In een streven naar een kunstenaarschap op publieke grondslag verlieten kunstenaars in de jaren zeventig van de vorige eeuw massaal hun atelier. Het was een reactionaire poging om kunst, buiten de benauwde muren van de gevestigde kunstinstituten, tot leven te laten komen in de alledaagse omgeving. In de openbare ruimte kon de kunst, eenmaal losgewrikt van haar statische positie in witte ruimtes, een nieuwe interactie aangaan met een breed publiek: het gewone volk. Het engagement vierde hoogtijdagen.
Zo wierp computerprogrammeur Peter Struycken, destijds opererend als omgevingskunstenaar, zich op als reddende engel door het leefbaar maken van de veelal monotone naoorlogse stedelijke architectuur. Deze ingrepen bleven vaak hangen in eenrichtingsverkeer: de kunstenaar die ons als ideologische (lees:dogmatische) voorganger de weg wees naar een betere samenleving.
Maar hoe zit het met kunstenaars die vandaag de dag in de openbare ruimte opereren? Hebben zij een speciale missie of is de openbare ruimte voor hen simpelweg niets meer dan een van de vele mogelijke ‘expositieruimtes’ voor hun werk? Zijn ze uit op een speciale reactie of interactie, en, zo ja, welke en van wie precies? En zijn kunstenaars niet bang dat ze voor overheid en gemeentes slechts dienen als afleidingsmanoeuvre om rammelende stedenbouwkundige projecten te camoufleren?
In het licht van bovenstaande vragen biedt De Strip van Jeanne van Heeswijk genoeg stof tot nadenken. Van Heeswijk (1965, Schijndel) is een van de vijf kunstenaars die dit jaar in het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië te zien zijn. Daar presenteert ze haar eigen versie van het oud- Hollandse spelletje landjepik, maar in de Vlaardingse Westwijk is ze sinds 1995 bezig aan een veel omvangrijker project, getiteld Until we meet again, een serie ontmoetingen op weg naar 2005. De Westwijk is zo’n typische Nederlandse naoorlogse wijk met de geijkte combinatie van rijtjeshuizen, lage flatbouw en verplicht groen. Een stedenbouwkundig concept dat nog maar weinig aftrek geniet. Veel van deze wijken verdwijnen op de ambtelijke beleidstafel onder het mes van de renovatie om getransformeerd te worden in een woonomgeving met een nieuw, eigentijds élan.
Ook de Westwijk moest op de schop en Van Heeswijk werd door de gemeente uitgenodigd om dit jarenlange proces voor de bewoners dragelijk te maken middels een kunstproject. In eerste instantie had men een fleurige decoratie van de schotten van de dichtgetimmerde winkels in gedachten, maar Van Heeswijk kwam met het idee om juist iets te doen met de leegstaande ruimte erachter. Dit resulteerde in De Strip, een anderhalf jaar durend project, dat onlangs op feestelijke wijze haar eenjarige jubileum vierde. De Strip, gevestigd in een voormalige winkelstrip van 36 honderd vierkante meter, is bedoeld als autonome, culturele zone die bij de bewoners een actieve betrokkenheid moet creëren ten opzichte van de grote veranderingen die de wijk ondergaat.
De voormalige strook winkels herbergt nu onder meer een filiaal van het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen, een museumcafé waar verschillende culturele programma’s plaatsvinden zoals theatervoorstellingen, talkshows en optredens, en in de voormalige supermarkt is MAMA (Showroom for Media and Moving Art) gevestigd, die projecten organiseert die zich met name op jongeren richten. Op die manier moeten de bewoners een hernieuwde band aangaan met hun (toekomstige) leefomgeving. In de culturele programmering is bovendien een grote rol toebedeeld aan het multiculturele karakter van de wijk. Een aspect dat, samen met de interactieve opzet, ook in andere projecten van Van Heeswijk terug komt.
Tegelijkertijd met De Strip werkt ze bijvoorbeeld aan een project in een buitenwijk van Gorinchem, Langs de Lijn, waar ze ook te maken heeft met een grote etnische diversiteit. Op verzoek van het Kunstgebouw Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland organiseert ze daar in het kader van Kleurrijke Wijken samen met buurtbewoners verschillende festiviteiten en maakt ze met Jo van der Spek radioprogramma’s vanuit een oud kleedkamerhuisje. Sportveld De Toekomst is hier het decor van verschillende, door buurtbewoners geïnitieerde activiteiten zoals een kinderfeest, en middels sport en spel onderzoekt Van Heeswijk de ingewikkelde problematiek van culturele competitie en competentie.
