Wat is (hier) queer?

Léon Kruijswijk
Ulay, (S)HE, 1973

Rondom de recente verkiezingen in de VS ging het filmpje van de artistiek veelzijdige en genderfluïde Mykki Blanco viral waarin hij het gedicht I want a president (1992) van kunstenares Zoe Leonard voordraagt. Hij noemt verschillende minderheden die vanwege hun seksualiteit, culturele identiteit of sociaaleconomische omstandigheden gemarginaliseerd worden. Zo zou Blanco bijvoorbeeld graag een lesbische vrouw, iemand met aids of iemand die ooit seksueel is geïntimideerd als de volgende president zien. Het gedicht schetst op confronterende wijze de eenzijdigheid van vroegere en huidige presidentskandidaten en de talloze gemeenschappen die zich niet kunnen identificeren met het heteroseksuele, witte establishment.

Zo’n establishment neemt niet alleen in de politiek een dominante machtspositie in, maar ook in de Nederlandse kunstwereld. Er zijn nauwelijks LGBTQ+-perspectieven te bekennen. Dat deze groepen niet gerepresenteerd worden ligt niet aan de kunstenaars. Velen spelen sinds jaar en dag met seksuele identiteiten en/of gender: Alice Austen met haar foto’s van vrouwen in mannenkleding (ca. 1896), Marcel Duchamp’s met zijn alter ego Rose Sélavy (ca. 1920), Ulay met zijn vroege polaroids (ca. 1973), Robert Mapplethorpe met zijn foto’s van fetisjen (ca. 1979) en Nan Goldin met haar representaties van LGBT-subculturen en de aidsepidemie (ca. 1993).
Het probleem ligt echter bij de instituten die zich nauwelijks toeleggen op de representatie van onderwerpen, perspectieven en thematiek met betrekking tot mensen die lesbo, homo, bi, transgender, interseksueel, aseksueel of queer zijn. Deze laatste term wordt het vaakst gebruikt binnen de kunsten om LGBTQ+ thematiek aan te duiden. In dit essay doe ik een poging om meer duidelijkheid te scheppen over de betekenis van een complex en gelaagd begrip als queer, over een veelal verwarrende afkorting als LGBTQ+ en over de verhouding tot de hedendaagse beeldende kunst in Nederland.

Queer-theorie kwam in de tachtiger jaren op in de sociale wetenschappen.[1] Belangrijk binnen het debat van seksualiteit en genderidentiteit is het besef van de eigen positie en welke privileges dit wel of niet met zich meebrengt. Het concept queer is niet inwisselbaar met gay, homo of lesbisch. Queer is een term die wordt gebruikt om constructies van een identiteit te bevragen. Aan dit construeren van een identiteit liggen verwachtingen ten grondslag van zowel maatschappelijke als persoonlijke aard (‘wie ben jij?’ of ‘wie ben ik en wie wil ik zijn?’). Ik ervaar het als een blokkade dat binnen het Nederlandse kunstdiscours weinig discussie is over kunst en kunstenaars die een perspectief bieden dat anders is dan heteronormatief, wit of cisgender.[2]
De term queer behelst homoseksuele, lesbische, biseksuele, transgender en zelfs heteroseksuele strategieën als tegenhanger van heteronormativiteit en cisgender-identiteiten.[3] Ook is het tegengesteld aan homonormativiteit, wat staat voor de vereenzelviging van LGBT-personen en cultuur met heteroseksuele normen, waarbinnen witte, cisgender, heteroseksuele middenklassen dominant zijn. Een voorbeeld van homonormativeit is het legaliseren van het homohuwelijk. Het huwelijk wordt namelijk beschouwd als een heteronormatief instituut, aangezien het traditioneel enkel een verbond was tussen man en vrouw.[4] Zodoende houdt queer-theorie dominante, diepliggende structuren tegen het licht om posities van gemarginaliseerde personen en gemeenschappen te bevragen op het gebied van seksualiteit, gender en culturele identiteit.

Tegelijkertijd is de afkorting LGBTQ+ aan verandering onderhevig omdat sommige gemeenschappen zich niet met een van de termen kunnen identificeren. Vandaar wordt de ‘+’ toegevoegd om dat te ondervangen.[5]
Niet iedere LGBT-er identificeert zichzelf als queer. De term queer heeft dan ook een sociaal-politieke lading met als doel normatieve concepten van mannelijkheid en vrouwelijkheid te ontwrichten, categorieën van gender en seksualiteit te ontkoppelen, de tweedeling van heteroseksueel en homoseksueel te destabiliseren, en om seksueel pluralisme te erkennen.[6] In mijn ogen is het domein van de kunsten dan ook erg geschikt voor dergelijke bevragingen. Met de verbeeldingskracht van een kunstenaar kan voorbij reeds bestaande kaders, beelden of verstandshoudingen worden gedacht. De macht om deze bevragingen ook in het publieke kunstdomein te laten plaatsvinden is in institutionele handen. Instituten kunnen immers beschouwd worden als spiegels van de maatschappij en als verlengstuk van de openbare ruimte.

