Lenteloos voorjaar

Marian Cousijn
Leopold Emmen, Filmwork for Eye, 2021. Installatiefoto uit de tentoonstelling Vive le Cinéma!, Eye Filmmuseum, 2021. Foto: Hans Wildschut.

Hoi Christine,

Het is vijf maanden na je laatste brief en bijna een jaar na je eerste. Ik twijfelde erg of ik zou schrijven: de afgelopen maanden waren een oninspirerende aaneenschakeling van eenvormige, grijze dagen. ‘Lenteloos voorjaar’, zo vatte een vriend van mij het samen, een citaat van dichter Hanny Michaelis.[1] Nederland zit al ruim drie maanden in een lockdown en er gloort geen sprankje hoop aan de horizon.

Het lijkt alsof niemand meer aan kunst denkt. Inclusief ikzelf. Soms fantaseer ik over dwalen door een groot museum in een stad waar ik nog nooit ben geweest. Maar ik kan niet meer enthousiast worden van een gelivestreamde rondleiding. Sinds een paar weken zijn galeries weer open – we mogen wel kunst kijken zolang het koopwaar is – maar ik ben nog niet geweest. Het voelt een beetje als een tandartsafspraak. Ik weet dat ik zou moeten gaan, maar ik blijf het steeds voor me uit schuiven.

Met onverschillige gelatenheid horen we hoe de heropening van musea steeds weer wordt uitgesteld. Het nieuws brengt niet eens meer een steek van teleurstelling teweeg. Of het nu april wordt of augustus: ik kan me er niet echt meer druk om maken. Rond de verkiezingen kwam cultuur volstrekt niet aan de orde en de uitslag laat zien dat de meeste mensen dat prima vinden.

Ik schrik er zelf van, dat lusteloze cynisme. Want ik heb niets te klagen. Ik ben niemand aan corona verloren. Maar met deze lockdown lijkt al het licht verdwenen. Boven je laatste brief stond ‘Terug bij af’, maar het voelt nu zwaarder dan toen. Uit onze eerste brieven sprak hoop op verandering: het virus was de wake-up call, de grote gelijkmaker. Tijdens de eerste lockdown heerste saamhorigheid, mensen hadden tijd voor reflectie en energie voor creativiteit. De natuur knapte op en we keken hoopvol naar de toekomst. Als we 2020 maar achter ons hadden, zou alles beter worden. Naïef? Ik las onlangs een aanvraag terug voor een tentoonstelling die in september 2020 opende. We schreven dat de bezoekersaantallen mogelijk wat lager konden uitvallen door de ‘naweeën van de pandemie’. Ik ben blij dat we niet wisten wat ons te wachten stond.

Voor toekomstplannen heb ik, net als veel mensen om me heen, even geen moed. Alles lijkt nu alleen nog in het teken te staan van je gezonde verstand behouden. Thuiswerken, koffiedates in de stromende regen, kattenfilmpjes kijken, eindeloos door de buurt wandelen, stiekem met z’n vieren wijn drinken, een nachtje naar de Veluwe. Soms heb ik een leuk en inspirerend gesprek met iemand. Soms schijnt de zon en kan je een boek lezen in het park. En heel soms gloort er hoop.

Vorige week was ik voor werk bij Eye. Ik mocht er een kijkje nemen in de tentoonstelling Vive le cinéma, die al bijna twee maanden in het donker wacht op de eerste bezoekers. Daar zag ik een installatie van Leopold Emmen, waarin licht, kleuren, geluiden en ruimte samensmolten tot een frisse, nieuwe, inspirerende ervaring. Hoewel ik altijd verkonding hoe belangrijk kunst is, geloofde ik het bijna zelf niet meer. Maar nu ondervond ik het aan den lijve. Even werd de apathie verbroken.

Ik ben benieuwd hoe het er in Italië aan toegaat – hopelijk wat zonniger!

Groetjes,

Marian

  1. De vriend citeerde (zo is hij) meteen een stuk van het gedicht van Hanny Michaelis, waaruit het afkomstig is, over het oorlogsvoorjaar 1940:

    ‘Zonlicht scheert langs in onrustige vlagen
    Bomen en mensen zich krommend van pijn
    Derven het uitzicht op mildere dagen
    Lenteloos voorjaar uw tuin werd woestijn.’

Marian Cousijn is kunsthistoricus en curator