Buiten is binnen en de klok tikt door

Daphne Richter
Job Koelewijn, Untitled (clock shop), 2003

‘Betreden op eigen risico’, staat op een bordje bij de voordeur van galerie Fons Welters in Amsterdam. Het is een ongebruikelijk welkom van de Nederlandse kunstenaar Job Koelewijn (1962), wiens werk niet direct bekend staat als gevaarlijk. Al snel blijkt waar de tekst op duidt. In de smalle doorgang van de galerie hangt een enorme glazen box, ingericht als klokkenwinkeltje. Traag slingert het gevaarte heen en weer. Omdat er maar weinig ruimte rondom is, komt het voor de passerende bezoeker aan op de juiste timing.

Tijd is dan ook een belangrijk thema in Koelewijns’ meest recente expositie ‘Continuing Performance’, waarin naast de klokkenwinkel een bewegend raam, een graslandschap en een enorme boekenkast worden geëxposeerd. De kunstwerken vormen een even robuust als kwetsbaar geheel dat de bezoeker uitnodigt stil te staan bij voortgang en stilstand, natuur en cultivering.

Waar tijd wordt geassocieerd met beweging, bestaat de klokkeninstallatie (zonder titel, 2003) uit een glazen raamwerk dat heen en weer gaat met de statigheid van een klepel. De vele horloges, uurwerken en kleurige hangklokken in de ‘winkel’ lijken gestold in de tijd: hun wijzers staan stil. Is het een poging om vat te krijgen op het voortschrijden der tijden? De constante beweging heeft het geruststellende van een perpetuüm mobile. Maar de smalle doorgang ernaast lijkt tegelijk een waarschuwing: wees voorzichtig, de tijd kan je zomaar verpletteren.

Koelewijn, zelf ooit getroffen door een ernstig ongeluk dat naar eigen zeggen zijn keuze voor het kunstenaarschap bepaalde, is geliefd om de krachtige, open taal van zijn conceptuele werk. Afkomstig uit het gereformeerde Spakenburg, omschreef hij zichzelf eens als ‘een stichtelijke knaap’: iemand die alles wil begrijpen om vervolgens de beschouwer iets van dat begrip mee te kunnen geven. Waar in veel hedendaagse kunst de versplintering van het postmoderne individu echoot, lijkt Koelewijns werk eerder een poging tot heling. Hij is een bewonderaar van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, die in zijn werk het cynische, postmoderne denken bekritiseert. ‘De wereld is een grote chaos, maar je moet je identiteit daarin veroveren’, zei Koelewijn in een interview. De beelden, vormen en geuren die zijn werk oproepen zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met het collectieve bewustzijn van de hedendaagse Hollandse, westerse mens.

Zo is de immense blankhouten boekenkast (zonder titel, 2006) vormgegeven als een lemniscaat: het symbool voor oneindigheid. De honderden boeken lijken de recente geschiedenis te ademen, van klassiekers als De tweede sekse en Ciske de rat tot de Praktische handleiding tuinieren. Opvallend zijn de rijen kleurige catalogi van hedendaagse kunstenaars als Rob Birza, Maria Roosen en Koelewijn zelf. Soms nog in de verpakking staan ze onaangeroerd tussen alle ‘doorleefde’ boeken, waarmee ze de kwetsbaarheid van het heden lijken te benadrukken.

De boekenkast staat vlakbij de achterwand die Koelewijn in 1996 goeddeels sloopte om een opening te creëren ter grootte van een voetbaldoel. Ook nu kan de bezoeker een glimp opvangen van de binnenplaats achter de galerie, door een langzaam ronddraaiend raam (zonder titel, 2006). Het rechthoekige raam beweegt haast onmerkbaar tegen de klok in en dwingt het langzaam veranderende perspectief bewust te ervaren.

De prikkeling van zintuigen speelt een belangrijke rol in het werk van Koelewijn. Op zijn overzichtstentoonstelling, vorig jaar in De Paviljoens – Almere, was een sterk geurende muur van bouillonblokjes ingepakt in dichtregels te zien. In het innemende Jump (2005) speelt hij met de typische, fris-bedompte geur van gras en aarde. In een kleine rechthoekige ruimte is een polderlandschap ingericht, compleet met gras en slootje. Dit nagebootste ‘buiten’ is omkaderd met spiegelwanden, waardoor de suggestie van oneindigheid ontstaat. Maar omdat de toeschouwer niet alleen zichzelf maar ook een stukje van de galerieruimte weerspiegeld ziet, ontstaat een vreemde verdubbeling. Wat buiten hoort is binnen, wat binnen is lijkt buiten.

En dat is precies de kracht van Koelewijn. Zijn kunst zet aan tot een intensivering van de waarneming, die zowel vervreemdend als geruststellend werkt; nodigt uit om stil te staan bij (de symboliek van) het wegtikkende leven. Het is de openheid van de werken, die – via het collectieve bewustzijn – de toeschouwer uitnodigen om de diepere lagen te ontdekken. Waar het toch even dreigend wordt, is er de troostende wetenschap: de tijd gaat door, wat er ook gebeurt.

CONTINUING PERFORMANCE
Job Koelewijn
t/m 13 mei 2006

Galerie Fons Welters
Bloemstraat 140, Amsterdam

Deze recensie werd geschreven in het kader van een workshop van het Domein voor Kunstkritiek i.s.m. Tubelight.

Job Koelewijn, Untitled (Lemniscaat), 2005, courtesy Galerie Fons Welters