De Malaise in de Kunst

Lucy Versloot

Antoon Van den Braembussche: Daarnet heb jij kritiek geuit op kunstenaars die met hun werk enkel inspelen op de verwachtingen van de kunstwereld. Dat is een mooie aanleiding om verder van gedachten te wisselen over een actueel onderwerp, namelijk de crisis in de kunst. Ik spreek liever van de malaise in de kunst, ik vind dat een mooiere aanduiding. Het gaat om een soort paradox in de hedendaagse kunst. De avant-garde en de enorme geschiedenis van de avant-garde die we kennen van de vorige eeuw zijn altijd sterk gericht geweest op het doorbreken van conventies, op de grensverlegging, op het verleggen ook van de vraag wat kunst nu eigenlijk is, wat het wezen van de kunst is, enzovoort.

Ik heb zo de indruk dat sinds enige tijd dat systeem van conventiedoorbreking ergens is stilgevallen. Ik zal niet zeggen wanneer, maar ik heb de indruk dat het al een hele tijd bezig is. Rond pakweg 1985, maar zeker vanaf begin jaren negentig, lijkt er een probleem met de geloofwaardigheid van vernieuwing in de hedendaagse kunst. Vanaf dat moment ontstaat er plots een soort van krampachtigheid die ik nog altijd om me heen zie. Steeds opnieuw lijkt de conventiedoorbreking, of dat wat gepresenteerd wordt als avant-garde of als nieuw of als belangrijk in de hedendaagse kunst, niet meer geloofwaardig te zijn.

Angelo Vermeulen: Geloofwaardigheid voor wie dan?

AVdB: Onder meer voor de toeschouwer…

AV: In hoofdzaak voor de toeschouwer.

AVdB: Ja, juist, heel belangrijk.

AV: Waarom is kunst dan niet langer geloofwaardig?

AVdB: Er zijn twee redenen. Allereerst schort er iets op het niveau van de ervaring, de esthetische ervaring. Ik denk dat dit erg belangrijk is.

AV: Wat bedoel je daar mee?

AVdB: Ik bedoel daarmee dat het kunstwerk niet raakt, dat het niet beroert of ontroert. Dus de geloofwaardigheid, laat ons zeggen, vanuit de buik. Je komt in contact met werk waarvan iedereen zegt: dit is belangrijk! Het hele discours, het curatorschap, de gehele museale context en de kunstkritiek, kortom de totale context en het betoog dat met het kunstgebeuren is verweven, zeggen duizendvoudig dat het om belangrijk, grensverleggend werk gaat… maar het wordt niet als zodanig ervaren. Ik vind dat een belangrijk gegeven.

AV: Ja, en wat is dan de tweede reden voor het gebrek aan geloofwaardigheid van de hedendaagse kunst?

AVdB: Dat heeft te maken met het vertoog of het discours zelf. Als filosoof voel ik aan dat het discours over kunst niet meer geloofwaardig is. Kijk maar eens rond in de musea en lees bijvoorbeeld…

AV: De zaalteksten…

AVdB: Ja, de zaalteksten. Maar het verschijnsel is ruimer dan dat. Het hele discours over de kunst – in het bijzonder over de hedendaagse kunst – komt vaak ook heel zwaarwichtig over. In die zin houd ik geen pleidooi voor, laat ons zeggen, de voortdurende namedropping van filosofen zoals Derrida, Baudrillard, Bataille en Deleuze waardoor het discours erg opgepompt wordt. Afgezien daarvan voel ik als filosoof ook vaak dat het discours niet klopt…

AV: Pseudofilosofie…

AVdB: Ja, pseudofilosofie, pseudobelangrijkheid, dingen waarvan je zegt: dat is al twintig jaar geleden gedaan en betoogd maar nu in een nieuw sausje gegoten… Er is dus een soort van dubbele malaise. De eerste malaise, die ik misschien wel de belangrijkste vind, is de malaise van de geloofwaardigheid. Het is de malaise vanuit de esthetische ervaring, vanuit de receptie. De eerlijke receptie, niet de opgepoetste, of door het discours bijgestelde receptie. De tweede malaise heeft te maken met de hele problematiek van de rechtvaardiging, de legitimering. Dat alles leidt ertoe dat de malaise in de kunst resulteert in een soort van ritualisering, als ik dat zo mag zeggen.

AV: Met ritualisering bedoel je dat men een bepaalde strategie heeft gevonden die men steeds opnieuw herhaalt?

AVdB: Ja, een soort van the business must go on.

AV: Het klinkt wel heel tegenstrijdig dat de obsessie voor vernieuwing, voor het doorbreken van conventies zélf een conventie wordt en zichzelf dan steriliseert.

