DON’T TRY THIS AT HOME!

Nils van Beek

Mijn zusje had eens een pop met haar dat volgens de reclame echt kon groeien. Aangezien mijn zus ervoor terugschrok om dit gegeven ook proefondervindelijk vast te stellen, heb ik mij daar toen maar aan gewaagd. Met de beste bedoelingen, dat spreekt. Fris en netjes voor de zomer. Lekker kort bovenop. Nek en oren vrij. Het resultaat noopte mij mijn uitdagingen voortaan op andere terreinen te zoeken, maar toch voelde ik even weer die oude aanvechting bij het zien van de stoel Poodle van vormgeefster Miriam van de Lubbe. Deze is er in twee uitvoeringen, met een langharig pelsje of getrimd op de welbekende manier die doet vermoeden dat de tuinman van Versailles eertijds bij het terugsnoeien van de buxushaagjes ook de zonnekoninklijke hond maar meteen even van zijn overtollige vacht heeft verlost.
Barok is hot, in vormgevingsland. Denk aan de radiator van Joris Laarmans, zijn afstudeerproject aan de Eindhovense Design Academy waarmee hij alle aandacht op zich wist te vestigen. Denk aan de vele varianten op de kroonluchter die de revue zijn gepasseerd, zoals van Jurgen Bey of Tord Boontje, werk dat overigens niet is opgenomen in de tentoonstelling. Maarten Baas bewerkte zijn meubels met een vlammenwerper en bestreek ze daarna met heldere epoxyhars. Nog grotesker zijn de wanstaltige, in massief brons gegoten fauteuils van Studio Job, waarvan de aluminium uitvoering hét succesnummer was van de laatste Salone del Mobile in Milaan.
Maar ook Modernisme is in in vormgevingsland, als dat althans een valide benaming is voor de heldere belijning van de Crosslight van MNO, de kubusvormige kasten in hoogglanzend kunststof van Marcel Wanders of de verrassend nuchtere vormen van een stoeltje van Joep van Lieshout. Het blijft echter lichtvoetig, zoals Sexy Relaxy van Richard Hutten, een stoel die tot wijdbeens zitten uitnodigt. Functionalisme hoeft gelukkig niet steevast te leiden tot een stijltje dat voortborduurt op de Nieuwe Zakelijkheid, zoals blijkt uit de (Non)Electrical Collection van Jacob de Baan. In het Stedelijk is van hem een lamp te zien die kaarslicht optimaliseert door slim gebruik te maken van reflecterende verf aan de binnenkant van een lampenkapje. Functioneel is ook het hergebruik van materiaal in de prachtige tafel van resthout door Piet Hein Eek, de vloerpanelen en de zelfbouwkeuken van Maxime Ansiau. Het adagium ‘Form follows function’ wordt zelfs hilarisch met betrekking tot Frank Tjepkema’s Do Break. Een latex binnenvorm houdt de scherven van deze vaas bij elkaar, nadat de koper hem doelbewust gebroken heeft.
In vormgevingsland zijn er ongetwijfeld nog andere trends dan Barok, Modernisme of een hybride vorm van die twee. “Uit Nest kan worden geconcludeerd, dat er in Nederland momenteel geen leidende stijl of stroming in de vormgeving heerst, maar dat er op velerlei gebied en in verschillende sferen goede ontwerpen worden gemaakt, waardoor een rijkgeschakeerd beeld bestaat”, staat er in het persbericht. Het zal voor de jury van de Gemeentelijke Kunstaankopen 2004 niet eenvoudig zijn geweest om een representatieve keuze te maken. Ook ontwerpers buiten Amsterdam konden ditmaal inzenden. Bovendien lag niet eerder de nadruk op (industriële) productvormgeving, na eerdere aandacht voor toegepaste kunstvormen als edelsmeden en textiel. Het Stedelijk had op dat gebied, zo blijkt ook uit de selectie van minder recente objecten, een achterstandje weg te werken. Bij de afweging zullen dan ook bij elke inzending wisselende criteria gegolden hebben.
Toch had de tentoonstelling wat meer duiding kunnen gebruiken. Er mag dan geen gemeenschappelijke stijl zijn, er lijkt wel sprake te zijn van een gedeelde, licht ironische mentaliteit en een vergelijkbare ontwerpsituatie: bij gebrek aan een grootschalige industriële infrastructuur zijn Nederlandse vormgevers allen zelfproducerend. De noemer For Real (Kunstaankopen 1999) bleek ook veel te kunnen omvatten, maar maakte wel een nieuwe generatie kunstenaars zichtbaar. Nu zit het met de zichtbaarheid van (jong) design wel goed, het is ook buiten het museum alomtegenwoordig. Jammer is vooral dat Nest als tentoonstelling zo neutraal is dat het momentum onbenut blijft. Het was goed geweest als de selectiecriteria van de jury, die gezien de vele inzendingen streng moest zijn, waren geëxpliciteerd. Zodat de bezoeker al voorvoelen kan wie er zal worden aangekocht, en wie bedeeld wordt met de poedelprijs.

NEST. ONTWERPEN VOOR HET INTERIEUR
Voorstel tot de Gemeentelijke Kunstaankopen 2004
t/m 15 mei 2005

Stedelijk Museum Amsterdam, PostCS, Oosterdokskade 5, Amsterdam, dag 10–18, do 10–21