Paul.
In een eierdoosje lag een eitje. Het eitje wilde eigenlijk geen eitje […]
In een eierdoosje lag een eitje. Het eitje wilde eigenlijk geen eitje […]
In een grote houten bak, samen met naar zweet stinkende T-shirts, polyester loopbroekjes, verdwaalde losse sokken, muffe sjaals, eenzame handschoenen en een enkele witte turnpantoffel. Hij voelt zich helemaal niet op zijn plek.
Er was eens een jas en de jas was dood. –Neen wacht, zo kunnen we niet beginnen.– Er was eens een jas, en de jas dacht dat hij dood was.
In het begin was er gewoon Paul. Of niet ‘gewoon’ Paul, neen, Paul is […]
Ik zie je doorheen het raam. Ik zie je doorheen je jas. Laten we hem Paul […]
Twee met kaas, twee met hesp, één met paté en een suikerwafel voor later. Verpakt in zijn lichtblauwe boterhammendoos.