Verloren in de tempel

Matisse Huiskens
Lydia Buijs, L'Orgue Expressif, 2016

Drie, twee, één: springt u maar! Na hun afstuderen duiken kunstenaars vanuit de academie het koude buitenbad in. Zonder hulpbandjes is het dan zaak om te leren zwemmen, vaak in de hoop dat galeriehouders of curatoren een reddingsboei toewerpen. De zeven kunstenaars van Now or Never #4 hebben geluk: directeur Benno Tempel selecteerde ze voor de vierde editie van deze tweejaarlijkse tentoonstelling.

Een belangrijke gemeenschappelijke factor is dat alle kunstenaars recentelijk zijn afgestudeerd aan de KABK in Den Haag. Er zijn opvallend veel assemblages van bestaande of zelf gefabriceerde materialen en er is in de meeste werken geen mens te bespeuren – vormenspel en ruimtewerking voeren de boventoon.

Uitzondering op deze laatste regel is echter het werk van Lydia Buijs, dat opvallend genoeg alleen in de centrale hal staat. Op een video is te zien hoe zij met een vliegende beweging de linnen blaasbalgen van haar houten constructie op en neer laat gaan, waarmee ze geluid uit fluiten van klei produceert. De constructie uit de video is tegenover een nagenoeg identiek exemplaar geëxposeerd. Echter, door de afzetting worden bezoekers verhinderd om zelf dit geluid te maken en verwordt het werk tot een enigszins statisch rekwisiet.

In de grote expositieruimte stuit je eerst op een stalen constructie van Maria Bigaj, die een verkleurde aubergine, artisjok en andere soorten groenten en fruit doorklieft. Hoewel het werk op het eerste oog interessant is, doet het weinig anders dan wat Giovanni Anselmo, Mario Merz en andere kunstenaars eind jaren 60 al deden toen zij organische en dus vergankelijke materialen combineerden met massieve objecten. Bovendien noemden zij, evenals Bigaj, deze objecten niet zelden ‘zonder titel’.

Achter een witte wand bevindt zich de reusachtige box die Luis Maly speciaal voor deze tentoonstelling maakte. Eenmaal in de spaarzaam verlichte ruimte loop je over een berg houtsnippers en word je bekneld door de donkere stalen muren. Het is echter gissen naar de manier waarop de ‘duale verbanden’, waar de zaaltekst over rept, terugkomen in het werk. ‘Mens en natuur’, ‘geschiedenis en gebruiken’, ‘familie en rituelen’: zonder verdere uitleg blijven de begrippenparen op zichzelf en in relatie tot Maly’s werk behoorlijk vaag. Naar mijn idee gaat het werk veeleer over het contrast tussen ruimtelijke ervaringen: een besloten, donkere ruimte die het gevoel van eenzaamheid oproept versus de open, verlichte tentoonstellingszaal met een keur aan kleurige installaties.

Dit contrast wordt opgezocht met het werk van Renée van Roekel en Gitte Svendsen. Van Roekel toont een installatie met twee houten frames en een veelheid aan materialen. Telkens vallen er weer andere voorwerpen te ontdekken, zoals een bal of kleine sculpturen van steen. De subtiele installatie wordt echter overschreeuwd door de presentatie van Svendsen, bestaande uit knalgele dwanghekken, rode pilaren en een verticaal aan de muur bevestigd strijkijzer. Door de willekeurige opeenvolging van installaties heeft de presentatie veel weg van een eindexamenexpositie. Zodoende kan gesteld worden dat er nauwelijks een poging is gedaan een zekere samenhang te creëren tussen de onderling zeer verschillende kunstwerken.

Een rode, maar dunne draad van Now or Never #4 is wellicht het virtuele, kloppende hart van Thijs Jaeger dat overal in de ruimte te horen is. In de met groene slijm besmeurde en met stickers beplakte metalen constructie Submerge (2018) is het geanimeerde hart op een scherm ook te zien. Door de digitale animatie, het slijm en een bad met een ronddraaiende rode vloeistof doet het werk sterk denken aan de beeldtaal van Hagenees Juliaan Andeweg, die Jaeger overigens al voor ging tijdens Now or Never #2 in 2013, waardoor duidelijk wordt dat deze benadering al sinds enige jaren in zwang is op de KABK.

Het meest interessante werk is van Suzie van Staaveren, een kunstenaar die speelt met de functie en eigenschappen van haar materiaal. Met Move 7 (2017), afkomstig uit de serie Shapeshifters, wordt de toeschouwer zo op het verkeerde been gezet. De compositie lijkt te bestaan uit drie vormen van een zacht en aaibaar materiaal, maar in werkelijkheid gaat het om drie panelen van staal met een poedercoating. Doordat nu slechts één werk uit de serie getoond wordt, hangt het er echter nogal verloren bij.

Dit geldt niet alleen voor Move 7, maar ook voor de andere installaties en sculpturen. Now or Never #4 is zodoende eerder een veredelde eindexamenexpositie dan een weldoordachte tentoonstelling met een fijnzinnige openheid. Juist nu de kunstenaars een groter platform aangeboden kregen was er de mogelijkheid om hun kunstenaarschap naar een hoger plan te trekken door middel van een publicatie, een aanzet tot het maken van nieuw werk, of het bieden van een solopresentatie. Het GEM was in de positie om dit te bewerkstelligen, maar laat dit na. Wellicht wordt het daarom tijd om het concept eens te heroverwegen, anders zal het niet snel veranderen.

Matisse Huiskens is hoofdredacteur van Simulacrum.