Post CS als should be broedplaats

Nathalie Zonnenberg

Na jarenlang gesteggel over uitbreiding, nieuwbouw, renovatie en verhuizing presenteerde het Stedelijk Museum in Amsterdam begin 2004 het TPG Gebouw naast het Centraal Station als tijdelijk onderkomen voor zijn collectie en presentaties. Het voormalig stationspostkantoor en later expeditieknooppunt, ontworpen door P. J. Elling, vormt door zijn grootte en markante vormgeving een ijkpunt in de stad, maar werd door nieuwe methodes van postdistributie overbodig. Toen het Stedelijk in de nazomer van 2002 zijn oog op het pand liet vallen, en duidelijk werd dat het in afwachting van de inrichting van het Oosterdokseiland (waar o.a. de openbare bibliotheek en het conservatorium zullen worden gevestigd) een tijdje leeg zou staan, was een regeling snel gemaakt. Projectontwikkelaar MAB zocht een ‘kraakwacht’ voor het gebouw – dat als enige in dit gebied zal blijven staan – en wilde wel met het Stedelijk in zee. Vervolgens werd in ongelooflijk korte tijd een aantal verdiepingen in het pand in gebruik genomen en door architectenbureau Zwarts & Jansma omgebouwd tot sobere maar flexibele tentoonstellingszalen. Ondanks dat er in Amsterdam natuurlijk nog even geklaagd moest worden over niet efficiënte of -betekenisvolle tentoonstellingsinrichtingen, en er qua belichting en ophanging best nog wat verbeterd kan worden, is men het er toch wel over eens dat het SMCS (zoals het tijdelijk onderkomen van het Stedelijk officieel heet) er alle blijk van geeft een succesvolle onderneming te worden. De opening op 15 mei toonde een mooie en evenwichtige presentatie van stukken uit de meubelcollectie; een aantal nieuwe werken van onder andere Krijn de Koning en Germaine Kruip die speciaal voor het pand werden gerealiseerd; en tal van mogelijkheden voor een levendige uitwisseling met culturele bedrijfjes en instituten die op de overige verdiepingen van het pand zijn gevestigd. Want het Stedelijk is niet de enige huurder van het pand: architectenbureau Zwarts & Jansma had zich al eerder in het pand gevestigd, en kort daarna volgden onder andere Post Amsterdam, Studio HSL en het World Wide Video Festival. Kunstenaarsinitiatief W139 zal binnenkort zijn intrek nemen in de kelder van het gebouw en op de 11e verdieping is een bar/restaurant gecreëerd, waar gasten naast een ongekend mooi uitzicht over de stad bediend worden van lekker eten en onderhoudende activiteiten. Het Stedelijk participeert in het avondprogramma met een groot aantal presentaties, debatten, lezingen en interviews. Dit bestaat naast het tentoonstellingsprogramma en wordt in nauwe samenwerking met kunstenaars gerealiseerd.

Amsterdam mag zich gelukkig prijzen met een chique culturele broedplaats waar de stad toch al geruime tijd om verlegen zat. Want hoewel het SMCS en de andere initiatieven in het TPG gebouw niet tot stand zijn gekomen met hulp van de gemeente en het broedplaatsenbeleid, functioneren zij wel op een dergelijke wijze en is het interessant om de resultaten van het broedplaatsenbeleid hiernaast te beschouwen. Het voormalige Jan Swammerdaminstituut bijvoorbeeld, waarin tot voor kort Smart Projectspace was gevestigd, is inmiddels bijna geheel met de grond gelijk gemaakt. Een deel van de kunstenaars dat boven de projectruimte hun atelier had, heeft weliswaar door actief lobbyen van initiator Thomas Peutz een nieuwe werkplek gekregen in een eigen pand, maar het tentoonstellingsprogramma van Smart ligt door alle organisatorische rompslomp en gebrek aan eigen ruimte alweer geruime tijd stil. Smart kan worden gezien als een van de meest succesvolle projecten onder de paraplu van het broedplaatsenbeleid, maar niet elk (kunst-)initiatief heeft de capaciteiten om met politieke en bestuurlijke kwesties om te gaan. De vraag is hoe de continuïteit en daarmee kwaliteit van dit soort initiatieven gewaarborgd blijft als zij een groot deel van hun tijd moeten besteden aan het vinden van een (geschikte) plek en de daarbij behorende ambtelijke problematiek.

