Paul.

Lien Van Leemput

Ik zie je doorheen het raam. Ik zie je doorheen je jas. Laten we hem Paul noemen. Paul is ietwat op de groei gekocht toen men dacht dat je nog zou groeien. Maar je bleef aan de kleine kant, dus is Paul altijd nét dat tikkeltje te groot. Paul beschermt je, hij is immers vervaardigd uit een reflecterende stof. Hij is van dons gemaakt, met van die grote kussentjes die je kan induwen. Dat vindt hij leuk wanneer je dat doet. De kussentjes dragen échte veren in zich en zorgen ervoor dat jij altijd warm hebt. Paul weerspiegelt het raam met zijn oppervlak, jij weigert naar binnen te kijken. Het enige wat je ziet, via hem, zijn de groene bomen en struiken die rondom je staan. Je duwt ze in, via de kussentjes in jouw jas, naar binnen in jouw lichaam. Wanneer je zo al het groen in je hebt opgenomen, trek je de stad in, alleen op pad met Paul. Ik volg je.

Je stapt, kijkend naar Paul en al datgene wat hij weerspiegelt. Stukjes mensen, gebouwen, een vrachtwagen, de trambestuurder, miezerende regendruppels, het geluid van stappende schoenen op stenen… Mensen zien zichzelf in Paul en raken hem aan. Ze drukken zacht zijn kussentjes in. Paul omarmt en begroet. Een laagje flashy fabric bovenop de veren kussentjes reflecteert de lachende gezichten rondom jou. Zo hoef jij zelf niet langer te lachen. Je hoeft alleen te doen alsof, met die jas aan. Jij verdwijnt en gaat er in op.

Slaap je ook met Paul? Of durf je hem ’s nachts aan de haak te hangen en voor één keer de stof van katoenen lakens op jouw huid te voelen? Ik werp je een oprechte lach toe maar je kijkt weg. Paul vangt mijn lach maar jij verdwijnt helemaal in hem. Ik roep dat ik er ook nog ben! Maar alleen Paul vangt mijn bewegingen op, mijn woorden. Jij bent blind voor woorden. Is deze spiegel jouw wereld? Een wereld die reikt tot de grenzen van Pauls veren oppervlak? Vind je het normaal dat ik dichter bij Paul sta dan bij jou? Je ziet niets meer, en niemand ziet jou nog.

…Ik vertelde Paul dat het me speet, dat ik die laatste keer zo uitvloog tegen jou. Hij gaf me een donzen knuffel. Er vloog een veertje uit. Ik pakte het vast en stopte het in mijn eigen jas. Hij vertelde me dat hij te zwaar aan het worden is, dat hij zijn veren moet laten rusten. En dat zijn stof moet kunnen opladen om ’s ochtends opnieuw te kunnen reflecteren. Hij moet er even tussenuit, denk ik. Wat verstop je daar toch, onder Paul? Hij zei me dat je bang bent, bang voor de wereld en voor jou in die wereld. Dat je tranen in je draagt en dat hij deze droogt met zijn veren. Wil je jouw tranen tonen aan mij? Mag ik ze zien? Ze begrijpen, misschien? Ze zachtjes aanraken en in mijn jas stoppen? Je een spiegel aanbieden in de vorm van een oor, en wat woorden? Laat mij Paul even van je overnemen. Ik draag hem wel. Laat alle tranen van onder die jas stromen. En als je dan nat wordt van je eigen tranen is dat helemaal niet erg. Je hebt geen zware jas meer nodig, je lichaam droogt vanzelf weer op, dat beloof ik je. Geef Paul maar even aan mij, dan zorg ik nu een keertje voor jou.

Lien Van Leemput is grafisch ontwerper, schrijver en performer. Haar interesseveld schippert tussen het alledaagse en het bijzondere, tussen het rationele en het absurde. Ze probeert de banale alledaagse wereld te vatten in woorden, beelden en bewegingen.

Lees ook: