In 2007 besteedde Tubelight aandacht aan de veelbelovende kunstenaar Levi van Veluw. Dat hij nadien een interessante weg heeft gevolgd bewijst zijn nieuwste tentoonstelling The Collapse of Cohesion in Galerie Ron Mandos. Aan het begin van zijn carrière werd Van Veluw nog voornamelijk gezien als conceptueel fotograaf, maar zijn werk laat zich nu niet meer zo makkelijk vangen. Zijn ontwikkeling toont dat het ook voor een jonge kunstenaar mogelijk is om al vroeg een eigen artistiek universum te scheppen.
In eerdere werken zoals Landscapes, Veneer en Natural Transfers (2007 – 2010) maakte Van Veluw gebruik van inventieve conceptuele benaderingen. Zijn eigen gezicht werd een levend canvas, of als een landschap beplant met bomen om de rekbaarheid van de menselijke identiteit te onderzoeken. Nu, in The Collapse of Cohesion, toont hij een hele nieuwe esthetiek in zeven grote en twaalf kleine houtskooltekeningen, en twee zorgvuldig gebouwde installaties. Donker, soms monumentaal, maar altijd fijn van detail: de werken verraden Van Veluws voorkeur voor perfectie en doordachte vorm. De tekeningen tonen snapshots uit een toverachtige kosmos, waarin simpele objecten door natuurkrachten worden verzwolgen. Soms zijn die objecten wiskundig: kubusjes en knikkers stuiteren door het beeld alsof ze op tilt geslagen moleculen zijn. Op andere tekeningen ontwaar je kleine meubelstukken, stoeltjes en tafeltjes schijnbaar ontrukt uit zijn vroegere jongenskamer. Ook die blijken het voorwerp van een duistere chaos en worden spoedig verpulverd, overwoekerd of meegesleurd. Van Veluw gedraagt zich met zijn tekeningen als de architect van een eigen wereldorde die hij tegelijkertijd gecontroleerd laat instorten. De kunstenaar als schepper en vernietiger ineen.
“Ik begon met deze tekeningen alsof ze een soort blauwdrukken waren voor installaties, maar naarmate ik vorderde, begonnen ze steeds meer een wereld op zich te vormen. Met tekenen groeit het idee geleidelijk. Je kunt je ontdoen van alle realiteitszin waar de fotografie aan gebonden is en je hoeft niet voortdurend na te denkenof het wel echt allemaal kán wat er gebeurt”. De composities met hun rondvliegende deeltjes, zwarte gaten en openscheurende aardkorsten zijn spectaculair, maar het geweld wordt afgewisseld met stillevens die verbonden lijken met persoonlijke herinneringen en doen denken aan de geheime kamers van het onderbewuste. Zijn de beelden op te vatten als de uitdrukking van persoonlijke angsten en fantasmen? “Ik kan me herinneren dat ik een tijdlang als jongen dagdroomde over de vorm van een kubus. Als de perfecte kubus zou bestaan, dat leek mij het toppunt van orde, maar tegelijkertijd vertelde mijn vader dat de perfecte vorm in werkelijkheid niet kon bestaan, en dat zelfs de standaardmeter in Parijs nooit helemaal precies een meter is. Het idee dat geen enkele orde uiteindelijk te handhaven is, interesseerde mij heel erg”. Al wekken titels soms de indruk dat we met hoogdravende metafysica van doen hebben, Van Veluw blijft nuchter over zijn drijfveren en toont zich eerder ambachtsman dan filosoof. Zo is het volgens hem niet altijd te zeggen waar ideeën vandaan komen en bepalen de kunstenaarshanden hoe een idee zich uiteindelijklaat vormen tot iets nieuws. Het ontwikkelingsproces is van belang.
Bij de tentoonstelling is het boek The Origin of the Beginning verschenen, waarin naast het nieuwe werk wordt stilgestaan bij de ontwikkeling van de kunstenaar. Een vroeg retrospectief dus, dat in tegenstelling tot wat je verwacht begint bij het nu en teruggaat tot het begin. Over die vroegste periode zegt het boek, alsof het een disclaimer betreft: “the works of this period were produced impulsively without any predetermined concept”. Maar is dat eigenlijk zo? De wens lijkt de vader van de gedachte. Van Veluw lijkt beslist geen kunstenaar die op goed geluk begint, maar een systeembouwer ontwerpend met een uitgangspunt. Impulsief oogt het eerste werk dan ook niet. Wel waren de onderliggende ideeën toen wat eendimensionaler. Van Veluw goochelde graag met verwachtingspatronen en scheidslijnen tussen mens en vorm, zoals in Colours of in Landscapes (2008). Wat de ontwikkeling in het boek laat zien, is dat hij de balans tussen vorm en idee steeds meer is gaan beheersen. De concepten worden gelaagder: er blijft meer te raden over, wat voor de toeschouwer prettig is. Terugkomende elementen zorgen tegelijkertijd voor een herkenbaar, minutieus handschrift. Met de variëteit aan technieken bewijst hij bovendien dat hij zichzelf opnieuw kan uitvinden zonder de grote lijn uit het oog te verliezen.
De twee grote installaties die werden gebouwd voor deze tentoonstelling vormen opnieuw een wijziging van techniek en laten zien dat Van Veluw alles uit de kast haalt om zijn creatieve denkbeelden tot leven te brengen. Vooral Grid (2013) is de moeite waard: in de pikdonkere ruimte met de zacht verlichte sculptuur waan je je als toeschouwer even deelgenoot van de unieke microkosmos van de kunstenaar. Hier gelden uitsluitend nog de wetten van zijn verbeelding. Buiten de ruimte volgt weer het zachte ritme van de tekeningen.
Vanuit dat perspectief gaat The Collapse of Cohesion uiteindelijk niet alleen over orde en verval van wiskundige materie en boekenkasten, maar ook over de wijze waarop een kunstenaar zijn eigen creatieve universum overtuigend weet te scheppen en ons daarin geleidelijk weet onder te dompelen – zij het stukje bij beetje, of in termen van Van Veluw: blokje voor blokje.