“The tattered outlaw of the earth / Of ancient crooked will / Starve, scourge, deride me: I am dumb / I keep my secret still.” Met deze regels uit het gedicht The Donkey (1900) van G.K. Chesterton begint Sarah Vanagts (1976) video The Corridor. Het is één van de slechts twee groot geprojecteerde films in A Distant Bird Singing, een niettemin geslaagde tentoonstelling in deSERVICEGARAGE in Amsterdam-Oost.
The Corridor toont de ontmoeting tussen een ezeltje en Norbert, een bewoner van een verzorgingstehuis. Norbert lijkt meer dood dan levend. Hij is zijn spraakvermogen verloren, de huid om zijn ingevallen wangen heeft een wasachtige glans en zijn droge lippen staan opengesperd. De camera zit hem dicht op de huid, te dicht. De confrontatie met het menselijk verval is ongemakkelijk. Norbert staart in het niets, alsof zijn geest het land der levenden al heeft verlaten en alleen zijn lichaam zich nog in het troosteloze kamertje bevindt.
Wanneer het ezeltje de kamer binnenkomt wordt de kamer het decor voor iets transcendentaals. Het dier wordt regelmatig meegenomen naar tehuizen; er schijnt een therapeutische werking uit te gaan van het contact met ezels. De reactie van Norbert is bizar. Hij sluit zijn ogen en begint extatisch te kreunen, alsof hij visioenen heeft. Het ezeltje laat alles gewillig toe. Het tafereel is veel te intiem om naar te kijken. Tegelijkertijd wil je weten wat er in Norbert omgaat, maar net als de ezel houdt hij zijn geheim stil.
De ontroerende momenten in The Corridor worden soms ruw verstoord door een kakofonie van gekrijs en geschreeuw uit de aangrenzende ruimte. Het geluid komt van Avi Krispins (1980) A Killer Reunion. Ook in deze film kunnen de personages zich niet in woorden uitdrukken en worden er geen geheimen prijsgegeven, maar daarmee houdt de overeenkomst met The Corridor op: in A Killer Reunion is geen plek voor intimiteit en ingetogenheid.
De beeldtaal van de absurde film heeft veel weg van een soap: de set, kostuums, belichting en het acteerwerk ogen als slechte televisie. In het decor bevinden zich twee mannen en drie zwaar opgemaakte vrouwen, die samen een soort tableau vivant vormen. Allemaal voeren ze een kleine handeling uit, die door herhaling een grotesk karakter krijgt. De vrouwen zijn onophoudelijk bezig met respectievelijk snikken, nagelvijlen en boenen. De ene man rinkelt met de ijsklontjes in zijn glas whisky, de ander blijft dezelfde noot aanslaan op een keyboard.
De personages lijken zich alleen door middel van deze ene handeling uit te kunnen drukken, wat een surrealistisch tafereel oplevert. De veelzeggende blikken en de chaos in het decor verraden dat er iets dramatisch is gebeurd, maar wat precies blijft volstrekt onduidelijk. Op het moment dat een zesde personage het beeld binnenkomt ontstaat er grote opschudding, alsof er een roofdier een kippenhok binnendringt. Aan het eind blijf je als bezoeker vertwijfeld achter, waarna je het werk eigenlijk meteen nog een keer wilt zien.
Gelukkig kan dat in deSERVICEGARAGE In tegenstelling tot het vaak overweldigende karakter van videokunsttentoonstellingen, biedt de overzichtelijke opzet van A Distant Bird Singing de mogelijkheid om de werken meerdere malen te bekijken, zonder daardoor iets anders te moeten missen. De presentatie is strak en to the point, er is geen moeite gedaan de twee films in thematiek of achtergrond aan elkaar te verbinden. Dat werkt verfrissend: juist wat niet gezegd wordt, fascineert.