Beweging is overal te bespeuren in Galerie Ramakers. Overal klinkt het getik van apparaten, het geluid van schedels die op elkaar botsen. De tentoonstelling van Zwanikken is alweer zijn derde bij Galerie Ramakers.
Christaan Zwanikken (Bussum, 1967) maakt kinetische kunst. De kunstenaar neemt dierenschedels en combineert ze met apparaten die specifieke eigenschappen van het dier waar de schedel eens onderdeel van was, nadoen. Zo staan twee robotparkietjes aan weerszijden van een olielamp mechanisch, op voor parkieten zo karakteristieke wijze, te kwetteren met korte geluidjes. Zwanikken herleidt deze klank tot kunstmatige klikjes, voortgebracht door een apparaatje onderin de beestjes. Boven in de ruimte hangen twee ooievaarsschedels luid met elkaar te converseren door met hun snavels te klepperen. Ze bewegen hun schedels van links naar rechts en lijken op elkaar te reageren. De herkenbaarheid in de bewegingen geeft zijn kunst iets olijks en toegankelijks. Die olijkheid heeft ook een poëtischer kant, dat uit de werken 'Writersblock' en 'Piepshow' blijkt.
In 'Writersblock' heeft een kraaienschedel op hoge ijzerdraadpoten een plekje gevonden op de rol van een oude typemachine. Heen en weer gaat deze kraai met af en toe een zacht tsjing als de rol op zijn eind loopt en weer van voren af aan begint. Voortbewogen door de tikkende bewegingen van zijn kompaan, ook een kraai, die de toetsen zodanig met zijn snavel bewerkt dat alle letters tegelijk naar voren willen om hun afdruk op het papier achter te laten. Allemaal vastgelopen in elkaar, een effect dat je krijgt wanneer je met twee handen enthousiast op de toetsen van de typemachine ramt.
'Piepshow' is een vermakelijk werk, waarbij na het inwerpen van een gulden een rood kastje zich opent en een valkenschedeltje zichtbaar wordt dat op en neer hopt in een grote pot met witte verf. Door al dit gehop zijn beide zijkanten van het kastje besmeurd met verf uit de pot. 'Piepshow' en 'Writersblock' zijn speelse werken, waarin de mechanische bewegingen van de apparaten een belangrijke rol spelen. Zwanikken combineert in zijn machines kunst met kunde. De kunde laat zich zien in de ingenieuze microcomputers die de schedels in beweging zetten. Ademloos kun je een klepperende ooievaarsschedel zien bewegen alsof er nog vlees en spieren aan de lange hals zitten. Achterover buigt de kop, waarna de snavel kleppert, als in een paringsritueel. Alleen is de schedel ontvleesd en is het goed geoliede mechaniek dat de hals doet buigen, duidelijk te zien. Binnen de grenzen van het mogelijke roept de kunst van Zwanikken een illusie op van leven en van bewe- Machteld Leij 11 ging, bewerkstelligd door levenloze objecten. De werken zijn een afspiegeling van de realiteit. Denk aan de nar die de koning parodieert, maar in de parodie het functioneren van de koning onverbloemd aan het licht brengt. De koning op zijn beurt wordt niet boos, maar moet lachen om de nar. Zwanikken creëert ook een parodie op de werkelijkheid, die bij menigeen een vertederde glimlach oproept. Zijn kunst is een kunst die vermaakt door het gebruik van fantastische techniek. Dat maakt deze kunst tot een kunde, iets wat met gevoel voor detail en kwaliteit is uitgewerkt tot een feilloos functionerend product. De soms aanwezige poëzie in het werk kan ontroerend werken, maar meer gaat er niet van uit. Een van de werken die op het eerste gezicht verder lijkt te gaan dan het vertoon van de mogelijkheden van de techniek, is het object 'Cerberus', bestaande uit drie brandweerwagenrode emmers die naast elkaar hangen. Om beurten, op een telkens wisselend ritme, duiken drie schedels uit de drie emmers op, druipend van de olie. Een moment blijven ze boven, dan duiken ze net zo rustig weer onder als ze zijn opgekomen. Hier is sprake van een combinatie van titel en materiaal die elkaar versterken. De hellehond Cerberus duikt op als de bewaker van de onderwereld en verwijst naar de eindigheid van het aardse bestaan. De schedel functioneert hier binnen de aloude traditie van het memento mori. Dit heeft echter een te eenduidige lading, waardoor het werk aan de oppervlakte blijft.
Christiaan Zwanikken maakt mooie objecten, die een groot publiek aanspreken en goed toegankelijk zijn. Zwanikken laat zijn schedels na de dood doen wat ze ook tijdens leven deden: geitenschedels botsen tegen elkaar als in een gevecht, een hondenschedel wordt op wieltjes uitgelaten. De robotjes zijn leuk, de technische kennis en de handigheid van de kunstenaar zijn bewonderenswaardig. Maar eenmaal weer buiten houdt de magie geen stand.
Het gevoel is of je na een vermakelijk vertoeven in de galerie toch weer verder op zoek moet gaan naar substantiëler zaken. Want hoewel de toepassing van schedels in kunst filosofische gedachten zou kunnen oproepen, gebruikt de kunstenaar ze slechts om zijn publiek te behagen.
CHRISTIAAN ZWANIKKEN, t/m 18/03
Galerie Ramakers, Toussaintkade 51, Den Haag, wo-za 11-17 uur, zo 13-17 uur