Waar politiek zich ongemerkt voltrekt

Jesse van Winden
Rory Pilgrim, DE STILLE REVOLUTIE, Kunsthuis SYB (2011)

De jonge, Britse kunstenaar Rory Pilgrim (1988) exposeert momenteel zowel met De stille revolutie in Kunsthuis SYB te Beetsterzwaag als met The rainbow in Galerie Paul Andriesse in Amsterdam. Met zijn werk mengt Pilgrim zich weloverwogen en met veel toewijding in het publieke debat over thema’s als de verhouding individu versus collectief, sociale ongelijkheid en discriminatie.

De bibliotheekopstelling, die Pilgrim gedurende zijn zesweekse residentie in Kunsthuis SYB wekelijks opnieuw inricht, bevat behalve leestafels en een boekenplank – met onder andere Louwrien Wijers’ Art meets science & spirituality in a changing economy en de tentoonstellingscatalogus WACK! Art and the feminist revolution – twee televisieschermen met archiefmateriaal.

Hierop worden beelden getoond van historische momenten waaruit Pilgrim inspiratie put, zoals een protestmars tegen de wapenwedloop in Groot-Brittannië in de jaren vijftig en de ‘Zingende Revolutie’ in de Baltische staten in 1989. Hierbij herinnerde de bevolking met verboden traditionele volksliederen aan de culturele onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie. Zo vestigt Pilgrim de aandacht op de mogelijkheid van spontane, collectieve acties ten gunste van het algemeen belang. 

Het geweldloze karakter van deze gebeurtenissen staat model voor een door Pilgrim beoogde samenleving met betere sociale verstandhoudingen. In plaats van bekende avant-garde bewegingen die tot de politiek-artistieke verbeelding spreken, geeft hij voorbeelden van niet-militante en niet-subversieve opstanden. Deze ‘stille’ geweldloosheid zou een van de aspecten van zelforganisatie kunnen zijn waarnaar de titel van Pilgrims project verwijst.

Eén van de voordelen van een kunstenaarsresidentie is dat de bezoeker de kunstenaar persoonlijk kan ontmoeten en zo van een discursief site-specifiek project daadwerkelijk een discussiestuk kan maken. Zo antwoordt Pilgrim op de vraag of een ‘stille revolutie’ niet beter gezien kan worden als een evolutie, dat hij revoluties ziet als een terugkerend fenomeen dat zelf iets omwentelt, maar tegelijk deel uitmaakt van een cyclische beweging, en zo een evolutie vormt. Onderscheid maken tussen evolutie en revolutie is wellicht niet zo veelzeggend als het lijkt.

De geïsoleerde locatie van Beetsterzwaag, waar in het geheim de formatiegesprekken voor het kabinet-Balkenende IV plaatsvonden, was een startpunt in de conceptie van De stille revolutie: hoe fungeert maatschappelijke verandering op een plaats waar landelijke politiek zich onopgemerkt voltrekt?

Als eindpresentatie heeft de kunstenaar voorlopig een geïmproviseerde groepsperformance in gedachten, waarbij inwoners van het dorp en andere belangstellenden zowel toeschouwers als deelnemers zullen zijn bij een moment van verbroedering. Wellicht dat zij onder leiding van Pilgrim, een plaatselijke fanfareband en een driemanschap van een kind, een tiener en een oudere zullen discussiëren over een gemeenschappelijke aangelegenheid, vervolgens elkaars handen vasthouden, voor een ogenblik de kracht van vereniging ervaren en ten slotte weer uit elkaar gaan.

De fanfare is een verwijzing naar twee terugkerende thema’s in Pilgrims praktijk: de kwaliteiten van de burgermaatschappij en de rol van muziek daarin. De avant-garde heeft lang bestaan bij de gratie van ideeën die hun artistieke kracht ontleenden aan een anti-bourgeoisiesentiment. Kleinburgerlijkheid als min of meer denkbeeldig instituut met bekrompen normen en waarden, ideologische hypocrisie, een naïef wereldbeeld en belerende kunst, vormt zo een inmiddels uitgewoonde prooi voor de revolutionaire avant-garde.

Pilgrim bevecht deze minachtende visie op ‘burgerlijke’ waarden en vraagt om verdraagzaamheid, sociale cohesie en gezond verstand. Echt interessant wordt het als hij de kans grijpt om ook de paradoxen binnen het schijnbaar harmonische, maatschappelijke fundament van de burgerlijke cultuur aan de kaak te stellen.

De dubbelrol die de kerk in de samenleving speelt is een voorbeeld van die dubieuze normen en waarden. In The rainbow, Pilgrims tentoonstelling bij Galerie Paul Andriesse, zet hij een denkkader uiteen dat is afgebakend met representaties van twee maatschappelijke instituten: de kerk en de homobeweging. Binnen deze werkruimte vormt zich een dialoog tussen een radio-uitzending van Liza Minnelli’s The day after that, uitgebracht in 1993 als muzikale antipode tijdens de aidscrisis en een poster met de tekst ‘I guess we aren’t ready for this yet, are we?’.

Afkomstig uit een recente preek van de Amerikaanse dominee Jay Bakker, bevraagt deze uitspraak de emancipatie van de kerk en de eventuele tolerantie ten aanzien van het homohuwelijk. De kerk, behartiger van naastenliefde, verdraagzaamheid en morele verantwoordelijkheid, wordt hier geconfronteerd met haar dubbele moraal als het gaat om homoseksualiteit.

Pilgrim neemt als pleitbezorger van beide kanten van deze dialoog – zoals steeds in zijn werk – de rol van moderator op zich en stelt een werkruimte samen voor een publiek debat op microniveau, maar met verschillende, hoogst relevante thema’s.

De tentoonstellingsruimtes vormen openbaar toegankelijke, visuele en tekstuele dossiers van een kunstenaar waarvan het werk de functie heeft van slijpsteen voor ons maatschappelijk denken. In de huidige sociaal-politieke context is Pilgrims idealisme gemakkelijk af te doen als naïef, maar dat zou het belang van de problematiek die hij aankaart bagatelliseren.

Rory Pilgrim, DE STILLE REVOLUTIE, Kunsthuis SYB (2011)
Rory Pilgrim, DE STILLE REVOLUTIE, repetitie met Euterpe Fanfare Beesterzwaag (2011)
Rory Pilgrim, overzicht THE RAINBOW, Galerie Paul Andriesse (2011)