AVDB: Ja, en dat komt volgens mij omdat…

AV: Is het niet omdat het zogenaamde doorbreken van conventies (1) ofwel zeer minimaal is en dus niet genoeg om werkelijk relevant of geloofwaardig te zijn, zoals jij dat noemt, of (2) omdat heel veel veronderstelde doorbrekingen van conventies in essentie helemaal geen doorbrekingen zijn. Ik heb het gevoel dat dit laatste vaak gebeurt. Als je het kunstwerk echt peilt, zie je dat het eigenlijk een goed verpakte stijloefening is en niets meer. Ik mis lef in de hedendaagse kunst, absoluut, zowel bij kunstenaars als bij curatoren. Ik mis experiment.

AVdB: Ja, echt experiment.

AV: Oprecht en uitdagend experiment.

AVdB: Veel experiment wordt als zodanig ritueel aangebracht.

AV: Dat gebrek aan lef en experiment gaat ook samen met een heel sterke behoefte die bij veel kunstenaars heerst om er bij te horen. Iedereen wil gezien worden, wil een vorm van erkenning en succes. Die behoefte om deel uit te maken van de internationale scene, uitgenodigd te worden voor grote internationale manifestaties en gevierd te worden in wijdverspreide prestigieuze tijdschriften is enorm dominant. Wist je dat op de afstudeertentoonstellingen van kunststudenten het nu de gewoonte is om een stapeltje adreskaartjes naast je werk te leggen, voor potentieel geïnteresseerde galeries? Dat wordt aangemoedigd door de docenten. Da’s toch wel een heel andere attitude dan vroeger. Akkoord, je had toen ook academische kunst, maar de vroege avant-garde ging er prat op om niet tot een instituut te behoren. Neen, die wilden er helemaal niet bij horen. Toen was het juist een statement om…

AVdB: Om echt te provoceren, te protesteren…

AV: Ja, te protesteren. Maar die idee van kunst als eigengereide zoektocht en als protest is sinds de jaren zestig helemaal geërodeerd. Dat ‘erbij willen horen’ is een fenomeen dat een groter proces weerspiegelt in onze westerse maatschappij. Er is een soort van angstgevoel gekomen, ook bijvoorbeeld de opkomst en het succes van extreem rechts begin jaren negentig lijkt een symptoom van dat angstgevoel. Men wil niet in een existentiële leegte gegooid worden. Men wil duidelijkheid en geen twijfel. Ik denk dat het radicaal doorbreken van conventies enorm geassocieerd wordt met het niet langer tot de maatschappij behoren, in een afgrond vallen…

AVdB: Ja, de angst voor de afgrond… Ook de hedendaagse kunstenaars en de kunstinstituten lijken verlamd door die angst voor het vacuüm, voor absolute leegte. Dit heeft ook te maken met de ritualisering, waarover we het daarnet hadden. Vroeger maakte ik een onderscheid tussen een wetenschappelijke carrière en… ja, het kunstenaarschap, dat was voor mij toch wel iets anders. Dat is inmiddels erg veranderd. Je ziet nu, meer dan ooit, jonge kunstenaars opereren in termen van networking, cv’s, positionering, profilering – een prachtig hedendaags woord trouwens: profilering. Die zaken worden vaak belangrijker dan het kunstenaarschap zelf. Je krijgt hier dus al een soort ritualisering vanuit de kunstenaar zelf. Hij hecht, als ik het zo mag zeggen, in zijn carrièreplan, in zijn strategisch handelen ook, niet meer zoveel aan dat absolute engagement. Veeleer vraagt hij zich af hoe hij zich kan profileren en van daaruit strategisch handelen, en dus ook kunstwerken afleveren die geschikt zijn voor deze of gene gelegenheid…

Deze dialoog is een voorpublicatie van het tweede hoofdstuk uit het boek Double Bind – Dialogen over kunst, wetenschap en digitale cultuur dat in het najaar van 2008 zal verschijnen bij VUBpress, Brussel. www.vubpress.be

Dit boek bestaat uit een verzameling dialogen tussen filosoof Antoon Van den Braembussche en beeldend kunstenaar Angelo Vermeulen. In tien dialogen verkennen zij actuele thema’s uit de hedendaagse digitale cultuur, kunst, wetenschap en spiritualiteit. De verschillende achtergrond van beide geeft aan de gesprekken een verrassende dynamiek. In de gesprekken behandelen ze thema’s zoals de malaise in de kunst, geweld in media, de filosofie van computer games, de opmars van de Big Brother-maatschappij en de plaats van spiritualiteit in onze wereld.

Antoon Van den Braembussche (1946) is een kind van de jaren zestig. Hij geniet bekendheid als kunstfilosoof, met werken zoals Denken over Kunst (1994) en Postmodernisme. Een intertekstueel woordenboek (2007). Ook is hij actief als dichter, recent verscheen zijn vijfde dichtbundel Kant-tekeningen (2007).

Angelo Vermeulen (1971) studeerde biologie. Maar na het behalen van zijn doctoraat koos hij resoluut voor de kunst. Hij maakt in zijn kunstprojecten kruisbestuivingen tussen kunst en technologie en is ook een fervent gamer.