Ruïnes in Rotterdam

George Vermij
Sophie Fiennes, OVER YOUR CITIES GRASS WILL GROW (2010)

Naast grote publieksfilms biedt het IFFR altijd verrassingen die helaas geen bredere release hebben, zoals het imposante filmportret dat Sophie Fiennes (1967) van kunstenaar Anselm Kiefer (1945) maakte. Fiennes, die eerder de documentaire The pervert’s guide to cinema, over Slavoj Zizek (1949), regisseerde, biedt met Over your cities grass will grow verschillende perspectieven op het fenomeen Kiefer.

De film begint met indrukwekkende beelden van vervallen gebouwen en donkere grotten. Het is een gigantisch complex in het Zuid-Franse Barjac waar Kiefer zich in 1992 vestigde en dat hij gebruikt als een groot speelterrein voor zijn werk. Vervolgens wordt de enthousiaste en bijna kinderlijk creatieve Kiefer getoond, terwijl hij zijn monumentale schilderijen maakt of gesmolten tin giet over een berg puin. Fiennes kiest er gelukkig niet voor om door middel van voice-overs of talking heads in te gaan op de zware context van Kiefers werk. Hierdoor krijgt de kijker zelf de kans om Kiefers wereld te ontdekken. Ook bevat het filmportret komische momenten, zoals een interview waar een journalist, die duidelijk veel bewondering heeft voor de kunstenaar, timide vragen stelt, terwijl Kiefer de ongemakkelijke stiltes probeert op te vangen door gepassioneerd te praten over wat hem inspireert.

Kunst speelt ook een belangrijke rol in het teleurstellende filmessay The atomic sublime, waarin filmmaker Jesse Lerner de ambivalente houding toont die in de VS heerste ten opzichte van abstract expressionistische kunst. Aan het begin van de eeuw werd er minachtend gedaan over moderne kunst, maar volgens Lerner veranderde dat ten tijde van de Koude Oorlog. Toen het abstract expressionisme erkenning kreeg en aan prestige won, werd deze stroming gezien als de tegenpool van de sociaal-realistische kunst die domineerde in de Sovjet-Unie. Lerner weidt lang uit over de ontwikkeling van moderne kunst aan het begin van de twintigste eeuw en hanteert een stortvloed aan beelden van historische gebeurtenissen. Dit leidt af van de centrale stelling van de film. Als de filmmaker uiteindelijk met bewijzen komt, zijn die bijzonder mager.

De Koude Oorlog kwam op het IFFR terug in twee sterke films die focussen op het voormalige Oostblok. In de korte film Marxism today (prologue) interviewde kunstenaar Phil Collins (1970) verschillende vrouwen die in de DDR economie studeerden en in contact kwamen met marxistische theorieën. Na de val van de muur waren deze ideeën niet valide meer. Collins verweeft de verhalen en ervaringen van de vrouwen op effectieve wijze met foto’s en oude filmbeelden uit die tijd. Hij zet een ongrijpbare sfeer neer die zweeft tussen nostalgie en ongemak. Eén van de vrouwen blijkt gedesillusioneerd door de nieuwe, westerse materiële en kapitalistische waarden. Een ander heeft zich goed kunnen aanpassen aan het nieuwe systeem en runt een datingsite, maar ziet haar tijd aan de universiteit nog steeds als waardevol. Collins vraagt zich af of de verdwenen idealen toch nog een rol spelen in een neoliberale wereld.

Een andere visie op het communistische verleden is Andrei Ujica’s (1951) epische found footage film The autobiography of Nicolae Ceausescu. Drie uur lang krijgt de toeschouwer archiefbeelden voorgeschoteld van Ceausescu zonder commentaar. Als kijker begeef je je in een wereld die draait om Ceausescu, waar het socialistische Roemenië het paradijs op aarde is. Toch klopt er al snel iets niet. Is het de steeds weer juichende en klappende menigte die de dictator omgeeft? Of de vreemde verveling die bij hem soms merkbaar is als hij het zoveelste staatsbezoek afneemt? Deze film vormt een vervolg op Ujica’s eerdere, met de Duitse kunstenaar Harun Farocki (1944) geregisseerde Videogramme einer Revolution. Waar deze laatste film van minuut tot minuut laat zien hoe het Roemeense regime in elkaar stort, is in The autobiography of Nicolae Ceausescu de unheimische stilstand merkbaar van een totalitair regime dat blind is voor de werkelijkheid.

Ook de huidige staat van Europa werd onder de loep genomen, zoals in Jean-Luc Godards (1930) laatste film met de provocerende titel Film socialism, waarin hij maar soms weet te prikkelen. Een meer effectieve en subtiele kritiek op het neoliberalisme en de impact ervan op de natuur is Patrick Keillers (1950) Robinson in ruins, het laatste deel van een drieluik waaraan London en Robinson in space voorafgingen. In statische shots van het Engelse landschap, voorzien van een voice-over, geeft Keiller een beeld van ingrepen door industrie en overheid. De hoofdpersoon van de film is de mysterieuze Robinson, een dwalende academicus die buiten beeld blijft. De stem van Robinsons assistent (ditmaal die van actrice Vanessa Redgrave) begint de film door aan te geven dat Robinson een tijdlang gevangen heeft gezeten en een archief achterliet. Aan de hand van dit archief wordt zijn spoor door Engeland getraceerd.

Keiller levert met deze film een gevatte kritiek op de wankele dominantie van het kapitalisme. Een prachtig shot laat een spin zien die langzaam een web weeft, terwijl de stem van Redgrave droog en nuchter de feiten opsomt van de financiële crisis. De film geeft daarnaast een prachtig en sereen beeld van het Engelse landschap dat sterk contrasteert met industriële en militaire architectuur. Dat de natuur ondanks ingrepen en transformaties zal blijven bestaan, wordt samengevat in een citaat van de filosoof Frederic Jameson: ‘It seems to be easier for us today to imagine the thoroughgoing deterioration of the earth and of nature than the breakdown of late capitalism; perhaps that is due to some weakness in our imaginations.’ Robinson in ruins maakt de provocerende gedachte dat het bestaande systeem in elkaar kan storten, tastbaar.

Andrei Ujica, THE AUTOBIOGRAPHY OF NICOLAE CEAUSESCU (2010)
Jean-Luc Godard, FILM SOCIALISM (2010)