/’haɪə en (nʊ)/ zit erop. Na zes hectische weken vol ontmoetingen, performances, tentoonstellingen, lichtonderbrekingen, gesloopte werken en roze olifanten, is het voor galeristen Daniela Apice en Simon Delobel weer tijd voor de ‘normale’ gang van zaken. Wat de voorbije twee weken opviel was het verlangen naar een einde en de wijze waarop dit terugkwam in de programmering.
Op 13 januari stond een klapconcert van Stefaan Dheedene gepland. Hij verzorgde eerder al de openingspresentatie en toonde enkele werken die bijdroegen aan de transformatie van galerie tot bar. Het klapconcert werd helaas afgelast omdat de ruimte ongeschikt werd bevonden. Niets wat beter binnen de openheid van dit project past dan een spontane wissel. Dheedene maakte plaats voor de nieuwe generatie en nodigde een van zijn studenten, Nienke Baeckelandt, uit voor een performance.
6. Vodka Cranberry
Wanneer ik op de bewuste avond trampoline betreed ligt de vloer bezaaid met snippers. In het midden van de ruimte staat Baeckelandt met een koptelefoon op haar hoofd, gewapend met een schaar. Ze beweegt schokkerig mee met de muziek en knipt op hetzelfde ritme in oude affiches van trampoline. Haar handen, tegen de blaren, omwikkeld met verband. De affiches, verspreid over twee tafeltjes, gaan terug tot de eerste tentoonstelling in 2014. De actie is doordrongen van symboliek: het verleden wordt weggeknipt en eindigt in snippers op de vloer waar het een ‘historisch tapijt’ vormt. Het voelt aan als een einde en onlosmakelijk ook als een begin: een nieuw tijdperk wordt aangebroken. De galerie ‘zuivert’ zichzelf en richt haar blik op de toekomst.
De rol die de kunstenaar hier vervult is frappant. Door haar koptelefoon zit ze in haar eigen zone en trekt zich niets aan van de toeschouwers. Wij zijn hoogstens obstakels die in haar weg staan terwijl ze door de kleine ruimtes beweegt en de ene na de andere affiche verslindt. Hier is zij de ‘elephant in the room’. Dat verandert op het moment dat ze bijgestaan wordt door assistent-knippers, op voorhand door haar uitgenodigd. Even later wordt ook het publiek, zonder voorkennis van de actie, aan het knippen gezet. Al gauw heeft iedereen oortjes in en ontstaat er een knippend ensemble. Het tapijt groeit exponentieel. In eerste instantie lach ik om de concentratie waarmee de banale actie uitgevoerd wordt, maar al snel besef ik dat de rollen zijn omgedraaid: nu ben ik overgebleven als ‘elephant in the room’. Ondanks dat de meest logische handeling lijkt te participeren, doe ik dat niet.
7. Montepulciano d’Abruzzo
De symbolische weg naar het einde, ingezet door Baeckelandt, wordt weldoordacht afgesloten tijdens het slotevenement door Peter Lemmens en Kris Van Dessel. Voor Reset Ghostwriter vroegen zij een ghostwriter een handleiding te schrijven voor het leegmaken van de galerie. Dit mondde uit in een ‘droog’ instructieblad van één A4, met behulp van Google Translate vertaald in acht verschillende talen.
Wanneer ik, halverwege het event, de galerie bezoek zijn de instructies reeds uitgevoerd en de ruimtes leeg. Treffend is het gevoel dat samen met de werken een deel van de gemoedelijkheid en laagdrempeligheid, die dit project zo typeren, verdwenen zijn. Wat overblijft is een (na)galmende ruimte.
Al gauw wordt de leegte verstoord door drie ronkende robotstofzuigers die af en toe tegen mijn been oprijden. Ze rijden eindeloos rondjes in de galerie in een poging het snippertapijt van Baeckelandt weg te vagen. Dat lukt behoorlijk goed. Zo wordt de fysieke herinnering aan /’haɪə en (nʊ)/ in no-time gewist.
Aan het einde van /’haɪə en (nʊ)/ valt op dat twee specifieke elementen het project gevormd hebben: het flexibele gebruik van de galerieruimte en de caféstructuur. Door af te stappen van een afgebakend uitgangspunt en door tentoonstellingen, afzonderlijke werken en events naast elkaar te programmeren, vergroeiden deze met elkaar en ontstond er een steeds veranderend, organisch geheel. De rode en verbindende draad -de minimale caféstructuur- maakte de galerie toegankelijk en laagdrempelig. Het publiek werd uitgenodigd om samen rond de tafel te zitten, waardoor kunstenaars, bezoekers en galeristen automatisch met elkaar in contact kwamen. Apice en Delobel engageerden de toeschouwers om actief deel te nemen. Zo verviel de hiërarchie en afstand die nog vaak voelbaar is bij het betreden van een galerie en was er plaats voor een (soms letterlijk) tastbare ervaring van de werken.
De vraag die nazindert is hoe dit project verder zou kunnen gaan? ’haɪə en (nʊ)/ was inhoudelijk gezien een succesvol en verrijkend experiment, maar de vorm was intens en is praktisch gezien lastig te verduurzamen. Terwijl de galerie inmiddels is teruggevallen in het oude stramien, blijft er een duidelijk verlangen naar een alternatieve vorm. Zo startte Delobel vorig jaar het side project Intemporal, een anagram van trampoline. Eind februari opende het derde project van dit tijdelijke en nomadische alter ego van de galerie. Wellicht is Intemporal ook de plek waar verder kan worden nagedacht over de (on)mogelijkheden van de galerie.
Deze tekst is het derde deel van een meerdelige recensie en vormt onderdeel van ‘Tubelight ontmoet trampoline’, een samenwerking met de Antwerpse galerie trampoline naar aanleiding van het tentoonstellingsproject /’haɪə en (nʊ)/.
Axel De Marteau is beeldend kunstenaar en schrijft onder andere voor Metropolis M.