Midden in kunsthal KAdE in Amersfoort zweeft een levende boom. Leunend op de balustrade van het trappenhuis torent hij uit over de kunstwerken op de vloer beneden. De zwevende boom in een white cube zorgt voor een nogal vervreemdend effect. Aan de ene kant wordt hij als vertegenwoordiger van de natuur op een voetstuk geplaatst, maar aan de andere kant is deze situatie overduidelijk kunstmatig.
Op de vloer ligt een handvol afgevallen bladeren, maar aan de bovenkant van de boom strekken zich ook jonge takjes uit naar de felle lampen aan het plafond. De lampen, die normaal dienen als verlichting voor de kunsthal, staan speciaal voor de boom dag en nacht aan. Dit werk, genaamd Free Floating Tree (2015), werd speciaal door de Nederlandse kunstenaar Zeger Reyers gemaakt voor de tentoonstelling Expeditie Land Art, die nog tot 3 januari te zien is.
Bij binnenkomst in KAdE loopt de bezoeker direct de boom van Reyers tegemoet. Zodra je op gelijke hoogte met de boom staat en over de balustrade leunt, lijkt het alsof je vanuit de top van de boom uitkijkt over de wijde omgeving. Beneden strekt zich een ruisend rietveld uit, met in de verte erachter een ronde cirkel van takken. De boom van Reyers wekt een gevoel van avontuur op; het lijkt alsof je als kijker op het punt staat op expeditie te gaan. De tentoonstelling spoort de bezoeker aan om zelf de natuur op te zoeken.
In essentie is Expeditie Land Art een reisverslag, gebaseerd op de reis die curator Sandra Smallenburg maakte door de Verenigde Staten langs de grote, site-specific werken van Robert Smithson, Nancy Holt, Walter de Maria en Michael Heizer. In KAdE krijgt de toeschouwer een kijkje in het persoonlijke fotoalbum van Smallenburg, aangevuld met een ruim aanbod films en ruimtelijk werk.
De tentoonstelling geeft zonder twijfel een zeer compleet overzicht van land art, waarbij werk van een jongere generatie kunstenaars zoals Francis Alÿs, Guido van der Werve, Mario García Torres en Tacita Dean getoond wordt naast de oudere generatie uit de jaren zestig en zeventig. Hoewel deze namen niet direct aan land art doen denken, past het werk van deze kunstenaars verrassend goed binnen de tentoonstelling. Allen hebben zij in hun films een avontuurlijk element verwerkt: ze zoeken afgelegen gebieden op en gaan de strijd aan met de natuur.
In Guido van der Werve’s Nummer Acht: Everything is going to be alright (2007) loopt de kunstenaar, op de hielen gevolgd door een immense ijsbreker, eenzaam over een verlaten ijsvlakte. Francis Alÿs zoekt in zijn film When Faith Moves Mountains (2002) de woestijn op, waar hij een groep vrijwilligers met scheppen een zandduin tien centimeter laat verplaatsen. Mario García Torres volgt in zijn werk The Schlieren Plot (2013) de route die Robert Smithson aflegde door Texas op zoek naar mogelijke locaties voor zijn werken. Ook Tacita Dean treedt in de voetsporen van Smithson, en vertolkt haar avontuur in het geluidsfragment Trying to Find the Spiral Jetty (1997).
Ik had het geluk een rondleiding van Smallenburg zelf te krijgen in KAdE, waarin ze vol enthousiasme over haar roadtrip vertelde. In de tentoonstelling heeft ze duidelijk geprobeerd de bezoeker iets mee te geven van haar expeditie. Dit is zeker gelukt, maar toch is de nasmaak van deze expositie bitter.
Het aanzien van de afgevallen bladeren van de boom van Reyers wekt de suggestie dat niet alleen de natuur maar ook land art toch echt het beste kan worden ervaren op de oorspronkelijke plek, buiten de beklemmende muren van een galerie of museum. De vele films en foto’s in de tentoonstelling geven wel een indruk van de, vaak enorme, site-specific land art werken, maar niet meer dan dat. Deze eerste generatie land art hoort buiten op afgelegen plekken in de natuur te worden aanschouwd. Hopelijk overleeft de boom dit experiment dan ook niet, al zou het alleen maar zijn om te laten zien dat ook bomen toch echt beter buiten kunnen staan, in plaats van horizontaal in een ruimte te hangen.
Toeval of niet, de boom van Reyers in KAdE doet erg veel denken aan twee werken die dit jaar getoond worden op de biënnale in Venetië. Als onderdeel van Céleste Boursier-Mougenots installatie Rêvolutions (2015) rijden in het Franse paviljoen levende bomen rond. Op grote aardklonten met uitstekende wortels bewegen de bomen zich voort door een witte, steriel ogende ruimte. In tegenstelling tot dit levendige schouwspel, is als onderdeel van de All the Worlds Futures tentoonstelling een dode boom neergelegd. Deze dient als onderdeel van een reconstructie van Robert Smithsons originele installatie Dead Tree uit 1969.
Twee jaar geleden exposeerde Berlinde de Bruyckere al haar werk Kreupelhout (2013) op de biënnale, waarvoor ze een gigantische boomstronk installeerde in het Belgische paviljoen. Ook in het Nederlandse paviljoen ontbreekt het dit jaar niet aan ‘natuurkunst’, waar de tentoonstelling to be all ways to be (2015) door herman de vries te zien is, waar ook bomen getoond worden, zij het als half verkoolde stukken boomstronk. Nu mensen de natuur niet zelf meer willen opzoeken, wordt deze naar ze toe gebracht. Netjes gepresenteerd in beschutte ruimtes kan ze aanschouwd worden zonder de ongemakken van regen of kou. Want in plaats van op zondagmiddag lekker een wandeling door het bos te maken, gaan we liever een boom bekijken in een museum.
Hoewel land art zowel in Nederland, Engeland, en de Verenigde Staten een hoogtepunt bereikte in de jaren zeventig en na de jaren tachtig nagenoeg verdween, heeft zich de afgelopen jaren een hernieuwde interesse voor dit genre ontwikkeld binnen de kunst. Natuur is hip. Land art komt, vaak onder de noemer van eco-art, plotseling overal tevoorschijn. Het is, helaas, echter terug in een nieuwe verpakking; de natuur wordt voor de kijker in hapklare brokken geserveerd binnen de veilige muren van het museum.