W139 pakt dit najaar uit met een groepstentoonstelling waar maar liefst 35 kunstenaars aan deelnemen. De beeldend kunstenaar en curator Jean Bernard Koeman (1964) bracht de groep jongelingen bijeen en creëerde een tentoonstelling rondom de thema’s verzamelen en onderzoek. Zijn uitgangspunt is verwerkt in de titel van de expositie The Research and Destroy Department of Black Mountain College. Het eerste gedeelte uit de titel verwijst zowel naar een onderzoekscomponent, als naar de militaire term Search and Destroy, en draagt dezelfde naam als de expositie van Koemans eigen werk in galerie Lumen Travo uit 2009. De tweede referentie komt van het befaamde Black Mountain College (Asheville, North Carolina, V.S., 1933-1959), opgericht vanuit het gedachtegoed dat de kunsten centraal staan in onze algehele, academische leerervaring, en dat kunstonderwijs gegeven zou moeten worden met het doel de gehele persoon te onderrichten. Kortom, de tentoonstelling snijdt brede thema’s aan met veel raakvlakken.
Dit baarde mij dan ook enige zorgen bij het bezoeken van de expositie in de Warmoestraat; de hoeveelheid kunstenaars – 35! – en de enorm ruime context waarin hun werken geplaatst worden. Ook het lezen van de begeleidende informatietekst levert geen eenduidige focus. Naast de associaties die de titel van de tentoonstelling oproept, dwingt de tekst om na te denken over de manier waarop kunst als kennisdrager kan fungeren. Hiermee wordt de onderzoekscomponent van de tentoonstelling naar voren geschoven door na te denken over welke rol kunst speelt in het communiceren van onderzoeksgerelateerde informatie. In de tekst wordt ook nadruk gelegd op de experimentele noodzakelijkheid van progressieve educatiemethodes. Dit verklaart de relatie met het Black Mountain College; het sterkste referentiekader van de tentoonstelling.
De tentoonstelling neemt, zoals verwacht, de gehele ruimte van W139 in beslag. Er zijn videowerken, muurschilderingen, een klein laboratorium, een geïmproviseerd keldertje, en er hangen zelfs werken aan het hoge plafond in de achterruimte. Toch doet de tentoonstelling geen moment aan als te vol. Er is genoeg ruimte om een dialoog tussen verschillende werken tot stand te brengen. Zo vormen de afzonderlijke werken van Saar Amptmeijer, Thomas Raat en Jonas Wijtenburg een interessant trio dat de tentoonstellingsruimte van W139 als beginpunt neemt. Amptmeijer maakte een landschap van PVC-buizen dat weelderig over de muren van W139 kronkelt. Hier schuin tegenover creëerde Raat een kolossale muurschildering, die dezelfde geometrische vormentaal spreekt als het werk van Amptmeijer. Ertussen staat de karakteristieke houten installatie van Wijtenburg, een delicate constructie die van vloer tot plafond strekt, en de ruimte tussen beide muren open lijkt te houden.
Minstens zo interessant is het werk van Rosa Sijben, die een speelse interventie verzorgde bij de tentoonstelling. Aan de hand van een onbekend object en een aantal weloverwogen instructies belandt de bezoeker buiten de tentoonstellingsruimte, waarna een interessante zoektocht begint. Hiermee benadrukt Sijben met haar interventie de ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid waarmee we alledaagse dingen benaderen.
Veel van de werken van deze jonge generatie kunstenaars komen uitstekend uit de verf. Zoals het werk van Fabian Schröder, die met zijn bijzondere foto’s een mooie abstrahering van de urbane werkelijkheid tot stand weet te brengen. Of de multidisciplinaire installatie van Tim Mathijsen, die je voor even in een andere werkelijkheid plaatst en je doet nadenken over schoonheid en de idealen van onze maakbare maatschappij. De kunstenaars zetten aan tot participatie en weten een degelijk verhaal te vertellen zonder daarbij Wittgenstein of Derrida van stal te halen. Er ontbreekt echter in de tentoonstelling een duidelijke cohesie. Los van het feit dat de kunstenaars eind jaren zeventig of begin jaren tachtig geboren zijn, lijken de overeenkomsten in het werk dat zij maken vrij minimaal. Het brede thema dat tussen verzamelen en onderzoek schippert, biedt hierbij onvoldoende houvast.
Wellicht moeten wij ons dus meer richten op die speciale verwijzing naar het Black Mountain College, de school die met zijn experimentele educatiemethodes een bijzondere lichting kunstenaars zoals John Cage, Robert Rauschenberg en Cy Twombly afleverde. Zo bekeken is Koemans expositie een opsteker voor de toekomst, een bonte collectie spraakmakende afgestudeerden met genoeg interessante ideeën over de eigen onderzoekspraktijk en met een kritische reflectie op de rol van kunst in onze maatschappij.