Schofferen en Verleiden

Raymond Frenken

CONFRONTATION

“Je suis libre, je suis libre, je suis libre”, herhaalt Marilyn Monroe, terwijl ze uit een autoraam staart. De Franse kunstenares Delphine Kreuter heeft het filmpje in een zeurende loop gemonteerd, en presenteert het onder de titel The Misfits aan het begin van de expositie Confrontation.

Ik heb de gelijknamige film The Misfits nooit gezien, dus ik weet niet of Marilyn werkelijk ooit in het Frans haar vrijheid heeft benoemd. Vrij is ze in ieder geval niet in deze installatie, ze zit muurvast, er is geen ontsnappen meer mogelijk. De mantra ‘Je suis libre’ nestelt zich in je hoofd bij het doorlopen van de expositieruimte op de begane grond van FOAM, Fotomuseum Amsterdam.

Confrontation
staat voor de confrontatie tussen hedendaagse Nederlandse en Franse fotografie. Maar meer nog staat het voor de confrontatie tussen de uiteenlopende visies van de Franse curator Gabriel Bauret en de Nederlandse curator Erik Kessels. Bauret tekende voor de Nederlandse selectie, Kessels voor de Franse.

Bauret heeft gekozen voor een wat traditionele benadering van de fotografie: veel portretten, Hollandse polderlandschappen, de fotoserie die Bert Sissingh van zichzelf en zijn vader maakte. Goed werk, mooi werk, degelijk werk, maar in deze presentatie overtuigt het toch niet. Bauret heeft van maar liefst zesentwintig fotografen telkens één of twee werken uitgekozen. Alles hangt keurig op thema gesorteerd: hier de portretten, daar de landschappen, verderop de stillevens en dieren. Alsof je door een catalogus wandelt.

Erik Kessels heeft eigenzinniger keuzes gemaakt. De door hem geselecteerde foto’s staan in de meeste gevallen niet op zichzelf maar zijn onderdeel van een serie of van een hele installatie. Kessels lijkt erop uit te zijn de bezoeker te raken en durft daarvoor ook jonge, onbekende fotografen uit te kiezen. Soms gebeurt dat met een knipoog. Op drie levensgrote foto’s van Anne-Valérie Gasc (Retraitées–2002) staan drie gepensioneerde vrouwen. De vrouwen dragen blauw gebloemde schortjurken, die zijn omgetoverd tot een soort baljurken, door ze deels open te werken en te voeren met glanzende stoffen in een contrasterende kleur. Als tegenhangers van de schutterige pubers in badkleding van Rineke Dijkstra (niet vertegenwoordigd in deze expositie), houden de dames hun japonnen bevallig vast terwijl ze bijzonder schalks de camera inkijken.

In andere gevallen zet Kessels grof geschut in. Op een centrale plek hangt een wandvullende fotocollage van Denis Proteor. De wand schokt de mensen die naast me staan, bij mij roept hij vooral irritatie op. Is het moeilijk te shockeren? Combineer beelden van twee verkrampte lijken van een man en een vrouw, een emmer formaldehyde met daarin een verrimpeld mensenhoofd, een pasgeboren varkentje in een plas bloed en nageboorte, maak het geheel af met wat dode vogels en hysterische naakte vrouwen met opengesperde monden en zwartomrande ogen. Nee, shockeren is niet moeilijk.

Om het geheel af te maken hangt er een manifest-achtige tekst van Proteor, waarin hij orakelt over het geheim van het toeval en zijn wil om door zijn gedrag en het gebruik van media “krachten en bewegingen bloot te leggen”. Maar wat hangt die halfnaakte vrouw daar toch in die boom te doen? Is het de vriendin van Proteor en is zij zojuist tijdens een nachtelijke strip-picknick blootgelegd? Is zij een verboden vrucht, klaar om geplukt te worden? Je vraagt je af of Proteor echt bestaat, of dat hij een hilarisch verzinsel is van Kessels (behalve fotoliefhebber ook directeur van reclamebureau KesselsKramer).

