Vrijplaats: Jan van der Til

Floor van Luijk

Hij is niet te missen, goede kans zelfs dat de laatste Tubelight openviel op de pagina waarop Jan van der Til in koeienletters zijn eigen naam plaatste, keurig voorzien van het logo van het Mondriaan Fonds waarvan hij een werkbijdrage ontving. Toch ben je misschien onbedachtzaam verder gebladerd, heb je het haast instinctief genegeerd.
Niet geheel ontoepasselijk kwam deze bijdrage van Jan van der Til dan ook in mijn spambox terecht, toen hij hem mij toestuurde.

Promotiemateriaal is een noodzakelijk kwaad waar je je beter tegen wapent. Plak een Nee/Nee sticker. Installeer een AdBlocker. Demp het geroep om aandacht tot een stille ruis. Om onafhankelijk te kunnen denken laat je je beter niet verleiden. Dus blader je door. Toch?

Onafhankelijkheid – in de breedste zin van het woord – is precies waar Tubelight al sinds 1998 een platform voor wil zijn. Het blad biedt schrijvers de vrijheid zich te uiten. Daarenboven legt het veelal de nadruk op de idealisten van de kunstwereld: zij die klein, wendbaar, vol durf en ambitie een eigen koers varen. Zonder verantwoording aan kapitein of kustwacht een onbekende horizon tegemoet vanuit het besef dat de meest waardevolle schat er een is die niet op de kaart staat. Niet zonder risico, maar dat is vrijheid.
Althans, zo is het cliché. Om je eigen koers te varen, heb je wel een briesje nodig dat je vooruit duwt; als je daarnaar op zoek moet bepaalt dat voor een deel je koers. Toch blijven we dat geloof in onafhankelijkheid, een verrukkelijke melange van romantisch sentiment en modern vooruitgangsdenken, al te graag omarmen. Bij Tubelight vernoemden we er zelfs een rubriek naar: de Vrijplaats. Voor elk nummer vraagt een redactielid een kunstenaar om een bijdrage. Het blad wordt tentoonstellingsruimte. Om in nautisch jargon te blijven spreken: de kunstenaar neemt het roer even over.

Kort na de publicatie van nummer 111 ontmoet ik Van der Til op zijn atelier. ‘Het begint al met het woord “vrijplaats”,’ vertelt hij terwijl ik een croissantje eet dat hij naar eigen zeggen betaalde met de beurs die hij van het Mondriaan Fonds ontving. ‘Wat is die vrijheid? Waar liggen de grenzen daarvan? Als kunstenaar heb ik enerzijds een enorme autonomie, ik heb al meerdere beurzen gehad, en iedere keer doe ik toch weer een aanvraag om die autonomie in stand te houden. Want ik heb regelmatig tentoonstellingen en opdrachten, maar dat moet toch vaak gratis. Dat is voor de Vrijplaats ook het geval. Toch heb je een basis nodig.’

Sinds een paar nummers is die vrijheid overigens nog wat opgerekt. Voorheen had de Vrijplaats een vast format: één kleurenpagina middenin het blad voorzien een tekstuele bijdrage van diegene die de kunstenaar uitnodigde. Dat format is sinds een jaar losgelaten. De ruimte in het blad (of als bijlage) is nu vrij te kiezen. Een reflecterende tekst als deze – nu zelfs ruim na publicatiedatum en online – is eerder uitzondering dan regel.
Het is precies met deze nieuw verworven vrijheden dat Jan van der Til die vrijheid in twijfel trekt. ‘Het leek mij bijzonder om het blad een beetje te kapen, daarom wilde ik de middenspread, dat kon blijkbaar. Het blad valt daar bijna vanzelf open, dat zet meteen de toon. Wat ik doe is ondertussen eigenlijk heel brutaal, haast narcistisch. Is het een kunstwerk? Of puur reclame voor mijzelf? Misbruik van de Vrijplaats misschien?’

