Wat te doen met een landschap

Jorne Vriens
Zaaloverzicht met werk van Richard Long in De Pont. Courtesy Richard Long/ Lisson Gallery. Foto Gert-Jan van Rooij

Het is verleidelijk om te stellen dat de praktijk van de beroemde kunstenaar Richard Long (1945) bestaat uit wandelen. Hoewel het waar is dat het grootste deel van zijn oeuvre gemaakt is naar aanleiding van een wandeling, wandelen we allemaal weleens, dus dat kan de kwaliteit van het werk niet verklaren. Long verschilt van de recreant omdat hij sporen achterlaat tijdens zijn tochten. Op de foto’s die hij vanaf de jaren zestig maakte zijn markeringen te zien, gemaakt uit stenen, takjes of aarde. Wat er in artistieke zin achterblijft maakt van de wandelaar een kunstenaar.

Tegelijkertijd is dat een uitspraak die alleen een volwassene kan doen: een kind in het bos is evengoed bezig met het achterlaten van tekens, al waren het maar kiezelsporen à la Hans en Grietje. De behoefte om iets achter te laten, artistiek of niet, blijft hetzelfde. Foto’s van Longs vroege werk doen vermoeden dat hij alleen in schaal en precisie de meerdere is van een kleuter, hij maakte afwisselend grote kruizen, strakke lijnen van honderden meters lang of spiraalvormen opgetrokken uit witte kiezels in het landschap.

Toegegeven, een kunstenaarspraktijk die al meer dan een halve eeuw gaande is, vergelijken met de neigingen van een kleuter is misschien wat flauw. Toch geeft Long zelf aan dat het hem om eenvoud te doen is: ‘I like the idea of making art almost from nothing or by doing almost nothing. It doesn’t take a lot to turn ordinary things into art.’ Je moet er maar opkomen. Ik stel me zo voor dat kunstacademiestudent Long zijn eureka-moment kende toen hij voor het eerst van een wandeling een werk wist te maken. Dat moment vond plaats ergens op een grasveldje in het Britse graafschap Wiltshire, toen de 22-jarige op en neer liep waarna onder het gewicht van zijn voetstappen een paadje ontstond. Hij maakte er een foto van en met A Line Made by Walking was het startsein voor een carrière gegeven. 

Museum De Pont toont het werk dat Long voor tentoonstellingsruimtes maakte. De stenen die op de grond geometrische vormen vullen, zijn wat hun vorm betreft even strak als de werken die buiten ontstonden. Toch zien ze er heel anders uit. Waar de vormen in het landschap een menselijke ingreep zijn in de grillige natuur, transformeren diezelfde sculpturen in een museumomgeving tot minimalistisch werk. Wat blijft is de eenvoud, die uitnodigt om na te gaan hoe het werk tot stand is gekomen. Dat maakproces is in het museum nog zichtbaar. Een krijtlijntje geeft de uiterste contour van een cirkel aan waarbinnen stenen liggen gestapeld. Omdat er ongeveer gelijke ruimte tussen de elementen zit, wordt het nergens in gemaakt. De rand is geen mal en daarmee is het leggen van de stenen geen invuloefening. 

De vormen zelf zijn geen tekens en verwijzen nergens naar. De ellips, het kruis, een strook (slab zoals het in de titels wordt genoemd), de spiraal en de cirkel moeten niet worden opgevat als uitdrukking van iets anders. Kunsthistoricus Rudi Fuchs schreef in een catalogus die verscheen bij een tentoonstelling in 1986 in het Guggenheim dat de dichtheid van de werken bepalend is voor hoe je ze ervaart in een tentoonstellingsruimte. Een bepaalde massiviteit is inderdaad leidend. In het Kröller-Müller Museum, waar haast gelijktijdig een tentoonstelling was te zien over Richard Long, werd dat duidelijk. De zalen zijn daar aanmerkelijk kleiner dan de voormalige fabriekshal waarin De Pont huist. Je staat daardoor dichter op het werk, dat uit fragiele twijgjes bestaat. De rechthoek met eveneens strakke contouren laat meer van de museumvloer zien dan de steensculpturen en wordt daarmee iets transparanter. Dat maakt dat het werk in sterkere mate onderdeel wordt van de ruimte en kan leunen op de architectuur, waardoor er een spanning ontstaat tussen de fragiliteit van het materiaal en de kracht waarmee het geheel de ruimte vult. 

Toen Long aan de wandel ging, deden kunstenaars als Robert Smithson en Richard Serra aan de overkant van de Atlantisch Oceaan hun ingrepen in het landschap. Het werk van Long valt in de vergelijking op door bescheidenheid. Het is minder groot en het werk is door één persoon te maken. Om de stalen sculpturen van Serra te realiseren is een hele industrie nodig, ook is het ondenkbaar dat Smithson een kunstmatige landtong (Broken Circle, 1971) zonder graafmachine in een meer kon aanleggen.

Uit de aandacht voor de natuur spreekt een kinderlijke fascinatie, in de onbedorven zin van het woord. Long lijkt te stellen dat er in de natuur zeker iets valt te halen, maar dat je het landschap en leven aldaar niet op een ingrijpende wijze hoeft aan te passen, laat staan te vernietigen. Long weet de verhouding van de mens tot de natuur daarmee in zekere zin weer te balanceren, zonder terug te moeten vallen op het expliciete doemdenken dat klimaatactivisten gebruiken om urgentie te verlenen aan hun voorgestelde omgang met natuur. Long beantwoordt de vraag wat je met het landschap aan moet voordat het is gered en doet dat in fraaie stilte. 

Het lokale speelt daarin een belangrijke rol. Neem River Avon Mud Circles (1984) in het Kröller-Müller museum, daar is te zien hoe klei uit die rivier met de hand op een witte muur is aangebracht (een paar decennia geleden, normaliter gaat de muurschildering schuil achter een wand). Waar de grondsculpturen een verstilling en rust uitstralen, zijn de spetters modder getuige van de snelheid waarmee het is aangebracht. Toch is die kracht ook hier geen expressie van een emotie. Nergens kom je aan de weet wat er door deze eenzame wandelaar heenging wanneer hij tochten door onherbergzaam gebied maakte of toen hij met het residu van de tochten een werk maakte. De uitzondering bevestigd de regel; in de interviews die Long gaf naar aanleiding van andere tentoonstellingen wordt steevast opgetekend hoe hij tussen een groep leeuwen belandde, waaruit hij zonder kleerscheuren weer wegkwam. Dat vijftig jaar lang wandelen alleen deze, weliswaar indrukwekkende, anekdote oplevert, zegt eigenlijk al genoeg. De ervaring blijft abstract. Nergens is het werk van Long een monument dat vraagt om ergens bij stil te staan. 

‘Richard Long: From the River’ was te zien in het Kröller-Müller Museum, Otterlo. ‘Richard Long’ is t/m 16 juni te zien in De Pont, Tilburg.

Jorne Vriens is kunsthistoricus.