34 SECONDS

Dat het anders kan bewijst Fleur Boonman. Zij slaat de kijker niet om de oren met pretentieuze statements, maar verleidt. Op de bovenste verdieping van FOAM hangen foto’s waar niets op gebeurt, maar waar het oog toch aan blijft hangen. Poëtische foto’s die de kijker verleiden met beeldrijm en kleurrijm. Deze bescheidenheid en verleidelijkheid, maakt de foto’s van Boonman een stuk sympathieker dan werk van haar collega’s die exhibitionistisch hun eigen sores aan het publiek tonen. Niet het grote gebaar, de gruwelijkheid, het drama van het persoonlijk leven is onderwerp, maar het zwijgende, het ontroerend mysterieus poëtische.

Op een rode bank zit een meisje, we zien haar schuin van boven. Ze heeft bruin haar met een pony, draagt een kobaltblauwe rok en een bruin met blauw bloesje. Ze staat op het punt iets te zeggen en met haar handen iets aan te geven. We vallen midden in de scène, zonder dat het anekdotisch wordt.

Deze foto’s zijn een verwijzing naar ‘iets wat geweest is’. Zoals filmstills verwijzen naar het grotere geheel van de film en naar de onzichtbare hand van de regisseur, verwijzen de foto’s van Boonman naar de verhalen die zij heeft meegemaakt en naar haar zelf. Het verschil is dat films vaak in hoge mate geregisseerd en gestileerd zijn. De foto’s van Boonman lijken dat ook, maar zijn het niet. Deze foto’s zijn direct naar het leven genomen met een analoge camera, niet achteraf digitaal bewerkt. De compositie is evenwichtig, maar toch voldoende nonchalant. Handen en gezichten zijn soms een tikkeltje onscherp. Auto’s, boten, mensen, alles lijkt scheef te zakken.

Naast een witte Oostblok-roestbak staan twee mannen. De kofferbak van de auto ligt vol felrode paprika’s. De man links kijkt peinzend naar zijn paprika’s, de man rechts staart moedeloos naar de grond. Een goedkope boodschappentas schermt het nummerbord af.

Fleur Boonman (1976) studeerde Audiovisual Arts aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Naast fotografie maakt zij ook films en is ze momenteel bezig met haar eerste speelfilm Portable Life. Met haar camera registreert ze de mensen en plekken die ze tegenkomt. “Mijn werk is jouw raam op mijn leven”, is haar motto. “Het beeld is mijn grote liefde. Nooit ga ik op pad zonder camera. Liefst naar omgevingen met veel licht en kleur. Hier (in Antwerpen) is geen licht, zeker in de winter niet. Liefst zou ik ver weg verhuizen, naar Indonesië. Het is dat ik het nu zo druk heb, anders zou ik me echt heel klote voelen.” De landen waar ze de afgelopen jaren heen is gereisd hebben vooral hun neerslag in het kleurgebruik: heldere blauwtinten voor de lucht, de zee, kleding. Grijsgele zandtinten in de woestijn en op het strand. De enige foto waar een Antwerps straatbeeld op te herkennen is, ziet er grauw en natgeregend uit.

Naast een azuurblauwe caravan staat een Walter van Beirendonckachtige man, slechts gehuld in een rode tuinbroek. Voor een geel hek staat een wit paard. Naast een gestrand schip staat een kleine caravan. De foto’s zijn niet alleen bescheiden van onderwerp, ook van formaat. Boonman woonde jarenlang in een woonwagen op een kunstenaarskolonie. Uit ruimtegebrek liet zij haar foto’s op klein formaat afdrukken, om ze vervolgens in een doos als klein reisaltaar bij zich te bewaren. Als kleine haiku’s hangen de fotootjes naast elkaar.

Dat de kijker de verhalen niet kent doet er niet toe. Er is net iets gebeurd, gezegd, gedaan. Op twee zelfportretten huilt ze of heeft ze net gehuild. Ondanks haar dik opgezette rode ogen en neus, betraande wangen, verbeten lippen is ze nog steeds mooi, kwetsbaar en krachtig tegelijk. Om indruk te maken hoeft Boonman niet naakt in een boom te gaan hangen.

CONFRONTATION, 12 februari t/m 20 maart 2005

34 SECONDS, Fleur Boonman, 18 februari t/m 6 april 2005

FOAM, Fotografiemuseum Amsterdam, Keizersgracht 609, Amsterdam

Fleur Boonman: www.pact2pop.com
Gallery Fifty One: www.gallery51.com

Vanaf 17 maart wordt haar film Diary twee weken geprojecteerd bij De Balie in Amsterdam.