Verreweg de meeste queer-kunstpraktijken vinden een podium bij alternatieve underground initiatieven, zogenaamde safe spaces, omdat ze de strijd aangaan met dominante kaders. Het Amsterdamse voorbeeld van een safe space is de Vrankrijk dat stamt uit de kraakscène van de jaren tachtig. Bijna iedere week host het WTF Wednesday Queer Night met een cultureel diverse gemeenschap als publiek. Kunst als expressiemiddel vindt op zo’n plek vaak plaats in de vorm van performances; een kunstvorm die vanwege het tijdgebonden, kortstondige karakter lastig is te institutionaliseren. Zo schuilt er een paradox in mijn pleidooi om meer queer-perspectieven in Nederlandse kunstinstellingen toe te passen, en dus te institutionaliseren, omdat queer juist reeds geïnstitutionaliseerde normen en kaders wil ontwrichten.

Institutionele pogingen in Nederland om op kunstzinnige wijze inclusiever te zijn op het gebied van LBGTQ+ gemeenschappen zijn er zeker, zij het minimaal. Een voorbeeld is de erfgoedorganisatie IHLIA die een collectie beheert met als doel de geschiedenis van de LGBT-gemeenschap te documenteren. Het Amsterdam Museum en het Stedelijk Museum organiseerden in 2016 rondom de jaarlijkse Pride een programma met LGBTQ+ kunstenaars. Ook verzamelt eerstgenoemde objecten rondom genderdiversiteit, met name naar aanleiding van de tentoonstelling Transmission uit 2015. Het enige hedendaagse kunstinstituut dat zich structureel toelegt op queer-onderwerpen is het Van Abbemuseum met het programma Queering the Collection, een reeks publieke discussieavonden en gender-neutrale toiletten (zie ook de recensie over Queering the collection bij deze webspecial).
Verder is er een aantal kleinere kunstinitiatieven aan te wijzen dat zo nu en dan projecten rond queer organiseert, zoals NEVERNEVERLAND, Framer Framed en rongwrong. Het buitenland is een stuk verder op dit gebied, waarbij de tentoonstelling Queer British Art 1861-1967 in Tate Britain later dit jaar er met kop en schouders bovenuit steekt. Nederlandse instituten kunnen er nog een puntje aan zuigen.

Het integreren van LGBT+-perspectieven in het algemeen, en queer-perspectieven in het bijzonder, in het Nederlandse kunstdiscours zou een begin zijn om alomtegenwoordige normatieve kaders te bevragen en open te breken om zo ruimte te maken voor andersoortige identiteiten en denkwijzen. Met queer-perspectieven kunnen museale collecties op een andere manier worden gelezen om recht te doen aan mogelijke lagen van kunstwerken of de identiteit van kunstenaars. Het presenteren van meer kunst over  LGBTQ+-kwesties bij kunstinitiatieven en -instituten kan ons helpen om inzicht te krijgen in lokale conflicten of problematiek van gerelateerde gemeenschappen elders. Ook kan kunst voorstellen doen voor queer-toekomsten of utopieën. Een uitbreiding van LGBTQ+-representaties zal uiteindelijk leiden tot betere reflectie van de maatschappelijke diversiteit en meer inclusiviteit van gemarginaliseerde gemeenschappen. De beperkende institutionele representaties van deze gemeenschappen zijn niet voldoende om recht te doen aan het brede palet van seksualiteiten, genders en culturele identiteiten aanwezig in de kunsten, in safe spaces en daarbuiten. Laat de grenzeloze verbeelding van de kunst spreken.

Léon Kruijswijk is freelance cultureel producent en onderzoeker. Hij coördineert o.a. de tentoonstellingen bij Framer Framed en is initiator van de Queer Series.

In het kader van dit essay wilde hij zijn eigen positie weergeven. ‘Als ik mijzelf nauwgezet profileer ben ik een homoseksuele, cisgender, witte man uit de middenklasse, met een queer mindset en een grenzeloze interesse in de fascinerende wereld van de hedendaagse kunst.’

 

[1] Lord, C. en R. Meyer. Art & Queer Culture. New York & Londen: Phaidon Press Limited, 2013: 10.

[2] Cisgender is een term waarmee mensen worden aangeduid van wie de seksuele identiteit overeenkomt met het biologische geslacht waarmee zij geboren zijn.

[3] Schwärzler, D. ‘QQ: Queer and Questioning’ in: Erharter, C. e.a. Pink Labor on Golden Streets. Wenen: Sternberg Press, 2015: 12.

[4] Lees hier meer over homo-normativiteit. Kacere, L. ‘Homonormativity 101: What it is and how it’s hurting our movemen’. Everyday feminism. Datum publicatie: 24.01.2015. Datum bezoek: 06.03.2017 < http://everydayfeminism.com/2015/01/homonormativity-101/>.

[5] Vaak volgen ook de letters I, A, P en K, die respectievelijk staan voor interseksueel, aseksueel, pan-seksueel en kink. Bij de afkorting LGBTQIAPK lopen de termen voor seksualiteit en genderidentiteit door elkaar, waarbij voornamelijk queer betrekking heeft op beide.

[6] Schwärzler, D. ‘QQ: Queer and Questioning’ in: Erharter, C. e.a. Pink Labor on Golden Streets. Wenen: Sternberg Press, 2015: 13.

Alice Austin, JULIA MARTIN, JULIA BREDT AND SELF DRESSED UP AS MEN. 4:40 P.M., THURS., OCT. 15TH. 1891, 1891, © Collection, Staten Island Historical Society, New York
Man Ray, RROSE SELAVY (MARCEL DUCHAMP), 1920, © Man Ray Trust/ADAGP, Paris and DACS, London 2015
Robert Mapplethorpe, BRYAN AND LYLE HEETER, 1979, © Robert Mapplethorpe
Nan Goldin, GOTSCHKO KISSING GILLES, PARIS, 1993