Kunst zonder kunstenaar

Lynne van Rhijn
Dan Judson, GOLDFISH, 2008

Nest, de eerste officiële culturele broedplaats van Den Haag, maakte vorig jaar indruk met Essentially Absent, een tentoonstelling met afwezigheid, of, specifieker, de afwezigheid van het onderwerp binnen hedendaagse fotografie als thema. Afgelopen november opende I’m not here, een groepsexpositie waarin juist de afwezigheid van de kunstenaar, althans diens naam, centraal staat. Alle deelnemers, waaronder volgens Nest ‘internationaal doorgebroken kunstenaars, nationale grootheden, Haagse helden en jonge talenten’, tonen hun werk onder pseudoniem. Zelfs de kunstenaars weten niet wie hun mede-exposanten zijn. De naambordjes in de expositieruimte noemen slechts raadselachtige personen als Bernard Prins, Andy S. en Pablo Chocrón. Ook speuren op Google levert weinig hints op over de ware identiteit van de maker.

Het is een idee dat wel vaker opduikt: het exposeren zonder naam en dus zonder de context van een aan een persoon verbonden ideeënwereld. Zonder een bepaald imago of verwachtingspatroon ook. Een interessant voorbeeld is Anonymous Drawings, een expositiereeks waarbij voor elke editie een internationale oproep wordt gedaan om tekeningen in te zenden. De organisatie, die voornamelijk bestaat uit de Berlijnse kunstenaar Anke Becker, staat ook open voor inzendingen van amateurs, en vervaagt zo de grens tussen kunst en niet-kunst. Wie de naam van de kunstenaar wil achterhalen, kan dat doen door voor 150 euro een tekening te kopen. De naam komt vervolgens op de plaats van de tekening te hangen. En dan is het natuurlijk hopen dat je voor een koopje een fameuze kunstenaar in huis hebt gehaald.

In Nederland heeft Foam enige jaren geleden een naamloze fotoveiling georganiseerd (‘een openbare veiling waarin niet de naam van de maker, maar de kracht van het beeld doorslaggevend is’, volgens de organisatie). In De Kattenbak in Amsterdam vond ook al eens een Anonymous Art Expo plaats, waarbij de namen na een jaar onthuld zouden worden. Nest presenteert zijn huidige tentoonstelling in de zaaltekst als een ‘spannend experiment’, zowel voor de kunstenaars als voor de beschouwers: ‘Hoe reageren mensen op het werk van een kunstenaar die zich als ‘onbekend’ voordoet? Zijn ze eerder geneigd positief of negatief te oordelen? Komt een kunstenaar met ander werk nu deze zich kan ontdoen van de knellende banden van het succes? Geeft dit concept jonge mensen de kans puur beoordeeld te worden op hun kunnen en niet op hun beginnersstatus?’

Het resultaat is inderdaad spannend. Voor de kunstenaars moet het een feest zijn geweest. Hoewel de kunstwereld juist ook sterk gericht is op jong talent, biedt deze expositie aan een aantal beginnende kunstenaars een kans om op een gelijk niveau te exposeren met bekendheden. Voor gevestigde kunstenaars is er vooral een herwonnen vrijheid, een mogelijkheid om buiten hun gebruikelijke medium of werkwijze te treden, zonder dat een publiek of galerie daar direct consequenties aan verbindt. Een kans wellicht om iets te doen wat niet past, en ook om eens niet al te serieus te zijn.

Voor kunstkenners heeft de tentoonstelling een quizelement: een mogelijkheid om kennis en een scherp oog te etaleren en volop met elkaar te speculeren over wat van wie zou kunnen zijn. De opening speelde daarbij natuurlijk een belangrijke rol, want de verschijning van elke bezoeker was op te vatten als een hint. ‘Hmmm.. wat doet Philip Akkerman hier? Kan dat grote kleurige schilderwerk soms van hem zijn? En Marius Lut, is die zomaar langsgekomen of heeft hij werk hangen?’ De bezoeker wordt verleid tot eindeloos peinzen, turen en vergelijken met mentale plaatjes. En vervolgens gedwongen tot de vraag: wat wil dit werk, zo los van alle persoonsgebonden achtergrond? Is het, geheel zonder context bekeken, ook de moeite waard?