Het broedplaatsenbeleid kwam in 1999 tot stand na de constatering dat Amsterdam in cultureel opzicht nog maar weinig te bieden had, en in haar status als ‘cultuurstad’ ernstige concurrentie ondervond van Rotterdam. Dit kwam met name doordat een aantal belangrijke krakers/ kunstenaarsinitiatieven als Vrieshuis Amerika en de Kalenderpanden door de gemeente waren gesloten of gesloopt. De gemeente zag het daarna als haar taak om het ontstane gemis te compenseren met een nieuw beleid waarin het genereren van broedplaatsen centraal zou staan. In principe bestaat het plan eruit om tussen 2000 en 2006 een aantal plekken te creëeren waar culturele activiteit een impuls aan de ontwikkeling van de stad kan geven. Dat met dit plan niet alleen de voormalige krakersbolwerken tegemoet werden getreden maar door een hernieuwde culturele activiteit eveneens economische groei in de stad zou kunnen worden gegenereerd (in navolging van de theorie van de Amerikaanse econoom Richard Florida) was natuurlijk een leuke bijkomstigheid.

Gezien de beperkte ruimte in Amsterdam mag het noodzakelijk zijn om een strakke regie ter hand te nemen wat betreft de bestemming van ontstane lege plekken, maar met de invulling van voor cultuur bestemde plekken kan een gemeente maar beter zo min mogelijk bemoeienis hebben. Te bedenken dat we inmiddels al ver over de helft van de periode heen zijn, vallen de behaalde resultaten wel een beetje tegen. Niet alleen Smart Projectspace is door de sloop van haar onderkomen inactief geworden, ook belangrijke, als broedplaats aangemerkte panden als pakhuis de Zwijger op de Oostelijke Handelskade en het voormalige ROCgebouw aan de Marcusstraat (Marcipanis) zijn door onduidelijk of tegenstrijdig beleid nog steeds niet als publieksplek van de grond gekomen.

De Zwijger, waar nu de Jan Schaeferbrug naar het Java-eiland doorheen loopt, is een belangrijke representant van Het Nieuwe Bouwen en heeft daardoor de status van monument gekregen. Dit betekent dat het niet mag worden afgebroken en er een nieuwe bestemming voor het toch wel moeilijk toegankelijke gebouw moest worden gevonden. Het was aanvankelijk gereserveerd als onderkomen voor het uit te breiden Instituut voor Oude en Nieuwe Media dat nu nog steeds in het Waaggebouw aan de Nieuwmarkt is gevestigd. Doordat de subsidie voor de uitbreiding van het instituut werd stopgezet, ontbrak het aan middelen om de gesmede plannen te kunnen uitvoeren en werden ze uitgesteld. Daarbij kwam dat ook lange tijd niet zeker was of het gebouw de bouwactiviteiten aan de brug, en later ook de toevoer van verkeer over de brug wel aan zou kunnen. In de tussentijd heeft zich een groep krakers in het pand gevestigd, waardoor de vestiging van een cultureel initiatief inmiddels op de lange baan lijkt te zijn geschoven. De op de podiumkunsten gerichte broedplaats Marcipanis is inmiddels uit zijn eerste verbouwingen, maar na een al twee jaar durende strijd met de gemeente over de scheiding van verantwoordelijkheden heeft het nog steeds een aantal belangrijke publieksruimtes, zoals restaurant en theater, niet kunnen inrichten. Het Stedelijk Museum wist in minder dan twee jaar tijd een geschikt pand te vinden én gereed te maken voor een publiek van museumbezoekers. Dat zou een opsteker kunnen zijn om de criteria voor het broedplaatsenbeleid inhoudelijk aan te scherpen en de regelgeving te vereenvoudigen. Om een broedplaats een succesvolle en goed functionerende plek in de stad te laten zijn, is het nodig dat een potentieel initiatief in korte tijd en met voldoende financiële middelen kan worden opgestart. Als initiatiefrijke groepen kunstenaars of ‘culturele ondernemers’ verstrikt raken in bureaucratie of tegenstrijdige wetgeving, dan is de culturele vitaliteit van een stad al gauw ten dode opgeschreven.

STEDELIJK MUSEUM CS
Oosterdokskade 5, Amsterdam
open dag 10-18