Over lichamen, organen, hersenen en kristallen

Tessa Verheul
Roger Hiorns, ZONDER TITEL (2011)

De Britse kunstenaar Roger Hiorns (1975) blijkt een man van het grote gebaar in zijn solotentoonstelling in De Hallen. Met vliegtuigmotorblokken, koeienhersenen, bewerkte keukenklokken en door bezoekers te bekogelen met muntgeld verbeeldt hij thema’s als leven en dood, religie en kapitalisme. Het museum plaatst zijn werk in een kunsthistorische traditie door twee installaties van legende Joseph Beuys (1921-1986) parallel te programmeren. Maar biedt deze kleine presentatie voldoende kader om het complexe werk van Hiorns te duiden?

De verwantschap tussen Hiorns en Beuys blijkt bij De Hallen in eerste instantie uit een keuze voor robuuste en dierlijke materialen. Volgens het museum delen Hiorns en Beuys een fascinatie voor ‘processen, rituelen en spiritualiteit’ maar aan de hand van de geselecteerde werken (en door het gebrek aan extra uitleg) overtuigt deze stelling niet. In de benedenzaal staat een werk dat Hiorns speciaal ontwierp voor De Hallen, het bestaat uit drie verschillende stadsbankjes en twee grote motoren. Af en toe neemt een naakte acteur plaats op een van de objecten en steekt hij een klein vuur aan. Het branden van het vuur bepaalt de lengte van de performance; zodra het vuur gedoofd is verdwijnt de acteur.

Boven vinden we Strassenbahnhaltestelle/Tramhalte (1976) van Beuys, een installatie van ijzeren rails, cilinders, stangen en een zuil. Het ijzeren afgietsel van een monument, een herinnering uit Beuys’ jeugd, ligt uitgestald op de vloer. Maar buiten de eerste visuele overeenkomsten, blijft de vergelijking tussen de twee conceptuele kunstenaars te abstract. Wat opvalt is juist het contrast in toon. Waar Beuys poëtisch is zoals ook in de installatie Voglie vedere I miei montagne (1971), klinkt in het veel brutalere werk van Hiorns spot door. Door middel van een verborgen installatie bekogelt hij haast pesterig de bezoekers met muntgeld waarop het woord ‘God’ is weggestanst.
   
Hiorns werk laat zich echter wel goed duiden als we de frictie tussen organische en mechanische elementen beschouwen. Waar dit contrast in de benedenzaal wordt gecreëerd door het lichaam van de performer en de motoren, is de sfeer in de bovenzaal meer morbide. Op de grond liggen organische zonnecellen als krioelende insecten op een hoop. Aan de andere kant ligt een stapel blauwe contactlenzen. Met deze werken lijkt Hiorns zich af te vragen in hoeverre het onderscheid tussen organisch en niet-organisch eigenlijk wel bestaat. In dit opzicht doet Hiorns’ werk sterk denken aan de Franse filosoof Gilles Deleuze, die in veel van zijn theorieën een zelfde argument maakt. Zo spreekt de laatste onder andere van een ‘lichaam zonder organen’, dat geen hiërarchisch afgesloten entiteit is, maar in verbinding staat met een eindeloos netwerk van invloeden van buitenaf en daardoor ook als niet-organisch kan worden opgevat. Waar de filosoof natuurkundige methodes en theorieën toepaste op geesteswetenschappen, gaat Hiorns als scheikundige binnen de kunst aan de slag.
   
Een voorbeeld van een kruising tussen organisch en niet-organisch voor Deleuze is het kristal, dat ook een belangrijk element vormt in het oeuvre van Hiorns. In 2008 maakte de Brit furore met zijn installatie Seizure, die hem een jaar later een nominatie voor de Turner Prize opleverde. Voor Seizure bewerkte hij een appartement met 90.000 liter kopersulfaat. Uit het materiaal groeiden Yves Klein-blauwe kristallen die de woning tot grot transformeerden. De Hallen toont twee vergelijkbare objecten met de door Hiorns gecreëerde natuurlijke kristallisatie; een motor op een houten structuur waar ook een wekker in staat, en een ander met een motor en een voetbal. Hoewel enkel op microscopisch waarneembaar niveau, blijven de kopersulfaatkristallen doorgroeien, de cellen kunnen zich eindeloos blijven delen.
   
Maar Hiorns toont vooral ook organen zonder lichamen. Een serie minimalistische doeken van 40 bij 40 cm lijkt op het eerste gezicht onbewerkt. Maar wie beter kijkt ziet dat een doorzichtige laag verf op het witte doek is aangebracht. Het blijkt het sap van koeienhersenen te zijn. Naar verluidt bezocht de kunstenaar de koeien in het abattoir en sprak hij tegen ze net voor het moment dat zij gedood werden. Hiorns geloofde dat door zijn ingreep zijn beeld zou worden opgenomen in de hersenen van de koe. Het onzichtbare sap op de doeken zou op moleculair niveau zijn evenbeeld tonen. Niet alleen deze schilderijenserie is met het hersensap bewerkt, ook een aantal sculpturen van schuimrubber en een installatie bevatten het materiaal. Het lichamelijke materiaal is vleselijk aanwezig maar heeft ook iets steriels. Vies en schoon tegelijk, weerzinwekkend én aantrekkelijk.
   
Het is niet de vorm of thematiek die het werk van Hiorns interessant en aantrekkelijk maakt. Het is niet de brutale toon, de platte humor of de schrikeffecten. Maar juist dat wat daarachter schuilt, het conceptuele en methodologische. Zoals je bij sommige sciencefictionfilms door de show-effecten moet kijken om de achterliggende thema’s en het grotere plaatje te zien, zo werkt het ook bij Hiorns. En juist ook op het conceptuele en het performatieve vlak zijn er verschillende vergelijkingen te trekken met het werk van Joseph Beuys. Het is een gemiste kans dat De Hallen niet de keuze heeft gemaakt voor werk van Beuys waarin juist de overeenkomstige interesse in alchemistische processen wordt geduid. Nu vormen de installaties een genealogische verwijzing in plaats van een adequaat kader.

Roger Hiorns, ZONDER TITEL (2011)
Roger Hiorns, ZONDER TITEL (2008)