Ranti Tjan

Ranti Tjan

Onlangs botste ik in de Amsterdamse Reguliersbreestraat tegen Alfredo Jaar op. We hadden zin in een broodje kroket, dus we gingen buurten bij Van Dobben. We hadden zin in gechocolatiseerde sinaasappelschijven dus gingen we naar bakkerij Holtkamp en toen we eindelijk zin hadden om af te zakken naar galeries en musea kwam de Bloemencorso voorbij. Mooi, zo'n dag. Jaar (1956) is intussen een veteraan in de kunst, iemand die zowel in 1987 als in 2002 deelnam aan de Documenta. Hij wordt ook wel de journalist in de kunst genoemd, omdat hij, oorspronkelijk als journalist, brandhaarden van de wereld opzoekt en daar verslag van uitbrengt in musea, galeries en biënnales. In Nederland wordt zijn werk regelmatig getoond, bijvoorbeeld in Het Domein in Sittard, enkele jaren geleden, en tijdens de meest recente Fotografie Biënnale van Rotterdam speeldde hij een prominente rol. Deze keer was hij in Nederland voor een bezoek aan het nieuwe Centrum van Holocaust. Het werk van Alfredo Jaar bestaat uit foto's van ernstige situaties in oorlogsgebied. Soms zie je een oerwoud waarin, blijkens het bijschrift, een groep mensen is vermoord, of je kijkt in de ogen van een jongetje van wie de ouders er niet meer zijn. Jaar toont zijn foto's in een installatievorm. Vaak met minimalistische trekjes, bijvoorbeeld kaarsrechte stapels foto's die je niet allemaal kan zien. Jaar suggereert daarmee dat er op de foto's dingen staan die afschuwelijk zijn en je beter niet kan zien. Dat dat ook zo is, leggen de bijschriften uit. Jaar fotografeert geen feesten en partijen, hij zoekt genocides op en brengt verslag uit. Toch is er iets mis met het werk van Jaar. Ik weet niet precies wat dat is, maar het doet me denken aan Ateliers, aan het Stedelijk, aan de AVRO, aan Toon Verhoef en aan de briefkaartenverzameling van Rudi Fuchs.

De presentaties van Jaar tonen net iets te esthetisch, te precies, te doordacht. Inhoudelijk komt zijn werk snoeihard aan. Ruanda is dan ook geen pretje. Angola ook niet, netzomin als Birma. Maar de vorm is zo slap dat je in de war raakt, dat het blijkbaar mogelijk is om een goed verhaal zo slecht te vertellen. Bij Jaar kost het geen enkele moeite om vorm en inhoud van elkaar te scheiden. De lichtbakken, de installaties, de kaarsrechte stapels omhelzen een macabere boodschap. Het werk van Alfredo Jaar spiegelt zowel de moderne kunst als de wanstaltigheid van de mens. Daarmee behoort Jaar tot de horizontalen in de kunst. Kunstenaars met een boodschap, met een zorgvuldig uitgewerkte stijl, kunstenaars met een sterke gedachte. De horizontalen staan sterk in Nederland. Ze hebben een oervader en kunnen zich beroepen op het landschappelijk karakter van oost-Groningen. De horizontalen zijn plat, ze zijn met veel, en iedereen die er met de kop boven uitsteekt wordt gehorizontaliseerd. De horizontalen hebben veel verwanten, waarvan de preciezen misschien wel de bekendsten zijn. Ook hebben de horizontalen een vijand: dat zijn niet de verticalen, want daar kijken ze graag naar op, maar de diagonalen. Niets verbreekt een horizon zo ruw als een opstijgend vliegtuig in een typische diagonaal. Diagonalen voelen zich thuis in de lucht, niet op de grond. Ze zijn wars van tradities, wetten en mores en zoeken steeds een hoger punt. Horizontalen en diagonalen kruisen elkaar regelmatig, hoe groter de hoek, hoe steviger de wrijving.

Het werk van Alfredo Jaar is helemaal niet Hollands, maar erg Amerikaans. In Alfredo Jaar komen de horizontalen en de verticalen samen. Vorm en inhoud kruisen elkaar bij hem zo onaangenaam, dat in de wrijving geen goede kunst onstaat. Daarom moet je voor een goede Nederlandse receptie kiezen voor het een of voor het ander: behoor tot de horizontalen of wees diagonaal. Ipse dixit!