En daar gaat het fout. De expositie bevat erg veel teleurstellend werk. Enkele stukken ogen qua techniek simpelweg amateuristisch. Dorothy & her friend toont zich bijvoorbeeld geen begaafd fotograaf. James Peterson maakte een zinloze installatie, Sunset Iraq, waarin formalistische vormen zijn samengebracht met een snel gekwast portretje van Bush en een beeldscherm met een flauw filmpje waarin dezelfde Bush in pyjama met plastic soldaatjes speelt. Is deze installatie als grap bedoeld of heeft iemand er iets mee willen zeggen? Is het misschien een pastiche op halfgeëngageerde kunstenaars?

Toch is er ook werk dat nieuwsgierig maakt naar meer. Zo is er een tekening van ene Edward Budding (trouwens ook de naam van de uitvinder van de grasmaaier) die met houtskool krachtig en eenvoudig de beroemde Panton Chair van Verner Panton neerzette. En wie schuilt er toch achter de naam Jasmin Palace (inderdaad, zo heet ook menig Chinees restaurant)? Palace legde een volle vuilniszak als kussentje op een vuilniszakkleurig bankstel en toont een assemblage van takken die lijken te drijven in kroost bestaand uit groene glitters. Van Dan Judson is er een aquarium waar tekst in zweeft, getiteld Goldfish. ‘This is your life – forget the others’ staat er, als de achtergelaten boodschap van een wijze goudvis.

Peter de Beer (de naam van een polikliniek speciaal voor reizigers) maakt ook nieuwsgierig. Hij toont een werk bestaand uit opgeplakte puzzelstukjes van een landschap met blauwe lucht (Swiss Air (puzzled) 1998-2008), en een Aziatisch, rieten hoedje waar inkt doorheen is gegoten (0,7 liter ‘Dark blue sky’ (poured)). Als hier een bordje met de naam van de echte maker bij had gestaan, zou ik dan ooit de vergelijking met JCJ Vanderheyden hebben gemaakt, die immers ook gefascineerd is door strak blauwe luchten?

Het beargumenteerd beoordelen van de meeste werken is problematisch. Normaal speelt daar toch kennis over de intenties van een kunstenaar in mee, vraag je je af hoe scherp iemand middels een werk die bedoelingen weet uit te drukken. En dat is hier niet mogelijk. Bovendien is in deze expositie geen alternatief geboden voor de ontbrekende context. Er is geen gemene deler als een thema, noch een gemeenschappelijk medium, zoals bij de tekeningen in Anonymous Drawings. De werken lijken niets met elkaar gemeen te hebben en zijn daarom ook niet in staat samen een gedachtestroom op gang te brengen. En zo blijven de meeste werken steken in eenzame nietszeggendheid.

Een enkele kunstenaar, onmiskenbaar Levi van Veluw trouwens, heeft het onderwerp van de expositie in zijn werk betrokken. Hij toont als altijd een zelfportret, hier in foto en video, waarvoor hij zichzelf beplakt heeft met tape. Belicht met blacklight is het enige zichtbare de tape in de vorm van zijn gezicht. De kunstenaar is er wel, maar niet zichtbaar.

Een definitieve onthulling van de namen lijkt er niet in te zitten en dat maakt dat juist de meest interessante vragen rond deze expositie alleen door de organisatie te beantwoorden zijn. Is dat ene mooie werk inderdaad van een miskende academieverlater? Heeft die gevestigde heer of mevrouw hier inderdaad eens iets geheel onverwachts gedaan? Is dit werk serieus bedoeld of is het een grap? Doet iemand zich voor als schilder Ronald Ophuis of is hij het echt? Wat heeft de door anonimiteit verkregen vrijheid opgeleverd? Over dat laatste kunnen we hier hoogstens concluderen: niet veel soeps.

I’M NOT HERE
Andy S., Xesdodo, Luca Dias, Bernard Prins, Fred Bierman, Borislav Taras, Adam West, Jasmin Palace, D.J. van der Ven, Sarin’s Serenity, Pablo Chocrón, Elvis, Goeree Grinwis, Dorothy & her friend, James Peterson, Peter de Beer, Edward Budding en Dan Judson
3 november 2008 t/m 11 januari 2009

Nest
De Constant Rebecqueplein 20-b, Den Haag

Foto’s van de opening en een discussie wie-is-wie zijn te vinden op www.trendbeheer.com

James Peterson, SUNSET IRAQ, 2008
Jasmin Palace, THE CREATION OF CULTURE, 2008
Peter de Beer, SWISS AIR (puzzled) 1998-2008, 1998-2008