Nollen, Conijn, Dera en Araki in De Hallen

Vinken en Van Kampen

Wijsheid, inzicht, schoonheid, ongereptheid, romantiek – wat is dat toch allemaal… precies. Kunstenaars weten dat natuurlijk ook niet, maar ze kunnen wél aantonen dat zulke zaken bestaan. Een kunstenaar die dat beoogt, weet dat kinderen, dieren, meisjes, vrouwen en bloemen de potentiële ‘plaatsen’ zijn waar die dingen zich soms aan ons vertonen. Fotografie en video zijn als technische media uitermate geschikt, en misschien wel speciaal uitgevonden, om die thema’s te betrappen in de waarneembare wereld. Maar: één milliseconde te vroeg of te laat met de camera en wég is het moment. Wijsheid, inzicht, schoonheid, ongereptheid, romantiek – ze zijn lastig te vinden en eigenlijk niet te verbeelden. Ook niet in een kunstwerk, want de overdracht is vluchtig en fragiel als een radiogolf, waar een ontvanger heel precies op moet worden afgestemd.

De foto’s van Arno Nollen in de tentoonstelling in De Hallen zijn afgedrukt op lange stroken halftransparant papier, die als banieren in de ruimte zijn gehangen. Wie het lukt om het storende videogeluid van een ander werk in de expositie te negeren krijgt een prachtige ervaring: een wandeling door een menigte van jonge frêle vrouwenlichamen, vastgelegd op een moment waarin zowel hun kracht als hun enorme kwetsbaarheid besloten ligt, larger than life. Nollen fotografeert bijna uitsluitend jonge vrouwen en meisjes. Hij loopt met ze weg, ze zijn een fascinatie, want ze zijn voor hem de dragers van alle deugden. Nog niet gerijpt, misschien wel omdat ze niet weten wat ze in zich hebben en wat in het verschiet ligt. De installatievorm waarin Nollens werk gepresenteerd wordt werkt uitermate goed, de gedachtesprongen die het in je hoofd weet op te roepen mag je meenemen naar de andere drie tentoonstellingen, ze vinden daar eveneens weerklank.

Helemaal boven is een ruime zaal ingericht met foto’s van Araki, de Japanse fotograaf die een wereldwijde sterrenstatus bereikte met de expliciete seksualiteit in zijn beelden. Lichtvoetig, maar fanatiek precies en met een soort hondse humor arrangeert hij de vrouwen, touwen, haren, bloemen, slangen en hagedissen in perfect licht en compositie zodat dat wordt blootgeven waar hij naar op zoek is. Op een video zie je Araki in een documentaire op die manier ‘bezig’ met zijn modellen, zijn achtergrond als reclamefotograaf is duidelijk merkbaar. De modellen roemen zijn prettige manier van werken, en het haantje in hem grapt en sneert en gooit nog meer mannelijkheid in het spel. De hele mêlee veroorzaakt de concentratie die nodig is om het onderwerp te laten open bloeien, de intrinsieke schoonheid te tonen. Voor de spektakel makende kunstenaar is dan het moment bereikt om het vast te leggen in een beeld, want daarna zal hij het weer verliezen.

Zo, op één fascinatie gericht, werkt ook Cor Dera. Hij fotografeert echter niet zelf, maar werkt met bestaande natuurfoto’s uit boeken en tijdschriften. Dera analyseert de clichés over de natuur die daarin zichtbaar zijn gemaakt. Niet wantrouwig, maar vanuit een overtuiging dat er inderdaad ergens ‘iets’ noodzakelijk voor ons mensen te zien zal zijn – als dat maar juist ontrafeld wordt. Helder gemaakt wordt, zodat het ons kan aanspreken. Hij snijdt foto’s en fragmenten uit en ordent ze in series, op een manier die nieuwe, vaak formele, verbanden legt en zo de ‘natuurlijkheid’ van de foto als representatie deconstrueert. Het gaat in het getoonde werk over de manier waarop wij mensen naar de natuur kijken, een manier die – dat mag gezegd worden – op zijn minst dubbelzinnig is. Om een uitstervende pandabeer maken we ons vreselijk druk en met geldslorpende fokprogramma’s proberen we het dier in stand te houden dat weigert in gevangenschap te paren. Onderwijl halen de duizenden soorten tien- tot twaalfpotige bodeminsecten die jaarlijks uitsterven de krant niet. De mens houdt van het soort natuur waar hij zichzelf in terug kan zien: vier poten en een zacht velletje, vragende, reebruine ogen. De natuur beelden we af zoals wij onszelf graag zien, gunstig belicht en mooi gekleurd, omgeven met een soort van geluk.

De hoofdrol in de tentoonstelling die Dera hier maakte is weggelegd voor Dufte, een gorillavrouwtje uit de Berlijnse Zoo die door haar verzorger liefdevol vanaf haar geboorte werd gefotografeerd. We zien haar lachend in een luier en een truitje thuis bij de verzorger op de bank; en terwijl haar habitat zich bij het ouder worden verplaatst van de huiskamer naar de omheinde grasheuvel in de dierentuin, veranderen haar trekken van snoezig naar woest. Het beeld van Dufte is echter altijd vermenselijkt, als maatje van haar verzorger, in haar lot als dierentuinbewoner – en als ze dan toch lijkt op een gorilla die je in het oerwoud van Rwanda zou kunnen tegenkomen, dan zelfs gaan onze gedachten naar ontbossing en uitsterven, naar National Geographic Channel en Diane Fossey. De fascinatie van Dera met dit vreemde proces van beeldvorming is herkenbaar, maar het is Duffe die het ons laat zien.

Te midden van al deze foto’s van en over fascinaties, waarin zorgvuldig gezocht wordt naar de gemene deler van particuliere aspecten, naar het onkenbare in het detail, speelt op een scherm op de tussenverdieping luidruchtig een film van Joost Conijn. Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Soelayman, Moestafa, Hawwa en Dzoel-kifl heet de film, naar de kinderen die er in te zien zijn. Ze lijken niet van onze wereld maar dat zijn ze wel, want Conijn vond ze onder zijn neus, in het Westelijk havengebied van Amsterdam waar hij woont en werkt. Daar spelen ze elke dag, zomer en winter, rond de caravan waarin ze wonen, met alles wat voorhanden is. In alle opzichten zijn ze zelfvoorzienend: ze koken, stoken vuurtjes als het koud is, bouwen huisjes, repareren brommers en fietsen, halen oud brood bij het vuilnis van de bakker, slopen wat gesloopt moet worden en leren elkaar hoe je dat allemaal klaarspeelt. Vanzelfsprekend zonder educatie door volwassenen ontplooien ze hun karakters en de vaardigheden die ze nodig hebben.

De kunstenaars ontsluieren de werkelijkheid en ontdoen haar van hardheid. Ze kunnen dat omdat ze willen geloven dat ‘het’ er is. Ze weten dat ‘het’ te vinden is dicht bij kwetsbaarheid en aan het begin van ontwikkeling, voor de bezoedeling plaats heeft. Als kijker moet je mee of niet en toch ten minste jezelf afvragen in hoeverre opvattingen en clichés over kindernaaktheid, porno, dierenleed en opvoeding je beletten te zien en te ervaren dat hier toch troostrijke wijsheid, inzicht, schoonheid, ongereptheid, romantiek te vinden is.

ARNO NOLLEN, JOOST CONIJN, COR DERA, ARAKI, t/m 6 maart 2005

De Hallen, Grote Markt 16, Haarlem, di t/m za 11–17, zo en feestdagen 12–17