INTROVERTE CYBORG IN GEMANIPULEERDE WERELD

Machteld Leij
Micheal Najjar, DANA_2.0, 1999

De realiteit in foto’s – het mag geen verrassing meer zijn – kun je naar je hand zetten. Het is er alleen nog maar gemakkelijker op geworden dankzij digitale revoluties en vooral dankzij het uitgebreid geprezen Photoshop. Maar altijd moet je bij fotografie bedacht zijn op de keuze van het kader; je kunt iets uit beeld houden, zodat een foto maar een halve waarheid laat zien. Of je poetst gewoon iemand weg, die onwelgevallig is. De foto’s waarop Stalin in een massa mensen ineens een vreemde lege plek naast zich heeft, zijn legio.

We mogen er dus van uitgaan dat beeldmanipulatie al bijna zo oud is als de fotografie zelf. Michael Najjars werk draait om digitale en inhoudelijke manipulatie van beelden. Het Fotomuseum en het GEM in Den Haag geven een overzicht van zijn werk tussen 1997 en 2008. Najjars werk is nauwelijks documentair te noemen, zelfs niet als hij het straatleven in Cuba vastlegt in de reeks ¡Viva Fidel!, journey into absurdity (1997). Dat komt doordat hij in zijn zwart-witfoto’s gaat rommelen: een breedlachende vrouw achter het stuur, een rij mensen voor een gesloten rolluik van een winkel. Meteen zie je dat er iets niet klopt: in de achteruitkijkspiegel prijkt precies hetzelfde oog van de vrouw, in een onmogelijke hoek; het witte meisje in de rij komt wel drie keer voor. Grappige vondsten, maar ze halen het documentaire karakter onderuit. Wat overblijft zijn middelmatige visuele grappen.

Najjar laat gelukkig vrij snel het documentaire element voor wat het is. Hij gaat werken met bits en pixels, met schmink en modellen. Zijn foto’s zijn theatraal, gemaakt, glossy en gelikt. Als hij in de Cubafoto’s al wilde laten zien hoe je kunt ingrijpen in de realiteit, dan wordt dat nog duidelijker in zijn latere werk. Hij fotografeert mensen als cyborg: met melkachtige ogen en pupillen zo klein als speldenknoppen geeft hij gewone mensen het voorkomen van een gekunstelde mens. Een kaartje ernaast geeft aan dat Dieter_2.0 wel zeventien verschillende kungfu-stijlen beheerst, en dat hij introvert is. De cyborgs (uit 1999) zouden nu amper opvallen op netwerksites als Hyves, waar mensen ook al hun hobby’s en kwaliteiten prijsgeven. Sciencefiction wordt al snel ingehaald door de realiteit.

Dat een foto een ingenieuze constructie kan zijn, laat Najjar overtuigend zien met zijn video Too Close to see far (uit de reeks Information and apocalyps, 2003, over de oorlog in Irak). Een beeld van een soldaat – kop recht in de lens – lost op. Tegelijkertijd doemt de scène op die het hoofd eerder verborgen hield: van lijken in de woestijn. Even later zien we een man met een witte vlag in de woestijn op de achtergrond. Op de voorgrond vult een microfoon bijna het hele beeld. Dan blijkt, als de microfoon verdwijnt, dat de man met de vlag wordt geïnstrueerd door een regisseur. Door een megafoon tettert hij de vlagdrager vooruit. Zo maakt Najjar duidelijk dat wat je ziet niet de hele waarheid is. De media regisseren het oorlogsnieuws. Dat is natuurlijk een sterke boodschap, toegespitst op de recente geschiedenis. Maar als we eerlijk zijn, laat Najjar hier geen wezenlijk nieuw inzicht zien. Het gaat zelfs irriteren wanneer hij hetzelfde verdwijnspel speelt in No memory access (2001-2005), een video waar continu mensen als bij toverslag verdwijnen uit hun omgeving. Het lijkt erop dat Najjar soms te veel hecht aan zijn visuele vindingen.

Zowel de cyborgfoto’s als de kritische kijk op de nieuwsgaring in oorlogstijd in Information and Apocalyps onderstrepen het idee dat techniek en manipulatie steeds belangrijker worden en steeds vaker voorkomen. Alles kan naar je hand gezet worden: de berichtgeving over oorlog, de mens zelf. De wetenschap staat niet stil, er is zoveel mogelijk op het gebied van genetische manipulatie. En een bezoek aan de plastische chirurg wordt steeds normaler. Toch wordt Najjars verlangen om aan te geven hoe de mens ideaal wil zijn en onsterfelijk wil worden, potsierlijk in zijn jongste reeks, Bionic Angel (2006-2008). Griekse goden en godinnen worden opgevoerd in de vorm van modellen van vlees en bloed, met een metallic glanslaag. Vol overgave spelen drie modellen de Laocöon-beeldengroep uit de Griekse Oudheid na. Najjar blaast het stof van het hellenistische schoonheidsideaal met zijn versie van het beeld van een priester die met zijn zonen wordt aangevallen door een zeeslang. In zijn versie zijn de zonen een barbiepopjongen en -meisje, de vader is in plaats van een bruisende lijfelijkheid een zakelijk glanzende schone jongeling geworden. De slang is veranderd in een soort robotachtige vorm, die het drietal tegelijkertijd doorboordt maar ook verbindt. Het monster van weleer is een digitale informatiestroom geworden. Het doet gezocht en te letterlijk aan.

Najjar is, zo laat de expositie zien, de afgelopen jaren vrij consistent in zijn thema van maakbaarheid, van mens, van informatie. De foto’s zijn mooi, glad en soms lekker bizar, maar uiteindelijk missen ze de zeggingskracht om meer dan een illustratie van die gedachtegang te worden.

AUGMENTED REALITIES 1997-2008
Michael Najjar
t/m 29 juni 2008

GEM
Stadhouderslaan 43, Den Haag
www.gem-online.nl

www.michaelnajjar.com

Micheal Najjar, TOO CLOSE TO FAR, 2003
Micheal Najjar, LAOKOON, 2008