WAT TE DOEN, WAT TE DOEN, WAT DOEN ZE, WAT TE DOEN?

Bert Mebius

Frank Koolen (1978, Maastricht) had het zelf kunnen verzinnen. Uitgenodigd zijn te exposeren in een gebouw dat Het Glaspaleis heet, en dan geacht worden een installatie te maken in een ruimte, eufemistisch de projectruimte op niveau–2 genoemd, die bestaat uit een verloren hoekje in een gang in de kelder, naast de bezem- en de meterkast. Geen probleem voor Koolen. Die doet er gewoon een schepje bovenop. Die bouwt voor de trap omlaag een obstakel in de vorm van een houten, zwart/grijs/wit gestreepte lichtsluis, die niet alleen het weinige daglicht dat de kelderverdieping oorspronkelijk nog bereikte wegneemt, maar die bovendien door z’n drempels (vrijwel onzichtbaar vanwege het strepenpatroon) de bezoeker doet struikelen en met een beetje pech (of geluk) de trap doet afdonderen richting niveau 2, waar misschien dan net de daar geprojecteerde video is aanbeland bij de toespraak Viering van het menselijke Zijn en het menselijke Geluk die opent met de woorden: “Deze dag is begonnen met het vrijlaten van twee witte muizen”. Welkom in de wereld van Koolen.

Die wereld bestaat voor een niet onbelangrijk deel uit witte dieren. Ik heb voorbij zien komen: genoemde muizen (zij het slechts in de verbeelding dus), heel veel witte duiven (bij herhaling kwistig in het rond gestrooid), meeuwen (ook vele), een gewone duif, deels gewit (wat er vermoedelijk de oorzaak van was dat ie niet van de grond kwam), twee witte honden (enge), een witte ijsbeer (althans een sculptuur daarvan) en de kop van een american bold eagle (op een zwart T-shirt). Een titel als The story of the and the nodigt uit tot ordenen, categoriseren en tellen, eerder dan tot het zoeken naar diepere lagen en mogelijke betekenissen.

The story of the and the wordt gevormd door twee video’s, drie foto’s en die gestreepte lichtsluis. Plus nog iets. De foto’s en één van de video’s worden gepresenteerd in een deel van de Stadsgalerij dat Koolen door de bouw van de lichtsluis buiten de hem oorspronkelijk toegemeten projectruimte heeft weten te veroveren. Dit geüsurpeerde gebied zou je, geheel in de tegendraadse, anarchistische geest van Koolens werk, evengoed kunnen beschouwen als onderdeel van de installatie. De hier vertoonde video bestaat uit fragmenten (31, als ik goed geteld heb) van ouder werk. Door de keuze van het materiaal en de wijze van monteren echter vormt hij een zelfstandig werk in its own right: humoristisch, raadselachtig, ontwapenend, soms zelfs ontroerend. De tweede video, het hart van de installatie aan gene zijde van de lichtsluis, is nieuw. We komen er een ijsbeer in tegen, krijgen een verhaal te horen over een willekeurige dag in een willekeurig leven, zijn getuige van een daad die wordt gesteld, leven mee met Koolens assistenten, en zien twee zeelieden dapper van wal steken.

De wereld waarin Koolen zich beweegt, of waarin Koolens protagonisten zich bewegen, is er een van chaos en onbegrijpelijkheid enerzijds, en een van orde en beklemmende overzichtelijkheid anderzijds. Die twee verschijningsvormen zijn elkaars reflectie, ze kunnen niet zonder elkaar. De een betekent bevrijding uit de ander, en vice versa, en daarmee houden ze elkaar in een wederzijdse houdgreep. De humor in Koolens werk is bijgevolg van het enigszins desperate soort. De beklemmende orde wordt bestreden met bizarre fantasieën, chaotische onzin en goedmoedige destructie, de verwarrende chaos met eenvoudige, ordenende manipulaties. Een van de foto’s toont ons een troosteloos vergaderof cursuszaaltje (o, die moedeloze, afgebeulde flap-over!) waar in afwachting van de schoonmakers de stoelen alvast op de tafels zijn gezet. Op een daarvan is er een net te hoge stapel van gemaakt: onhandig, gevaarlijk, raar en nutteloos. Het beeld doet je huiveren en grijnzen. Het betekent ook opluchting. Alles kan altijd anders, lijkt het. ‘Schoonheid’ noemt Koolen het zelf.

Kenmerkend, essentieel zelfs, voor deze schoonheid is het rafelige ervan, het terloopse, het stuntelige, het onaffe. Ook de verbeelding wordt een keurslijf, als je niet uitkijkt. Het Vorm is een roofdier dat mij verscheurt van Gombrowicz geldt zeker hier. Dus wordt ook mislukking als middel ingezet (en zo geslaagd vaak dat je ineens weer zeker weet: ja, in de mislukking toont zich de meester), en het toeval natuurlijk, het Gelukkig Toeval. Als het geen blasfemie zou zijn, zou ik beweren dat Koolen ook dat beheerst. Met name in de op niveau 2 vertoonde video zijn daar treffende, vaak hilarische voorbeelden van te zien. Het meest verbluffende (en werkelijk wonderschone) vinden we helemaal aan het eind. Ik kende ooit een kunstenaar wiens streven het was een installatie te maken waarbij in een gesloten wolkendek even een gaatje zou vallen en een straal zonlicht zodanig op een gletsjer terecht zou komen dat het zou lijken alsof daar een raam in openging. Koolen slaagt erin iets vergelijkbaars voor elkaar te krijgen.

THE STORY OF THE AND THE, Frank Koolen, t/m 10 april 2005

Stadsgalerij Heerlen, Bongerd 18, Heerlen, di t/m vrij 11–17 uur, do 11–20 uur ,za/zo 13–17 uur