Een persoonlijke keuze uit het aanbod van Art Amsterdam 2008 door redacteur Raymond Frenken. Met werk van Peter Martensen, Helen Verhoeven en Carla van de Puttelaar.
Peter Martensen, The Consequence, 2007
Galerie MøllerWitt, Århus
Galerie MøllerWitt toont enkele schilderijen van de Deense kunstenaar Peter Martensen (1955), die ook actief is als fotograaf en filmer. Dat is te merken. Zijn schilderijen zijn bewust anekdotisch, tonen fragmentarische verbeeldingen van doorlopende handelingen. Ze doen denken aan de films van Aernout Mik, waarin mensen verwikkeld lijken in rituelen die alleen gehoorzamen aan een eigen wetmatigheid.
Op The Consequence staat een groep mannen op de donkerhouten podiumtreden van een monumentale zaal. Een collegezaal, rechtszaal, of de vloer van een effectenbeurs? Aan de mannen kun je niet aflezen waar ze zijn, of in welke functie ze zich daar bevinden. Martensen heeft steeds dezelfde (soort) man tot model genomen: een volwassen man van onbestemde leeftijd, in donker pak en wit overhemd. De realistische manier van schilderen staat op gespannen voet met de onbepaalde, schematische voorstelling van ‘een man’. Een Elkerlyc, Alleman of Everyman.
De mannen worden omringd door een wanorde van papiervellen, die door hen worden gelezen, doorgegeven en uiteindelijk hoog opgestapeld op de vloer belanden. Ze lijken betrapt op een moment van paniek, crisis. Zo wordt door de introductie van een chaotische wirwar van witte papieren een nondescripte zaal en een groep even nondescripte mannen, tot decor van een episch verhaal van schuld en boete.
Helen Verhoeven, Event Detail #1, 2008
Galerie Diana Stigter, Amsterdam
De anekdotiek van Martensen kenmerkt ook de twee schilderijen van Helen Verhoeven (1974), bij Diana Stigter. Maar waar Martensen kiest voor een bijna fotorealistische stijl in sepiatinten, is het werk van Verhoeven cartoonesk en uitgevoerd in frisse pasteltinten. Met een lichte toets schildert ze groepen mensen die lijken te poseren, waardoor de doeken doen denken aan familieportretten.
De familie wordt vooral tot middelpunt van artistieke belangstelling in tijden waarin de burgerlijke middenklasse aan kracht wint. Zoals in de zeventiende eeuw, aan het einde van de negentiende eeuw, of zoals nu. Het moet gezegd: deze schilderijen lijken op het eerste gezicht ook burgerlijke kunst, met kleurtjes die het goed doen boven de bank. Maar ik geloof er niet in. De bourgeois hebben nu immers vol overgave de anti-burgerlijkheid omarmd. Wat is er burgerlijker dan een gezin dat op Art Amsterdam langs schilderijen van druipende vagijnen en pompende lullen loopt?
Nee, Verhoeven ondermijnt die burgerlijke gezapigheid juist. De figuren zijn té bewust naïef geschilderd. Sommige figuren hebben geen gezicht, een vader zit met een slappe lappenpop op schoot. Er duiken een naakte man en vrouw op, een man op de voorgrond slaat zijn handen vertwijfeld voor het gezicht. Deze mensen léven, en ze gaan daar mee door als we even niet opletten.
Nu loopt in elke familie wel een zwart schaap rond, of zit bij iemand een steekje los. Oom Theo en tante Annemarie zijn nog wel bij elkaar, maar dat is vanwege de kinderen. Neefje Benno is ‘niet helemaal goed’. Enzovoorts. Op het geposeerde familieportret doen we alsof dat niet het geval is. We trekken onze mooiste kleren aan, gaan op een rijtje zitten en staan, trekken ons gezicht in een plooi en laten zo zien dat we erg mooi, voornaam en succesvol zijn. Zodra het poseren gedaan is, gaan we verder met ons normale leven. Dan drinkt oom Theo te veel en doet Benno zichzelf iets aan.
Het is alsof Verhoeven op deze doeken juist die momenten heeft vastgelegd waarop het finaal misloopt. Het is misschien een beetje flauw om een parallel te trekken met het werk van haar vader Paul Verhoeven. Maar toch: hij is er een meester in om de levens van zijn hoofdpersonen-tegen-wil-en-dank te verbinden aan het ongerijmde, waarbij hij hun levensplannen met sardonisch genoegen laat ontsporen. Zo ook regisseert zijn dochter haar personages en trekt ze op onverwachte momenten het doek weg om ons deelgenoot te maken van de ontreddering en de ontroering.
Carla van de Puttelaar, zonder titel, 2000
Flatland Gallery, Utrecht
Carla van de Puttelaar (1967) heeft al geruime tijd de erotische verbeelding van het vrouwelijk lichaam tot onderwerp. Daarin is zij ook behoorlijk stijlvast. Op een beheerste wijze en uiterst gestileerd tonen haar foto’s gelokken ogen, welvingen van borsten, rondingen van billen, roomzachte buiken, afgedekt met handen of kledingstukken. Door geraffineerde belichting en scherpte-instelling krijgen de foto’s een schilderachtige kwaliteit. Het is zeer esthetisch, maar ook wat braaf.
In de stand van Flatland hangt een serietje van vier foto’s uit 2000. Drie ervan voldoen helemaal aan het hierboven geschetste beeld. Maar de vierde springt er uit, doordat die wat softe erotiek veel minder manifest is. In plaats van de geijkte erogene zones toont deze foto een uitsnede van hals en schouder van een vrouw die een keurig wit hemdje met schulprandje draagt. De huid van de vrouw is bijna zo bleek als die van de stof. Een hand ligt schuin over de schouder. Op haar arm schemeren onderhuids blauwe aderen. Bijna onmerkbaar, loopt over de ringvinger een dunne, karmozijnrode schram. En juist die kleine wond is vreemd genoeg het enige blijk van vitaliteit. De foto wordt hiermee tot een gelaagd vanitas-beeld van een vrouw die tegelijk levend én dood is, en op een verontrustende manier een bijna voelbare sensualiteit uitstraalt.
Galerie MøllerWitt
Vestergade 56-A, Århus
Denemarken
www.gmw.dk
Galerie Diana Stigter
Elandsstraat 90, Amsterdam
www.dianastigter.nl
Flatland Gallery
Lange Nieuwstraat 7, Utrecht
www.flatlandgallery.com