanneer ze er zijn en hoe lang ze er zullen zijn maakt me niet uit, maar wat is toch de reden van deze zo willekeurig ogende afbakening naast dit zo super functionele fietspad? Wordt hier iets vastgehouden of juist afgeschermd? Is het de bedoeling dat wat er zich binnen de omheining bevindt niet door ongenode gasten beroerd mag worden? Of is er iets opgesloten tussen die gemaasde metalen frames en niet mag ontsnappen? Alles is mogelijk.

Nergens vind ik aanwijzingen. Het is alsof de hekken uit de lucht zijn komen vallen en hier toevallig zijn. Ja, zijn. Ik kan niet anders zeggen, want ze doen verder niets. Ze staan daar maar, nergens in en nergens omheen te zijn. Het ontbreken van alle functionaliteit is in deze zo doelgerichte omgeving precies wat in het oog springt.

In de vleugels van de koepelruimte bij Bradwolff Projects hingen kleine stenen en schelpen op vellen papier in vierkanten geplakt (untitled: gavdos, 2015 – 2018). Ritmisch en geordend op kleur. Er waren handschriften die vellen papier vullen tot aan de randen met meditatieve, maar dwingende, herhalende teksten. Bijvoorbeeld “PartPart PartPart PartPart PartPart PartPart” (part part, 2008). Achter een dun gordijn vond ik houtskool afdrukken; ze deden me denken aan dode vogeltjes, zachtjes opgebaard op papier (untitled, 2011). Midden in de ruimte stond een verschuifbare wand met de beroemde aarduitwrijvingen (from earth: los acevinos, gomera, 1997), rechthoekige vlekken van over papier uitgewreven aarde uit Spanje.

Ik keek naar de uitkomsten van zijn ingrepen in de natuur. De gemene deler was de drager: het papier waarop de herinnering aan de ingrepen van de vries zijn vastgelegd. Ik wil niet zeggen dat hij de natuur het werk laat doen, maar de natuur doet haar werk. De vries stond erbij en keek ernaar. Hij maakte ons deelgenoot van wat hij zag door met zijn handen iets van die momenten aan papier vast te lijmen, erop af te drukken, erop terecht te laten komen.

Het werk van de vries is zeer verbonden met de contemplatie van natuur. Hij concentreert zich op het tonen van de universaliteit van landschappen en de primaire realiteit van natuur, immer afhankelijk van de waarneming. In de vries’ werken speelt toeval een rol, zijn tekeningen ontstaan uit zijn streven om het persoonlijke, subjectieve ingrijpen zoveel mogelijk uit zijn werk te weren.

Tegelijkertijd bespeur ik daarin eenzelfde neiging als ik heb bij het me afvragen wat die hekken toch naast dat fietspad doen. Het verlangen naar antwoorden. Het verlangen naar uitleg. Ook de vries verdiept zich in de vraag van het wat. Wat is het met die natuur die zo vanzelfsprekend is?
De vries is er telkens op gericht te laten zien dat de dingen aan zichzelf genoeg hebben en dat ze ook telkens weer anders kunnen zijn.

Ondanks dat het toeval uitgesloten lijkt, is het gekke aan die verdwaalde hekken in de berm dat het gebrek aan functionaliteit zo zichtbaar is. Ik krijg bijna medelijden met het stuk gras, dat er ligt te vereenzamen.

Ergens knaagt iets. Waarom wil ik zo graag weten wat de bedoeling is van deze hekken? Omdat het hekken zijn, typische objecten die altijd een doel dienen? Of komt het door de omgeving, waarin niets aan het toeval is overgelaten? Vanwaar mijn neiging alles te willen duiden? Heb ik dat nodig? Ik fiets verder.
Na een lang stuk op de rechte weg ben ik waar ik denk te moeten zijn. Toch vind ik niet meteen wat ik zoek. Ergens hier moet een hek zijn. Ja, een hek met een bedoeling.

Onverwachts snel loop ik er tegenaan. De roestige spijlen zijn hoog, bovenop lijken de punten wel bekleed met bladgoud. Erachter bevindt zich een wild bos: bomen, kleefkruid, brandnetels, staketsels van takken. In tegenstelling tot die in de berm van het fietspad, is er over dit hek bijzonder goed nagedacht. Dit is sanctuary (2001) van de vries. Of nou ja, ik zou niet zeggen dat het van hem is. ’t Is eerder van zichzelf.

Hij gaf de natuur terug aan zichzelf door een hek te plaatsen om een stukje landschap. De mens wordt geacht deze natuur niet te betreden en kan slechts door het raamwerk heen observeren. Een tegenstrijdige handeling in de Nederlandse polder, waar zelfs de natuur bedacht is. Tegelijkertijd is het een van de enige plekken in Nederland waar zoiets zomaar kan. Omdat het land er ‘vrij’ is. In Flevoland hoeft niet over elke vierkante centimeter gediscussieerd worden over de functie ervan.

Het hek is zo een magische grens tussen de buiten en binnenwereld. Daartussen bestaat de verbeeldingskracht.

De vraag naar het nut van kunst doemt onverbiddelijk op uit het werk van de vries. We moeten zijn werk wel kunst noemen. Ook al beoogt hij zelf te bewijzen dat kunst niets toe kan voegen aan de natuur. Natuur is al kunst.

In een recent artikel over landschapskunst van Sandra Smallenburg in het NRC lees ik het volgende: ‘Het mooie van land art: je vormt zelf wat je ziet. Landschap. De schoonheid van het landschap hoef je niet te omlijsten. Niets kan op tegen landschap dat zelf het materiaal is.’

Misschien is wat de vries maakt geen landschapskunst, maar kunstlandschap. Hij maakt geen kunst met het landschap, maar laat het landschap de kunst zijn.

Ik vroeg me af wat de dingen met elkaar te maken hadden: de hekken, de natuur, de mens, de stenen, de schelpen, de woorden, de aarde, de ramen, het glas, de kozijnen, de lucht, de weg. Ik bedenk me dat de vries het antwoord op die vraag natuurlijk al lang wist. De waarneming. En de verwerking van werkelijkheidservaringen.

Het is juist de afgebakende ruimte waar de verbeelding tot wasdom komt. Een poëtisch krachtenveld waarin het aan onszelf is er de schoonheid van in te zien. En als wij het misschien niet zien, betekent niet dat het er niet is.

In een dorre omgeving is het de verbeeldingskracht die de grond vruchtbaar maakt.

De tentoonstelling ‘solo project – herman de vries’ bij Bradwolff Projects was te zien van 5 april tot 29 mei. Sanctuary is 24/7 te bezoeken in Zeewolde, loop op het Woldstrand iets in zuidelijke richting vanaf de veerpont richting Horst.

Meestal is Sanne van Balen (1994) bezig met beeld, vaker nog met taal. Ze studeerde Nederlands aan de UvA en is net afgestudeerd van de Gerrit Rietveld Academie. Sinds januari is ze deelnemer van het Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds.