Ranti Tjan

Ranti Tjan

Toevalligerwijze organiseerde ik met wat bandgenoten vorige maand een Fluxus Festival met deelname van roemruchte kunstenaars als Emmett Williams, Alison Knowles, Takako Saito, Ay-O, Larry Miller en nog een aantal. Een van de dingen die we bespraken was de wisselwerking die in 1961, 1962 en 1963 plaats vond tussen componisten en beeldend kunstenaars, tussen muziek en beeld. Er zijn vaker momenten in de geschiedenis geweest dat kunstdisciplines elkaar opzochten en er kruisbestuivingen plaats vonden. Maar juist aan het begin van de zestiger jaren leek dit, heel even, fundamenteel de toekomst van de kunsten te gaan bepalen. Louis Andriessen tekende composities als een volleerd graficus, Dick Raaijmakers deed aan action music zoals Nam June Paik dat ook deed met zijn vioolstuk. De stilte van 4.33 introduceerde de notie dat stilte ook deel uit maakt van muziek, en wellicht dat geluid, dus ongeorganiseerde muziek, eveneens tot het muzikale domein hoorde. Willem de Ridder en Wim T. Schippers stapten uit de kunst en in plaats van dat ze dat echt deden, maakten ze hun nieuwe werkterreinen tot een geschikte context voor kunst. Televisie, tijdschriften, podia en de straat werden ontvankelijk als expositieruimte, zoals salons, musea, galeries en wereldtentoonstellingen dat voor die tijd waren. Emmett Williams sloeg een brug tussen de beeldende kunst, de poëzie en de muziek. Zijn partituren in een zelf bedacht en getekend notenschrift, worden door publiek of door professionele muzikanten uitgevoerd, met de stem, met keelklanken of met speelgoedmuziekinstrumenten. George Brecht, George Maciunas, Eric Andersen, Dick Higgins, Philip Corner schreven met taal geluidskunstwerken die door anderen uitgevoerd werden. De wisselwerking tussen beeld en muziek leek te zorgen voor een nieuwe synthese met een nog onbekende naam, Fluxus. En Fluxus werd ook een multiculturele stroming doordat een vijftal Japanners aansluiting vond bij oprichter Maciunas en zijn zenachtige gedrag meebracht in de internationale kunstwereld van New York.

De laatste tijd hoor je stemmen op gaan om meer muziek in de stille galeries, de uitgestorven musea en rumoerige Biënnales te brengen. Ik ben daar wel voor. De afwezigheid van geluid isoleert de beschouwer en zorgt dat hij alleen is met de kunst. Met geluid erbij hecht het beeld zich beter aan het geheugen en wordt de kunstmatige artistieke stilte doorbroken door invloedrijke en communicatieve klanken. De laatste tijd hoor je stemmen opgaan om meer anders culturelen in de stille galeries, de uitgestorven musea en rumoerige Biënnales te brengen. Ik ben daar wel voor. Onze samenleving is niet blank meer. De kunstacademies worden niet meer alleen bevolkt door rijkeluiskindertjes en middleclasspunk. Ook Marokkanen en post-Chinezen halen daar de eindstreep en gaan door. Bij kunstgeschiedenis en kunstbeleid zitten tussen de meisjes steeds meer ambitieuze allochtonen. Anderstalige stemmen geven de kunst een impuls. Door een ander ritme, een ander geluid is het eindelijk game-over voor de hardcore autonome, blanke kunst.