In de winter zoeken in Amsterdam niet veel mensen hun heil op straat. Het zijn toch vooral junkies en toeristen die dit bij min vijf graden blijven volhouden. Tenzij er een openingenronde gepland is in de Jordaan, dan lijkt het publiek op straat wat gevarieerder. Zaterdag 14 januari was het weer eens tijd om naar buiten te gaan en te gaan kijken bij de openingen in de Jordaan, misschien goed om je door de donkere dagen te slepen. Ik blijk al gauw onderdeel van een roulerende groep aan elkaar bekende galeriebezoekers. Bij de eerste opening geven we elkaar nog kussen en maken we een praatje, bij de tweede galerie glimlachen we vaagjes en bij de derde galerie maken we geen oogcontact meer.
Het werk dat langskomt vermengt vaak nadrukkelijk spontaniteit met strategische calculatie. Aan de ene kant lijken de kunstenaars hun ideeënmassa recht te willen doen met de schijnbaar directe weergave van allerlei invallen, aan de andere kant bewegen zij zich vaker wel dan niet over reeds gebaande paden. In de galeries zie ik veel persoonlijke fascinaties, haastig uitgedrukt met geknutsel, gekriebel, gekras, gegum, geknip, gekreun en geplak op papier, op een foto of op televisie. Het zijn vaak snelle kriebels, maar ik kan mij niet losmaken van de indruk dat dergelijke ruwe expressie haast een instituut is geworden binnen de Nederlandse kunst.
De kunstenaars hebben ieder hun eigen fascinatie uitgediept en hun persoonlijke symbolen ontwikkeld, maar wat verder? Het is niet meteen duidelijk. Ik verander daarom van strategie: meteen na binnenkomst ga ik op zoek naar de begeleidende tekst. In een boek las ik dat beeld vijf keer beter boodschappen overbrengt dan het geschreven woord. Maar kunst zou kunst niet zijn als het niet weer net anders in elkaar zou steken. Vaker wel dan niet is tekst met uitleg bij de gepresenteerde kunstwerken meer dan welkom bij de toeschouwers. Ben je de draad kwijt? Lees eerst de tekst en bekijk dan of je vindt dat de kunstenaar geslaagd is in zijn missie. Vaak zijn de persberichten zo algemeen dat de kunstenaar niet anders kan dan scoren op het veld tussen ‘verval en verderf, wellust en afkeer, macht en onmacht’ (uit het persbericht van Galerie Diana Stigter over het werk van Dieuwke Spaans). De tekst bij de schilderwerken van Grant Hayunga in De Praktijk is behoorlijk expliciet in zijn zoek-het-lekker- zelf-uit boodschap: ‘Ask yourself: is this painting a riddle? Is it something to do with Virility, or Fragility… Eroticism, or Perversion… Primitivism, Evolution, or Mutation?’ Benadrukken de kapitalen dat het hier echt wel om gewichtige thema’s gaat?
Aangekomen in Ellen de Bruijne Projects loop ik langs de werken in de tentoonstelling naar de tafel met persberichten. Het persbericht gebruikt drie titels: Film premiere screening 001, Thin Line, the exhibition the movie!! en Thin line II, ik raak meteen de draad kwijt. Ik bekijk de film Look-alikes van Kris Gevers dan maar met een onbedorven oog. De film ziet er geknutseld uit. Zwartwitopnamen worden afgewisseld met kleur en met rommelige animaties. De special effects hebben de kwaliteit van die in een studentenfilmpje. Ik zie een man, hij plakt ogen, getekend op een pingpongbal, op een poppenhoofd. Het lijfje van de pop snijdt hij open, in de buik stopt hij een lange spiraalvormige worst en wat ketchup. Hij brengt de pop in een papiertje naar een vrouw, die vervolgens in de pop verandert. De enorme pop loopt rond in wisselende decors. De man doet het nog een paar keer. Ik probeer de film aan mijzelf te verkopen als ‘een speelse parafrasering van het verhaal van het monster van Frankenstein’. Door het uitblijven van een dramatische ontknoping probeer ik daarna ‘een surrealistische collage van een serie verontrustende droombeelden’. Of blijft het bij ‘een viezige aaneenschakeling van associatieve doodles?’
Het persbericht zegt: ‘Being appointed to design Thine Line II, independent curator Jan van Woensel invited filmmaker Kris Gevers to produce a fiction film in which the Thin Line-exhibition forms the décor for several scènes. Thin Line: The exhibtion, the movie!! aimed to elaborate on the fictionalization of the exhibtion and provoked a comparison between curating exhibitions and directing movies highlighting their intrinsic cinematographic similarities’. Wat een deceptie. De film is niet opgeborreld uit de onbedwingbare kolk van verbeelding van een begenadigd kunstenaar. Het is de uitkomst van een list van een groepje curators, om de opgedroogde put van baanbrekende visies te dempen. ‘Hence, the filmmaker acted as a meta-curator within the exhibition set; recreating and recomposing the exhibition in the movie’. En, oh gelukkig, toch nog een keuzemenu: ‘Look-alikes, itself a work of film-art that incorporates Thin Line II, provokes questions to the integration, détournement, and inevitable alteration of meaning and perception of a work of art in featuring films…’. Ineens heb ik heimwee naar een ouderwets degelijke en elitaire kunststroming. Compleet met huisfilosoof en polemieken in de kranten. Een stroming waar je je bij aansluit en er dan heel goed in wordt of waar je je fel tegen af kunt zetten.
Ik voel een koudefront aankomen en fiets snel naar huis.
LOOK-ALIKES, Kris Gevers, t/m 18 februari 2006
Ellen de Bruijne Projects, Rozengracht 207a, Amsterdam
THE RED PEYOTE SERIES, Grant Hayunga, t/m 8 februari 2006
De Praktijk, Lauriergracht 96, Amsterdam