Juul Kraijer

Vinken en Van Kampen, Marie Snauwaert

Om het beeld op de goede plek te krijgen of een juiste vorm te geven, wordt een getekende lijn met de hand of de doezelaar gewist, vervaagd of gemengd. Dat is vegen. Vegen maakt het denken zichtbaar en het toont in nabeelden de vrijheid van het tekenen. Het kan bijvoorbeeld leiden tot een beeld van veelarmige vibrerende lijven met driedubbele ogen en oren, omgeven door schimmen van verworpen – bijna juiste – associaties. Dat doet het in elk geval in de tekeningen van Juul Kraijer. Ze werkt voornamelijk met houtskool en daarnaast ook in ‘negatief’ met wit krijt op gekleurd papier.

Lange tijd had de tekening de status van een subgenre van de schilderkunst. Veel schilders begroeven de schets mét alle beeld-ideevorming onder de onderschildering, waardoor alleen de conclusie zichtbaar bleef en het kunstwerk ontdaan werd van zijn ontstaansgeschiedenis. Het publiek van de klassieke schilder moest geloven in diens meesterschap en had weinig te maken met zijn twijfels, fouten of bizarre verbeelding. Juul Kraijer noemt zichzelf ‘een veger’. Ze vertelt dat het schilderen haar te plastisch is, te materieel, te weinig efemeer. In elk geval leverde de ervaring met dat medium een milde weerzin op. Tijdens haar opleiding heeft ze het geprobeerd, maar ze vond wat het beeld te zeggen had – gevormd in de schetsfase op papier – niet meer terug in de schilderlagen vol materiële bombarie en machismo.

Zij maakt de schets tot tekening door wat er uit spreekt sterker te maken, het op te lichten, te accentueren, contour te geven – kortom bestaan te geven. De kunstenaars die ze noemt als haar voorbeelden zijn meesters van voor of vroeg in de Renaissance, wat betreft materiaal en techniek en de zeggingskracht van het medium. Zij volgt met name hun meesterschap, gevat in het respectvol en behoedzaam tevoorschijn laten komen van het beeld; in stille dialoog, afwachtend wát het te melden heeft. Zonder het er uit te rammen, eerder verleidend, waren deze kunstenaars – net als zij dat nu is – op zoek naar het beeld van een mens. Het zijn voorbeelden die het anker van het geloof hadden, iets wat ons in de eenentwintigste eeuw niet voor handen is. Het volgen van hun methodiek, het delen van het auteurschap van het beeld met iets buiten jezelf – dat voelt als iets diep van binnen (niet langer God, wat dan?) – zou makkelijk kunnen leiden tot esoterische kleverigheid. Maar het werk van Juul Kraijer heeft nog twee andere historische leidraden én nog een contemporaine, waardoor het zich aan die sferen onttrekt.

Ze noemt bijvoorbeeld Pierre Klossowski, infamer dan zijn broer Balthus als voorvechter van de vrije seksuele moraal, tekenaar en schrijver, maar ook vertaler van Augustinus, Nietzsche en Kierkegaard naar het Frans. Zijn werk spreekt de kijker, voorbij de platte erotiek, aan op diens eigen verantwoordelijkheid van de interpretatie. Zijn werk kán eigenlijk niet, zegt Kraijer, maar juist dat maakt het voor haar fascinerend. Het onontkoombare van de associatie van Klossowski’s beelden met de eigen krochten van de geest – in zoverre je onderbewuste zich hoe dan ook verhoudt met overgave, lust en macht – blootgelegd in de zuiverheid van jonge vrouwenlichamen. Niets valt nog te bezoedelen, ook de schoonheid niet, alles is dat al bij geboorte.

Een andere grootheid die ze noemt is Max Ernst, tekenaar, collagist, absurdist en filosoof. Als combinatiekunstenaar bracht hij beelden samen die voorbij de objectieve ‘a plus b is c’-redenatie in de voeg van de ontmoeting een mededeling doen. Die beeldcombinaties zijn net als Klossowski’s werk en dat van de middeleeuwse en vroeg Renaissancistische voorbeelden, gericht op een je ne sais quoi. Het is herkenbaar, niet kenbaar, ondanks dat de delen hardop geformuleerd zijn in een negentiende-eeuwse staalgravurestijl. Een gezichtsuitdrukking van een madonna of een heilige, de haren langs het hoofd gevleid, perfect maar toevallig. Zwevend, onder water of eigenlijk als in een droom zonder zwaartekracht. Mooi zonder schaamte. Niet jong, maar wel niet-oud. Bezocht door honderden visjes die kussen of adem komen halen, of iets zeggen – zoals alleen vissen en vogels in een school dat met één stem kunnen doen.

Contemporain in het werk van Juul Kraijer is het cultuuroverstijgende, de exotistische distantie ten opzichte van het westers mensbeeld. Waar de vrouwfiguren in haar tekeningen eerst een uitgesproken oosters uiterlijk hadden, zien ze er nu ‘universeler’ uit – ze noemt ze, met een knipoog, ‘de mens van de toekomst’. De beelden van Kraijer zijn optimistische voorbodes van het resultaat van de in de hedendaagse kunst zo actuele culturele cross-overs. Haar tekenwerk is ‘the best of all worlds’ – belichaamd in zuiverheid en aantrekkelijkheid, schoonheid dus. Het ongekloonde resultaat van lichamelijkheid en ontmoeting – slechts bereikbaar door menselijk te zijn.

Juul Kraijer (Assen, 1970) woont en werk in Rotterdam. Haar werk is nog tot 18 juni te zien in een solotentoonstelling in het Gemeentemuseum in Den Haag. Van 25 juni t/m 20 augustus wordt het tentoongesteld in Kunstverein Glueckstadt in Duitsland.

Naar aanleiding van de Philip Morris kunstprijs verscheen in 2004 de monografie Juul Kraijer Drawings (ISBN 90-808260-2-2). Verkrijgbaar bij de boekhandel maar ook te bestellen via haar website: www.juulkraijer.com.