Ongegeneerd dwalen in andermans dromen

Loukie Hoos
Arjan van Helmond, RECEPTION ROOM, 2009

In het werk van Arjan van Helmond (1971) is geen mens te zien. Je blik kan ongegeneerd ronddwalen in zijn interieurs, toegankelijke en ruimtelijke beelden vol tekens van menselijk leven. Achter half openstaande deuren lokt meer ruimte, vaak donker en geheimzinnig. De interieurs zijn met gouache en acryl op papier geschilderd in vuile pasteltinten: in zeegroen, paars, bruin en beige en soms een meer primaire kleur. De laatste jaren schildert Van Helmond ook details: een gootsteen vol vaat, een stuk van een vloer, de vitrage voor een raam. In deze beelden ontbreekt vaak de ruimte en botst je blik op een tegelwand of kijk je in een ondiepe kast vol glazen potjes.

De galerie van het Leidse Academisch ziekenhuis toont op dit moment ruim twintig schilderijen van Van Helmond, een keuze uit werk dat hij maakte na 2004, het jaar waarin hij zijn verblijf op de Rijksakademie in Amsterdam afsloot.

Herinneringen zijn vaak verbonden met de plek waar een herinnerde gebeurtenis plaatsvond. Van Helmond wil met zijn interieurs een dergelijke ‘plek’ creëren als prikkel voor associaties, herinneringen en emoties. Op dit moment woont de schilder in Berlijn. Bij de opening van zijn tentoonstelling vertelt hij enthousiast hoe alles in die stad beladen is met geschiedenis. Hij lijkt aan Berlijn te beleven wat hij met zijn werk aan kijkers wil bieden. En hij krijgt het voor elkaar. Een schilderij van een stapel wasgoed op een bed roept reisherinneringen op en doet verlangen naar vreemde verten. Een ander schilderij plaatst je tegenover een ouderwets behangen muur. Aan een paar spijkers hangen lege klerenhangers naast grote vetvlekken waar de muur vaak werd aangeraakt. Ontroerende resten van een dagelijks leven dat voorbij is. Van Helmond ziet interieurs als uitdrukking van het streven naar geluk. Zo nabij en intiem schildert hij ze ook. Daarin verschilt hij bijvoorbeeld van leeftijdgenoten als Tjebbe Beekman (1972) of Maurice Braspenning (1968) die hun interieurs veel grootschaliger maken en mensen overleveren aan een meer onverschillige en agressieve omgeving.

Ooit maakte Van Helmond geometrisch abstracte schilderijen. Hij raakte geïnteresseerd in de vraag ‘wat in een schilderij wat bij een kijker oproept’. Toen zijn (formele) onderzoek naar deze vraag vastliep, schakelde hij over op het schilderen van architectuur. Op de Rijksakademie verschoof zijn aandacht vervolgens naar de binnenkant van gebouwen. Hoewel zijn beelden kleinschaliger en persoonlijker werden, bleef zijn centrale vraag hetzelfde: ‘wat roept wat op?’ Anders gezegd: hoe beïnvloeden kenmerken van een schilderij de associaties en emoties die worden opgeroepen? Om daar zicht op te krijgen varieert Van Helmond zijn manier van schilderen, zijn kleurgebruik en de aard van de interieurs. Van Helmond tovert met verf. Hij schildert benauwende fotorealistische beelden maar andere werken bezitten weer de transparante schoonheid en lichtheid van een klassieke aquarel. Een dun geschilderde tegelwand vol schijnbaar bewegend licht en schaduw, roept andere associaties op dan een precies en bijna doods geschilderd symmetrisch beeld van een ‘reception-room’: een zware tafel en twee met damast beklede stoelen op een Perzisch tapijt.

Meestal ogen zijn beelden ‘ouderwets’: een leeg restaurant vol tafels met kleedjes van Brabants bont of een kamerwand met een hertenkop naast een grote kast met geweren. Het zijn ruimtes vol herkenbare, zelfs vertrouwde details. Toch is nauwelijks vast te stellen wanneer een dergelijk interieur is ontstaan of waar het zich bevindt. De herkenning betrekt de kijker bij het schilderij en roept herinneringen op. Ook de frontale en ruimtelijke composities waar een kijker makkelijk wordt ingezogen, dragen bij aan die betrokkenheid. De onbestemdheid van de beelden creëert ruimte voor de eigen fantasie en persoonlijke associaties.

De variatie in het werk roept ook verschillende manieren van kijken op. Je kunt je als kijker dromerig verliezen in een ruimte. Je kunt naar licht en schaduw kijken alsof het een Rothko is. De helder geschilderde en eigentijdse kast vol glazen potjes en de gootsteen met vaat roepen een meer afstandelijke blik op, vermoedelijk omdat het beeld te eenduidig is. Je vraagt je af wat de potjesverzamelaar bezielt of wat in de plastic etensbak heeft gezeten.

Het gaat in deze tentoonstelling primair om kijken, associëren en beleven. Het kijken wordt niet belemmerd door een conceptuele laag. Het denken komt later en is niet essentieel voor het genoegen dat de kijker aan het werk beleeft. Daarin verschilt dit werk bijvoorbeeld van de interieurs van Matthias Weischer (1973). Deze Duitse schilder gebruikt verwante ‘ouderwetse’ kleuren maar zet zijn interieurs vol attributen die naar de (kunst)geschiedenis verwijzen. Daardoor ontstaat een Bühne en wordt de aandacht meer gevestigd op het concept van het schilderij dan op de voorstelling.

De schrijver Oscar van den Boogaard opende de tentoonstelling. Ook hij vertelde hoe verleidelijk het is om rond te dwalen in Van Helmonds interieurs. Hij illustreerde dit met een verhaal over een stokoude schilder die op een dag één van zijn schilderijen instapt en de berg beklimt die hij heeft geschilderd. Op de top staat een hutje met een open deur. De schilder gaat naar binnen en trekt de deur achter zich dicht. Vervolgens vroeg Van den Boogaard aan Van Helmond welk schilderij hij uit deze tentoonstelling zou willen binnengaan. De 40-jarige schilder vond het gelukkig te vroeg om hierover een uitspraak te doen.

IN PURSUIT OF HAPPINESS
Arjan van Helmond
T/m 8 augustus 2010

Galerie LUMC
Albinusdreef 2, Leiden

Arjan van Helmond, WALL, 2006
Arjan van Helmond, WINDOW, 2005