Going back in time

Rob Perrée

Sommige tentoonstellingen hebben niets met kunst te maken, maar legitimeren zich als kunst omdat ze in een museum voor beeldende kunst getoond worden. Ik maak graag misbruik van die uitweg als de leegheid van veel eigentijdse kunst me weer eens naar de strot grijpt. Gek genoeg heb ik daar vrijwel altijd na de kunstRAI last van. Zo ook nu. Twee tentoonstellingen hebben me weer op het rechte pad gebracht. Dat ze me daarnaast op een aangrijpende of prettige manier terugvoerden naar een verleden waarin het protest nog een gezicht had, was mooi meegenomen.

De eerste tentoonstelling is een aangeklede reprise van A Photographic Essay on the Black Panters uit 1968, toen getoond in The Young Museum in San Francisco, nu in het Berkeley Art Museum. Ze trok de eerste keer meer dan 100.000 bezoekers. Maar toen was toen.

Berkeley was het wespennest van het studentenprotest. De democratiseringsbeweging en de Civil Rights Movement hadden daar hun fanatiekste aanhangers. De tentoonstelling was een thuiswedstrijd. Nu, 35 jaar later, lijken de beelden andere en meer informatie te geven. De fotografen Marion Baruch en Pirkle Jones wilden hun linkse engagement vormgeven in een serie foto's van en over The Black Panthers, een revolutionaire groep zwarten die de toenmalige witgekleurde economische en sociale structuren wilden ondermijnen.

Edgar Hoover, hoofd van de CIA, verwoordde de mening van het establishment het treffendst: "De Zwarte Panters zijn de grootste bedreiging voor de veiligheid van de Verenigde Staten" (waarom klinken die woorden me toch zo bekend in de oren…?). Die opvatting bepaalde de manier waarop ze geportretteerd werden in de media: als gevaarlijke criminelen. Deze reprise maakt eens te meer duidelijk dat Baruch en Jones dat beeld hebben willen corrigeren. Hun foto's laten mensen zien die niet alleen dwars en woedend zijn, maar ook mooi, ontroerend, innemend. Door ze geïnteresseerd, van dichtbij en achteloos op te nemen, weten ze de demoniserende representatie effectief te ondergraven. The Black Panthers 1968 documenteert niet alleen, het ontkracht en brengt in balans. Dat veel foto's tevens esthetische kwaliteiten bezitten is eerder toeval dan intentie. Dat de tentoonstelling de kijker weer eens bewust maakt van de nog altijd actuele manipuleerdrift van de Amerikaanse media, is een prettige bijkomstigheid.

In de Nederlandse tentoonstelling Hitweek 1965-1969 had ik een omgekeerde kijkervaring. Als Hitweeklezer – sommige mensen gaan echt zo ver terug in de tijd…. – was ik ervan overtuigd dat mijn lijfblad de gevestigde orde op een revolutionaire manier liet schudden op haar grondvesten. Nu, bij het weerzien, krijg ik het benauwde gevoel dat er hooguit sprake was van alternatief gemorrel in de marge van een groepje randstedelingen die Amsterdam voor Nederland aanzagen. Ik betwijfel nu of het blad ooit de opvattingen van dé kritische jongere representeerde. Bovendien…waren die muziekbesprekingen, die strips, die pikant bedoelde beelden, dat ‘hippe' ontwerp en dat alternatieve taalgebruik echt zo wereldschokkend? Ze lijken nu op de inhoud van een nummer van het damesblad de Margriet dat een beetje uit de bocht is gevlogen omdat de hoofdredactrice een maand op duikvakantie was op de Antillen… Maakt de tentoonstelling in Berkeley oprechte kwaadheid zichtbaar, deze presentatie laat alleen maar zien, dat ‘we' toen wat anders wilden, maar dat de woede zich beperkte tot een gespeelde variant daarop. Een creatieve en met gevoel voor humor gevoerde revolutie in een poppenhuis, meer was het niet.

Beide tentoonstellingen hadden door hun inhoudelijkheid, door de aanstekelijke manier waarop ze een bepaalde tijd in beeld brengen, voor mij een zuiverende werking. Ze maakten een bezoek aan echte kunsttentoonstellingen weer mogelijk. Met een volle maag is leegheid draaglijk.

THE BLACK PANTHERS 1968, tm 21 sep
Berkeley Art Museum

HITWEEK 1965-1969, tm 17 aug
De Beyerd, Breda