Van Heeswijks werk is kenmerkend voor een nieuw soort openbare kunst, die ontstond in de jaren negentig: publieke kunst. Kunst die in nauwe relatie met het publiek tot stand komt, zonder wiens participatie het kunstwerk zelfs onvolledig is. Het gaat hier niet langer om tastbare kunstobjecten maar om kunstprojecten, die de grenzen van de gebruikelijke kunst in de openbare ruimte verkennen en overschrijden. Bij Van Heeswijk heeft dit als gevolg dat veel van haar werk nauwelijks als zijnde kunst wordt opgemerkt.
Communicatie, participatie, verbondenheid en gemeenschapszin vormen de sleutelwoorden in haar werk en dat van andere publieke kunstenaars. Een wezenlijk verschil met de ideologische ijzervreters uit de jaren zeventig is echter het ontbreken van de pretentie dat de kunstenaar de maatschappij kan veranderen. Het engagement bestaat nog wel, maar heeft een meer realistische invulling gekregen door het aanspreken van kleine, specifieke doelgroepen. De hedendaagse ingrepen zijn eerder subtiele statements waarmee de kunstenaar probeert in te breken in de publieke wereld.
Het project Until we meet again is door zijn complexe en diffuse karakter een uitstekende prooi voor criticasters. Zo kan je vraagtekens bij de rol van de kunstenaar plaatsen. Voor Van Heeswijk is het kunstwerk (het project) bijvoorbeeld ‘af’ wanneer de bewoners van de wijk zelf in staat zijn om de nieuwe banden die zijn ontstaan, te continueren. De grote vraag is natuurlijk of de kunstenaar deze utopische doelstelling weet te verzilveren. Je kunt je afvragen in hoeverre het project, alle goede bedoelingen en inzet van de kunstenaar ten spijt, niet zal eindigen als een ambtelijk glijmiddel voor een stroef en langdurig renovatieproces.
Ook bij de motivatie van Museum Boijmans Van Beuningen om in de Westwijk een tijdelijk filiaal te openen, kunnen kritische kanttekeningen worden gezet. Het gerucht dat de voormalige directeur Chris Dercon er wel brood in zag om te participeren in ‘enig cultureel opbouwwerk’ verstevigt het traditionele idee van het museum als cultureel opvoeder. De ‘omgevallen boekenkast’ Dercon, die jarenlang werd verketterd om zijn ontoegankelijke, kunsttheoretische ideeën over kunst, heeft dan ook de schijn tegen.
Paradoxaal genoeg tonen de kritische vraagtekens die je bij het werk van een kunstenaar als Van Heeswijk kan zetten, juist ook de kracht ervan. De schemerzone tussen kunst en maatschappij blijkt een van de weinige plekken waar je tegenstellingen op scherp kunst zetten en gevoelige discussies kunst aanzwengelen. Dat betekent echter wel dat je daarvoor de juiste ruimte of constructie moet zien te creëren. En daar komt dan de ware aard van de kunstenaar nieuwe stijl naar boven.
Bij de meesters binnen het genre, bij de betere publieke kunst-kunstenaars zoals Jeanne van Heeswijk, zijn weinig woorden nodig om een bepaald project te verantwoorden, om mensen te overtuigen van de zin erachter. Hoe omvangrijk en veelvormig ook, net als bij een complex klassiek kunstwerk komt het aan op een gevoelsmatige relevantie. Bij Until we meet again, of het huidige onderdeel De Strip, zie en voel je gewoon dat het goed zit. Van de uitnodigende, felrode winkelstrip tot aan het enthousiaste huis-aan-huisblaadje dat als onderdeel van het project in de wijk wordt verspreid – het totale pakket is simpelweg visueel aantrekkelijk, tot in de puntjes doordacht en getuigt van de oprechte betrokkenheid van de kunstenaar. Dat je alleen op die manier het vertrouwen bij het publiek kan winnen en mensen kan meevoeren klinkt logisch, maar is bepaald niet vanzelfsprekend.
DE STRIP, De Strip, Vlaardingen