De Gerrit Rietveld Academie heeft sinds de jaren 90 een afdeling VAV – moving image, gespecialiseerd in audiovisueel en bewegend beeld. Dit jaar studeerden 22 jonge talenten af aan deze afdeling met één of meerdere projecten. De afstudeerprojecten waren te bekijken tijdens de Graduation Show Gerrit Rietveld Academie, maar wie een overzicht verwachtte van de nieuwe generatie mediakunstenaars kwam bedrogen uit. Afgezien van negen projecten die werden getoond als projectie in het EYE filmmuseum, heeft het merendeel van de afgestudeerden een broertje dood aan disciplinair denken: de presentatie bevatte een scala aan kunstvormen, waaronder installaties, performances en schilderkunst, op verschillende plekken in het VAV-gebouw van de Rietveld. Van louter mediapresentaties was dus geen sprake, maar de opleiding bewijst zich met een aantal vrijgevochten studenten met potentie.
Een van de meest geslaagde presentaties is van de Deense kunstenaar Marie Larsen. Via een deur beland je in een slaapkamer gekleurd in ‘millennium roze’: het bed, bureau, de kast, stoel, boekenplanken en zelfs de lakens zijn geschilderd in dé modieuze kleur van deze tijd. Eén contrasterende kleur valt op: Larsen heeft een komkommer herhaaldelijk in gips gegoten en de fallische replica’s zijn in een lichtgroen geverfd.
Volgens een recent nummer van Vogue is millennium roze een mix van zalm, bloesem, bubblegum-roze en koraal. Roze, doorgaand geassocieerd met vrouwelijkheid, verwijfdheid en de blanke gemeenschap, heeft de afgelopen twee jaar een nieuwe betekenis gekregen. Met de tint millennium pink die we nu zien in de mode, vormgeving en sociale media, wordt de kleur toegeëigend als krachtsymbool door millennials: de generatie die op dit moment dealt met de gevolgen van de neoliberale samenleving. In Larsens slaapkamer lijken het onopgemaakte bed en de klinische uitstraling van het Ikea-meubilair de lege beloftes van deze generatie te verbeelden: hoge studieschulden, freelance werk, en nooit de financiële zekerheid om een huis te kunnen kopen. Tijdens een gesprek met Larsen toont zij zich bewust van haar vrouwelijke identiteit en bevoorrechte Scandinavische achtergrond. Door te kiezen voor onderwerpen die dicht bij haar staan, heeft ze een gearticuleerd kunstwerk gepresenteerd dat op heldere wijze, maar ook met humor en bekoring, actuele ideeën representeert.
Een ander voorbeeld binnen het scala aan kunstvormen dit jaar is de performance Work, School, Dance, Sleep van de jonge Franse kunstenaar Noé Cottencin. Het theaterachtige stuk ontvouwt zich rondom een klein houten meubel, in de vorm van een boogbrugje. De zes performers liggen op het meubelstuk of ijsberen er omheen. De locatie is een fabriek, waar zij uitrusten na een dag werken, vermoedelijk aan de academie. Ze bladeren door kranten en kunstboeken, bekende performancekunstenaars zoals Yvonne Rainer en Simone Forti komen ter sprake. De dunne scheidslijn tussen werk en privé en onderlinge relaties vormen de leidraad. Abrupt eindigt het spel: de karakters verlaten het podium, ze zijn klaar met rusten. In totaliteit mist het stuk wat volwassenheid: de Engelse uitspraak is niet altijd verstaanbaar en de dialogen zijn wat zelfreferentieel. Typisch Frans, zou je gekscherend kunnen stellen. Toch maakt de performance nieuwsgierig: muziek van The Stooges wisselt de tekst op frisse wijze af en Cottencin maakt voor het script aanvullend gebruik van zijn illustraties in stripverhaalformat. Het is de vermenging met popmuziek en striptekenen die bijblijft.
Helemaal aan de andere kant van het spectrum van performance staat de traditionele schilderkunst. En ook deze ontbreekt niet dankzij vijf schilderijen van Aurélien Potier, ook van Franse komaf. In oktober vorig jaar, een half jaar voor zijn afstuderen, besloot Potier te experimenteren met olieverf op doek. Een gedurfde keuze, met een verassend resultaat. De onderwerpen zijn op het doek gezet met een kleurenpalet dat een gevoeligheid voor sfeer verraadt (twee in donkerpaars, blauw en zwart; drie in grijs, wit, roze en bruin). De onderwerpen (een papegaai die je doordringend aankijkt, een gietijzeren hek en architectonische details van een klassiek gebouw) verwijzen naar inclusie en uitsluiting. Meest indrukwekkend is een zelfportret van de kunstenaar zittend in een stoel. Zijn handen en knieën zijn het centrale punt van aandacht: zijn gezicht valt buiten het kader. De roze nagellak vormt een subtiel detail. Potier voelt zich aangetrokken tot schilderkunst vanwege de concentratie, zorg en de hantering van de verf. Hij noemt dit involvement, die hij wellicht mist in de snelheid en het efemere karakter van nieuwe media.
Dat in deze projecten geen gebruik wordt gemaakt van mediakunst is hier uitgelicht, maar belangrijk is te beseffen dat het doorbreken van disciplines door academiestudenten niet nieuw is. Zwaarder weegt de manier waarop deze kunstenaars in zowel installatie, performance als schilderkunst de discussie over beeldvorming levendig houden, en hiermee een opleiding als VAV (niet voor niets ‘voorheen audiovisueel’) dwingen tot scherpe stellingname over wat mediakunst is binnen deze discussie.
Britte Sloothaak is kunsthistoricus en werkt als assistent curator bij het Stedelijk Museum Amsterdam.