Uit een luidspreker die aan de buitenkant van de loods is bevestigd klinkt het digitaal bewerkte gezang van vogelsoorten die inmiddels zijn uitgestorven – vermoedelijk door toedoen van een vernietigende Europese expansiedrift. Volgens de beschrijving zijn de geestachtige klanken afkomstig uit de toekomst, alsof ze voortleven in een digitaal ecosysteem of weer vleselijk zullen verrijzen met behulp van bewaard DNA. Ik denk aan de laatste dieren van hun soort, die ergens in de zeeën en wouden hun lied zingen zonder toehoorders. In de boomtoppen ruisen verkleurde bladeren. Een zwerm zwaluwen vliegt vanaf de polder over richting het Zuiden, nemen me mee naar een herinnering.
Het eerste wat me opviel was een krant, The Himalayan Times, uitgevouwen over een schap met blikken fruitconserven en bakjes gekleurde pudding, waarvan de woorden en kleurenfoto’s bedekt waren onder een laag witte vogelpoep. Ik keek omhoog en vier paar zwarte kraalogen staarden me aan. Net als op de boerderij waar ik opgroeide, hadden de zwaluwen met honderden mondjes modder een hangend nest gebouwd. Maar in plaats van onder een rieten dak – waarvan het Drentse bijgeloof zegt dat het een blikseminslag voorkomt – hadden ze er hier voor gekozen om een nest te bouwen in een drukbezochte supermarkt in de hoofdstraat.
Op de wiek van een stilstaande plafondventilator zat een zwaluwouder. De andere kwam binnengevlogen met een snavel vol insecten, waarop de jongen luidruchtig begonnen te piepen. Dit was voor de zwaluw op de plafondventilator het teken om zich te laten vallen en met een knipperend gezang vloog hij over de hoofden van de toeristen, de blauwe lucht van Pokhara in.
“Elk jaar komen ze bij me terug”, zei de supermarkteigenaar, die naast me was komen staan en naar enkele grijze vlekken op de gebinten wees.
“Heeft u ze ooit willen verwijderen?”, vroeg ik.
“Nee, want ze brengen geluk,” zei de supermarkteigenaar, “ze hebben mij uitverkoren, misschien dat er verderop bij het meer nog één andere winkel is met een nest.”
Ik vroeg hoe ze precies geluk brachten en hij antwoordde dat ze welvaart aantrekken. Terwijl ik een fles water afrekende vergaapte een groepje Britse toeristen zich eveneens aan het nest, alsof ze het punt van de supermarkteigenaar wilden illustreren.
Ik slenterde door de hoofdstraat en zag een zwaluw een winkel met chique sjaals invliegen. Het nest bevond zich recht boven de kassa, en was voorzien van een plankje dat het vuil moest opvangen. Later, bij het meer, schoot een zwaluw tussen de jassen, tassen en slaapzakken van een bergsportwinkel, daarbij behendig een oud echtpaar ontwijkend. Ik ging naar binnen en deed alsof ik geïnteresseerd was in een backpack, het nest dat ik vond was tegen een beveiligingscamera aangebouwd.
In afwachting van een gids die ons reisgezelschap de bergen in zou nemen, wandelde ik door de buitenwijken van Pokhara. Ik kan me niet veel herinneren van wat ik daar zag, zo geobsedeerd was ik geraakt door de zwaluwen en hun gastheren en gastvrouwen. In het merendeel van de buurtwinkeltjes trof ik een nest aan, of de restanten daarvan. De supermarkteigenaar, wiens winkel dagelijks tot middernacht open was, had waarschijnlijk de zin noch de mogelijkheid om in andere winkels te koekeloeren.
Veelal zaten er lange, witte poepspetters op de muren. In een eetlokaal hing een nest vervaarlijk boven het kookgedeelte, waar een grote wokpan met olie op het vuur stond. Bij een schoenmakerij trof ik slechts enkele halfvergane nesten aan. Ik vroeg de schoenmaker waarom de zwaluwen zijn winkel links lieten liggen. Hij antwoordde nors dat de zwaluwen wel weer terug zouden komen.
“Wat doen ze als u dicht bent?”, vroeg ik aan de eigenares van een winkel met schoolspullen en speelgoed, waar zich een zwaluwnest situeerde in de bovenhoek van een wand vol barbies en netten met neonkleurige voetballen.
“’s Avonds blijven ze binnen, maar wanneer ik ’s ochtends het luik omhoog doe, vliegen ze direct uit”, antwoordde ze.
Diezelfde avond wilde ik een scooter huren. Ik nam plaats tegenover een medewerker van het verhuurbedrijf en zag de herkenbare witte spetters op de muren. Ik keek omhoog. Twee zwaluwouders zaten half slapend, half wakend op het draadje van een lichtpeertje dat naar de wand liep. In de hoek zag ik een nest, een kleine schrijn voor een teder mutualisme.
Jorik Amit Galama is filmmaker en schrijver, op dit moment volgt hij de master Artistic Research in and through Cinema aan de Nederlandse Filmacademie.