Dit vroeg ik mij ook af toen ik het bestand opende dat ik in mijn spambox ontdekte. ‘Makkelijk’ dacht ik. Bekend met zijn andere werk vertrouwde ik erop dat zijn keuze gegrond was, en kon ik het gebaar ook wel waarderen. Uit nieuwsgierigheid vroeg ik om wat toelichting, maar stuurde het bestand zonder uitleg naar de ontwerpers. Vrijplaats is vrijplaats. Dat de eindredactie zich ook afvroeg of hier niet een grens bereikt was bleek toen ik de toelichting van Van der Til met hen deelde als input voor het redactioneel.

Zonder uitleg is het sterker, werd besloten. Ondertussen hield het werk – nog voor publicatie ervan – ons als tijdschrift een spiegel voor. Alleen al de vraag of de grens bereikt was toonde aan dat die grens dus blijkbaar bestaat. Maar ook de onafhankelijkheid van Tubelight als blad kent zijn grenzen.
Ikzelf, behalve redactielid ook acquisiteur, was tijdens mijn correspondentie met Van der Til druk in de weer met de verkoop van advertentieruimte: zonder adverteerders kunnen we het nummer niet drukken. Het is naïef te denken dat de dubbele pet die ik als redactielid en acquisiteur op heb ongebruikelijk is in de kunstwereld. Daarnaast bijten de functies elkaar meestal niet, zeker niet als ik verantwoordelijkheid ben voor de Vrijplaats, zou je denken.

Voor de middenspread die Van der Til koos zouden de adverteerders achterin het blad echter goed geld neertellen. Daarmee legde de kunstenaar een reeks opmerkelijke verhoudingen bloot. Het Mondriaan Fonds-logo dat hij boven zijn naam plaatste, siert immers ook een goed aantal van diezelfde adverteerders. Goede kans zelfs dat de tentoonstellingen die zij aanprijzen kunstenaars bevatten die ook steun van het fonds ontvangen. Wellicht dat er in Tubelight (het blad ontvangt geen directe steun van het Fonds, maar is er in alle opzichten toch van afhankelijk) zelfs nog een recensie over verschijnt. Het werpt de vraag op waarin Van der Til verschilt van een adverteerder.
‘Dat is een goede vraag. Wat vooral belangrijk is, is te kijken hoe het in elkaar zit. Ik heb het Mondriaan Fonds gevraagd om hun lettertype, daarmee heb ik mijn naam aan hen verbonden. Ik heb lang nagedacht over hoe ik het wilde doen, het moest een totale vanzelfsprekendheid hebben. Mijn naam bestaat uit vier keer drie letters, dat geeft alvast een krachtig ritme. Erboven heb ik het Mondriaan Fonds-logo geplaatst als een soort copyright of trademark tekentje. De naam van een kunstenaar functioneert eigenlijk heel vaak als een merk. Met het logo erboven is het de vraag hoe het Mondriaan Fonds zich hiertoe verhoudt.’

Als ik vraag of het een kritiek is op het Mondriaan Fonds, ontkent Van der Til dat. ‘Ik ben heel blij met het Mondriaan Fonds, maak er graag gebruik van en zie zo’n beurs ook als een erkenning. Het Mondriaan is een publieke instelling, in feite zijn wij dat dus als maatschappij, dus zo’n beurs schept ook maatschappelijke verantwoordelijkheid. Maar dat betekent niet dat je er niet kritisch naar kunt kijken. Want hoe gaan we om met het Fonds, en hoe wil het Fonds dat wij met hen omgaan? Als ze bijdragen aan jouw ontwikkeling willen ze graag dat je hen even noemt als je ergens exposeert. Geen rare eis. Ze hebben daarvoor een brochure uitgegeven waarin ze uitleggen hoe je dat doet. De manier waarop ze dat blaadje gemaakt hebben is bijna kinderlijk, dat vind ik heel grappig, maar maakt me ook recalcitrant.’

‘Ondertussen functioneert je bijdrage ook gewoon keihard als reclame’, merk ik op.
‘Dat is nog het allermooiste! [lacht]’


Jan van der Til liet vijf exemplaren van Boek XXXII signeren door Mondriaan Fonds directeur Eelco van der Lingen. Deze biedt hij als multiple te koop aan via de website Rhizome Book.