Voornemens op rulle grond

Maarten Steenhagen

Sinds kort kent Enschede haar eigen ruimte voor hedendaagse kunst, met alle ijverige doelstellingen die daarbij horen. Experimenten, samenwerkingsprojecten en een programma van lezingen, artist talks en performances – 21Rozendaal gaat het doen. Maar wat er uiteindelijk écht gebeurt blijkt natuurlijk pas in de tentoonstellingen. De eerste, een ruimtevullende installatie van beeldhouwer Pjotr Müller, ging kortgeleden van start.

21Rozendaal ontleent haar naam aan de textielfabriek Rozendaal die oorspronkelijk in het gebouw was gehuisvest. Architect Bjarne Mastenbroek heeft met ‘archeologische architectuur’ de vervallen fabriekshal omgevormd tot een open complex, waarin de geschiedenis van de oorspronkelijke bouw deels is behouden. Authentieke steunpilaren en fabrieksbaksteen worden afgewisseld met helwitte muren en complete wanden uit glas. De oude fabricageroutes van de textielkarretjes zijn in de vloer uitgespaard, zodat je door een glazen netwerk van smalle paadjes rechtstreeks in de fundering kijkt. Spannend, en bovendien heeft het gebouw ook flink veel ruimte: met een vloeroppervlakte van zeker driehonderd vierkante meter en hemelhoge plafonds biedt de behuizing van 21Rozendaal een scala aan mogelijkheden.

De keuze voor Pjotr Müller als eerste exposant is een poëtische: niet alleen toont het verderop gelegen Rijksmuseum Twenthe parallel een retrospectief ter gelegenheid van Müllers zestigste verjaardag, ook werd zijn werk hier in 2000 ten tijde van de Enschedese vuurwerkexplosie getoond en door rondvliegend beton beschadigd. Nu de herbouw van de wijk grotendeels is voltooid, is hij de aangewezen kunstenaar om de draad weer op te pakken.

Müllers werk is zwaar en groots. De archaïsche architectuur van grafheuvels en primitieve hutten wordt eclectisch vermengd met klassieke zuilen en beeldhouwwerk. Door de sacrale associaties straalt alles een bijna spirituele kracht uit, maar de robuuste uitvoering houdt Müllers beelden down to earth. Eerder richtte hij zich in zijn werk op meer abstracte vormen en had hij een binding met de minimal art. Sinds de jaren tachtig ontwikkelde hij een stijl die het majestueuze uitbeeldt in plomp materiaal als afvalhout of ruw natuursteen. Een dialoog tussen het aardse en het hogere of, zoals door hemzelf omschreven, ‘boerenbarok’.

In 21Rozendaal kiest Müller voor strakkere, modernere vormen. ‘Reageer op de omliggende architectuur’ was zijn opdracht, maar veel zien we hiervan niet. Gelukkig, want het werk is op zich sterk genoeg. Vier houten paviljoens zijn over de ruimte verdeeld. Elk een fikse bouwkeet groot bieden ze de mogelijkheid eromheen, maar ook er doorheen te lopen. Smalle gangen zijn uitgespaard; soms rechtdoor, soms als een omgang rond een binnenplaats. Het nog naar dakteer riekende afvalhout waarborgt het ruwe, aardse karakter. Als verrassingen zijn binnenin beeldenpartijen uitgestald. Gipsen klassieke koppen en bouwelementen zijn surreëel vermengd: sommige hoofden bestaan uit een linker vrouwen- en een rechter mannenhelft, en op de rug van een levensgroot beeld prijkt ineens een kleine hand. In de belangrijke rol voor de verhouding van de toeschouwer tot het werk zijn Müllers minimal-invloeden voelbaar, en ook overeenkomsten met het latere werk van Dan Graham dienen zich aan. Maar Müllers werk is groezeliger en kent een heel eigen beeldtaal.

Zijn werk komt hier veel beter tot zijn recht dan in de museumpresentatie verderop. Wellicht in navolging van het type tentoonstellingsruimte waaraan het zich wil meten, biedt 21Rozendaal de mogelijkheid om één project alle ruimte te geven en dat werkt buitengewoon goed. Toch is het de bedoeling om hierin een eigen gezicht te krijgen, en hoewel dit nog wat lastig te extrapoleren is uit een enkele tentoonstelling, is het gevoel duidelijk: monumentaler en serieuzer te zijn dan een plek als W139, en meer op kunst gericht dan bijvoorbeeld BAK in Utrecht. Maar gaat 21Rozendaal dat ook waarmaken?

De beginperiode van deze prille ruimte moet met de nodige ambities nog in goede banen geleid worden. Vijf tentoonstellingen per jaar, zo is het voornemen, en de hoop is zelfs dat deze geëxporteerd kunnen worden naar België, Duitsland of Japan. Grote plannen, dat zeker. Toch toont de aangekondigde reeks tentoonstellingen direct een valkuil waaraan men moet weten te ontkomen. Er blijkt namelijk wel érg veel aandacht voor kneuterigheden als de omliggende wijk, de stad en haar bewoners. Mirjam de Zeeuw trekt er in augustus met buurtbewoners op uit, Joke Robaard onderzoekt aan de hand van de Collectie Enschede de sociale situatie en Gert Jan Kocken laat binnenkort onder meer een serie foto’s van de wederopbouw van het Enschedese rampgebied zien. Maar juist de kracht van Kockens foto’s – de anonimiteit van zijn locaties, waardoor het zelfstandige beelden worden – wordt snel teniet gedaan door ze op uitgerekend diezelfde plaats te presenteren; met een flauwe ‘kijk, daar sta ik!’-beleving als domper. Veel projecten die gericht zijn op de eigen omgeving pakken snel karig uit; alsof er nog niet genoeg navelstaarderij is in de Nederlandse kunst. De nieuwe Enschedese projectruimte heeft met haar droomgebouw en gedreven organisatie de potentie als nieuwe speler mee te doen in het Nederlandse kunstenveld, maar laat het daarbij vooral écht gaan meedoen en niet blijven steken bij de eigen, veilige straat.

PJOTR MÜLLER
t/m 29 juni 2008

21Rozendaal
Het Rozendaal 21, Enschede
www.21rozendaal.nl