How Rest the Brave luidt de titel van de groepstentoonstelling die NEST in Den Haag momenteel huisvest. Want ja, op welke wijze rusten de dapperen in een maatschappij waarin optimalisering en commercialisering centraal staan? De dagen lijken te kort en de productieve uren schaars, maar zoals Romeins schrijver en stoïcijns filosoof Lucius Annaeus Seneca vlak na Christus al schreef: “Het enige wat drukbezette mensen aangaat is de tijd van nu, en die is zo kort dat je hem niet kunt vastpakken. En zelfs dat ene glipt uit hun handen doordat ze met van alles tegelijk bezig zijn.”
Doorweekt en redelijk gehaast kom ik aan bij NEST. Ik veeg de druppels van mijn bril en breng mijn ademhaling tot bedaren. Op het moment dat de suppoost de deur opent en ik de tentoonstelling binnenstap, overvalt me een zeer welkome sereniteit.
Binnenwereld, buitenwereld. Wanneer je ergens mee zit, ervaar je de wereld in dat daglicht. Multidisciplinair kunstenaar Remco Osório Lobato krijgt het met een architectonisch bouwwerk van hout voor elkaar de overgangsfase tussen buiten en binnen te realiseren. The Last Temple (2021) bestaat uit een verhoogde loopbrug, een gang zonder muren aan de zijden en hier en daar een paar treden om de vloer van de tentoonstellingsruimte te betreden. Het is een statement dat diagonaal tussen de andere werken is geplaatst. Het werk is een metafoor voor de stadia die zich aandienen tussen wakker en slaap, tussen werkelijkheid en tijd.
“Er is geen kunst zonder luiheid.” Dit schreef Mladen Stilinović in zijn manifest The Praise of Laziness (1993). Annosh Urbanke schreef voor Tubelight #116 – geheel in het teken van luiheid – over het werk van deze kunstenaar. Rusten als verzet tegen de groeiende winst maatschappij die met de minuut ongelijker wordt: de innerlijke wereld die tijdens het dromen tot leven wordt gewekt, hoeft op geen enkel vlak op te boksen tegen het voortstuwende mechanisme dat kapitalisme heet. Stilinović onderzoekt in zijn werk de relatie tussen kunst en arbeid, met een kritische noot ten opzichte van machtsstructuren. Umjetnik radi / Artist at Work (1978) is een fotoserie van acht zwart-witfoto’s waarop de kunstenaar zelf te zien is. Het is onduidelijk wat hij aan het doen is. Droomt of slaapt hij? Is hij lui aan het mijmeren? Nee, hij maakt kunst.
Het liggende lichaam doet me denken aan de Chinese stroming tang ping: een levensstijl en sociale protestbeweging waarin mensen de maatschappelijke druk om te hard of over te werken afwijzen. Ze kiezen ervoor om “plat te gaan liggen en de slagen te boven te komen” via een minder begeerlijke, meer onverschillige houding ten opzichte van het leven. De installatie met gelijknamige publicatie As long as there is time to sleep (2016) van Yoojin Lee laat zien hoe kwetsbaar een slapend lichaam is. De installatie bestaat uit een eenpersoons luchtbed, een witte deken die over het luchtbed gedrapeerd ligt en een aantal kussens bedrukt met digitale prints van steigernetten die onder andere tegen een pilaar aan hangen. Ik associeer het met een onopgemaakt bed van iemand die de slaap als iets tijdrovends ziet in een maatschappij waarin het continu ‘aan staan’ verwacht wordt. Lee stelt slapen, vertragen en dralen centraal in haar werk waarbij ze (in-)activiteit en (on-)productiviteit als vorm van stil verzet aanbiedt. De manier waarop deze compositie alledaags, nonchalant en tegelijkertijd heel bewust en standvastig overkomt, maakt dat ik me realiseer hoe belangrijk het nemen van een pauze is.
“Can you remember when you last did nothing?” Subtiele, witte letters prijken op een donkergroene achtergrond. Het is vermoedelijk voor menigeen een confronterende vraag. Want wanneer deed je voor het laatst daadwerkelijk niets? Helen Cammock onderzoekt in de film They Call It Idlewild (2020) het begrip nietsdoen, de politiek van luiheid en de doelloosheid als een voorrecht in een neoliberale context. Cammock koppelt dit onderzoek aan periodes en stereotypen uit de geschiedenis waarbij vrouwelijkheid, macht en zwart zijn aan bod komen. Nina Simone’s I wish I knew how it feels to be free wordt niet voor niets als luistertip aangehaald. Simone zingt hierin impliciet over de verlangens die de huidige hype van hyperproductiviteit ook tot gevolg heeft: “I wish I knew how / It would feel to be free / I wish I could break / All the chains holding me”. Het individu heeft te dealen met de externe verwachtingen van de samenleving, niet alleen wat betreft productiviteit maar ook op het gebied van rusten en lui zijn. Het zet mij aan het denken: wanneer is mijn luiheid geoorloofd en wie bepaalt dat?
Ik ervaar luiheid als een trance van volledige overgave. Volgens Ana Montiel is de menselijke waarneming vergelijkbaar met een hyperreële lucide droom of een collectieve hallucinatie. Ze buigt zich in haar werk over de grenzen van het menselijk bewustzijn en de voortdurende onzekerheid van de werkelijkheid waarin we zijn ondergedompeld. Haar serie digitaal gecreëerde schilderijen Relics of Us (2021-2022) zou je de visuele vertaling van onze onbewuste waarneming kunnen noemen. Daar waar ons bewustzijn ons in de steek laat, gaat Montiel verder. Pastelkleurige vlekken dansen voor mijn ogen en brengen me in een staat van verwondering. Waar kijk ik naar? Het lijkt wel het negatief van de dansende vlekken die aan de binnenkant van mijn ooglid ontstaan als ik in de zon op het strand lig te luieren.
De tentoonstelling How Rest the Brave functioneert als een spiegel voor de ziel en een pleidooi voor de rust. Terwijl ik door de stromende regen naar de tram loop, komen wederom de wijze woorden van Seneca in mij op: “Op vruchtbaar bouwland moet je niets forceren, want als je er ononderbroken zaait en oogst is de grond snel uitgeput. Zo is het ook onze mentale kracht: die zal breken bij voortdurende inspanning. Maar krijgen we een beetje rust en ontspanning, dan sterken we weer aan. Voortdurend hard werken leidt tot een soort geestelijke afstomping en slapheid.”
Het luie protest, ik ben voor. I prefer to.
Puck Kroon is werkzaam als kunstenaar, schrijver, redacteur, organisator en curator.
De citaten komen uit Levenskunst van Seneca, gevonden op p. 28 en 98.