Ranti Tjan

Ranti Tjan

In de wetenschap word je vrij hard beoordeeld. Ook al ben je nog zo’n goede docent of stuur je een vakgroep aan met twintig onderzoekers, je word beoordeeld op je publicaties en het aantal promovendi dat je aflevert. Vervolgens wordt gemeten hoe invloedrijk je publicaties zijn. Doe je het goed, dan krijg je een Nobelprijs. Doe je het niet goed, dan gewoon salaris. Ook in het bedrijfsleven zijn de criteria helder. Het gaat om omzetvergroting zonder verlies te lijden of om een stijgende winst per aandeel. Maak je verlies en ga je failliet, dan sta je op straat. Maak je meer winst met een groeiende omzet, dan krijg je een bonus. Heel simpel.

Is deze vereenvoudiging ook toe te passen op leden van het Nederlands Kunst Genootschap? Kan je alle 863 leden langs een lat leggen en ze de maat meten? Kan je een conservator beoordelen op haar conserveringen, een criticus op zijn kritieken, een museumdirecteur op zijn verwervingen en omgang met de collecties? Het antwoord is ja, maar lijkt nee. Nee, omdat objectieve criteria door de meningzetters niet gebruikt worden. Nee, omdat de pers, bij gebrek aan kennis, een museumdirecteur beoordeelt op wat hij schijnt te doen. Ja, omdat ieders rol substantie heeft die gewogen kan worden.

Het eigenaardige van het Nederlands Kunst Genootschap is dat de meeste leden meerdere rollen vervullen. Zo zijn er critici die ook curator zijn, curatoren die adviseren over kunstsubsidies en kunstenaars die tentoonstellingen samenstellen, beoordelen of zelfs veroordelen. Andere critici zijn romancier of wetenschapper, sommige galeristen zijn zelf ook kunstenaar. Als de rollen zo divers zijn, dan moet het wel fout aflopen in het Nederlands Kunst Genootschap. Omdat dubbele petten kameleonachtig gedrag oproept waardoor meningen fluïde worden. Er lopen te weinig rolvasten rond, te weinig zekerheidjes. De vele blaaskaken en hittepetitjes die lid zijn van het NKG zetten de valse toon en maken het voor buitenstaander en beeldend kunstenaar niet eenvoudig om gehoord te worden. Misschien helpt het als we critici er op wijzen zich aan de feiten te houden en ons te enthousiasmeren voor wat ze zien. Voor een goeie analyse hebben ze te weinig tijd en te weinig regels. Misschien helpt het als we museumdirecteuren erop aanspreken als ze zich roemen op hun museum terwijl ze geen collectie beheren. Misschien moeten we kunstenaars vragen zich niet afhankelijk op te stellen van hun galerist en zich te concentreren op hun werk en die ene beschouwer.

De klepzeikers schreeuwen van de daken dat er een crisis is in de kunst, bij de musea, in de kunstkritiek. Doemdenken is een gemakkelijke oefening in luiheid en een opmaat voor aandacht. Wie zich ophoudt in de ateliers van rolvaste kunstenaars weet dat er van recessie geen sprake is. Laat een kunstenaar kunstenaar zijn. En een conservator een conservator. Dan maken de tentoonstellingsmakers de tentoonstellingen en runnen de museumdirecteuren het museum. Dan kunnen we elkaar en de situatie waarin we verkeren beoordelen. Ieder vanuit zijn rol. Er is een tekort aan rolvasten. Dat is de crisis.