Over de toekomst in verleden tijd

Floor van Luijk
Émile-Antoine Bayard, illustratie voor Jule Verne’s 'Around the Moon', 1970

Op dinsdag 15 september 2020 liep weerman Peter Kuipers Munneke rond met een ongemakkelijk gevoel in zijn maag. Dat vertelde hij tijdens het achtuurjournaal, voorafgaand aan het weerbericht. Wie dat journaal had gekeken kon het zich voorstellen. Het was Prinsjesdag en de uitzending was daarom gericht op de toekomst – meestal zijn domein – en die stemde nogal somber. Na decennialang een koers van privatisering te hebben gevaren was in één klap duidelijk geworden hoe kwetsbaar deze ons maakte.

Het deed me denken aan Diving Reflex (2019), de installatie die Femke Herregraven toonde in het Stedelijk Museum Amsterdam als genomineerde voor de Prix de Rome. ‘The Last Man’ vertegenwoordigt hierin het personage van de doemdenker. Vanuit een container op een vrachtschip houdt hij een kalender bij met daarin toekomstige rampen. Herregraven baseert haar narratief op de handel in catastrofe-obligaties: met deze beleggingen wordt gespeculeerd op toekomstige rampen. Een soort ‘unfortune-telling’.

Zo’n toekomstige catastrofe bleek aangebroken, en jawel: terwijl ondernemers stuurloos raakten en bezweken, telden anderen hun winst uit. Vooral flitshandelaren profiteerden van de paniek door beurstransacties te voorspellen middels computers en supersnel internet. De toekomst voorspellen moet sneller dan die zich aandient. Daarom gebruiken flitshandelaren geen glasvezelkabels maar microgolven; een beetje retro, maar net wat sneller. Bijna de snelheid van het licht. Wie naar de toekomst kijkt eindigt dus in het absolute nu.

In Diving Reflex wees Herregraven er op hoe het woord ‘catastrofe’ ook gebruikt wordt om de omkering van het narratief aan te duiden in het Oudgrieks theater. Nu zette het kabinet zich schrap voor een crisis van onbekende omvang en gooide het roer flink om. Zien we die omkering nu gebeuren? En welk narratief komt ervoor in de plaats?

Met de begroting schoot de staatsschuld ‘als een komeet de lucht in’. En hoewel Koning Willem Alexander in zijn troonrede ook opmerkte dat racisme nog geen geschiedenis was, besloot hij de koets met slavenpaneel in het Amsterdam Museum te parkeren. ‘Het perspectief voor de toekomst begint hier en nu’. Dit keer kwam hij met de auto. Ondanks de stuwende woorden kwam de urgentie niet helemaal over. Het was eigenlijk een nogal saai en voorspelbaar journaal.

Ik kwam de dag redelijk zorgeloos door. Grote kans dat jou dat ook lukte. Ook Peter Kuipers Munneke leek weinig geïnteresseerd in Prinsjesdag. Het was een prachtige dag. En zo bleef het ook nog even, ging hij ons vertellen. Stralend weer. Tropisch. Juist daarom dat ongemakkelijke gevoel.

Klimaatverandering?

Søren Kierkegaard stelde dat we het leven vooruit leven, maar naar achteren begrijpen. Alsof we achteruit lopen. We zien alleen het verleden, en lopen stap voor stap de toekomst in. Op goed geluk. Ons denken over de toekomst berust puur op schijnzekerheden: behalve het absolute nu ligt alles nog open. Kierkegaard stierf in 1850 en wie toen een regenwolk door de lucht zag trekken kon een telegram versturen in diezelfde richting. De ontvanger had dan tijd een regenpak aan te trekken, net voor de bui. De toekomst voorspellen moet sneller dan die zich aandient, en alles ging ook steeds sneller.

Rond dezelfde tijd schreef Jules Verne zijn sciencefictionroman Van de aarde naar de maan (1865); honderd jaar later werd die werkelijkheid. Satellieten brachten nu het weer van de hele planeet in kaart. Zo van buiten was de aarde net een glazen bol.

Ook Marshall McLuhan zag de satellietbeelden, en merkte op dat die glazen bol ons de wereld toonde alsof die was gekrompen. Als een dorp. Hij herkauwde Kierkegaards woorden: we gaan de toekomst tegemoet als automobilisten die alsmaar in de achteruitkijkspiegel kijken. En alles gaat steeds sneller. Anders dan Kierkegaard sprak McLuhan veel over de toekomst, die was alsof hij heel diep in zijn binnenspiegel achteruit keek. Daar zag hij een cybernetische droom waarin alles met elkaar verbonden was. Een nieuw soort tribalisme. Dat gepraat over de toekomst gaf hem iets profetisch. Al snel werd hij als een guru aanbeden.

Wie genoeg over de toekomst praat lijkt achteraf vaak z’n tijd vooruit geweest, en als een twintigste eeuwse Nostradamus zagen we de ‘global village’ van McLuhan in het heden gereflecteerd. We zagen ook hoe de technodeterministische ‘grote stap voor de mensheid’ zich via Hollywood naar Silicon Valley verplaatste en z’n suspense verloor.

Terwijl schaarste van grondstoffen en klimaatverandering het einde van de wereld aankondigen, moeten beloftes van geo-engineering of buitenaardskolonialisme soelaas bieden. De ruimtevaart lijkt inmiddels meer op een herhaling van Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey (1968). In de hoofdrol spelen neoliberale helden die rijk worden van dure, niet-vliegende auto’s en een postorderbedrijf. De aanstormende crises waarvan de technologische ontwikkeling ons moet redden lijken door diezelfde ontwikkeling gevoed. Hoe die technologieën werken weten we niet, maar zonder kunnen we ook niet meer.

De aanhoudende suspense van een aanstormend einde en de belofte van verandering zijn veranderd in een mantra. Deze wordt ook herhaald in het achtuurjournaal, dat als een ritueel op vaste tijden plaatsvindt en eindigt in het weerbericht, waarin Peter Kuipers Munneke onze plek in de kosmische orde verklaart en naar de wolken kijkend onze toekomst uitlegt. Het heeft iets profetisch, het is dat hij zo bescheiden overkomt.

Ikzelf keek het journaal niet vanwege Prinsjesdag of het weerbericht, maar omdat ik hoopte op een ander item. Er was die dag een holenbeer gevonden in de smeltende permafrost van Siberië, ik zag het bericht ergens voorbijkomen. Het dier lag al 22.000 á 39.000 jaar ingevroren en was uitzonderlijk goed bewaard gebleven. Vacht, neus, tanden, organen – alles nog op z’n plek. Het was alsof je heel ver terug in de tijd keek.

Met wat fantasie zag je het beest opstaan en het heden in wandelen, als in sciencefiction: de held vriest zich in en wordt in een verre toekomst wakker. Maar het cliché is nu omgekeerd: de verre toekomst is ons heden, en de mens heeft een bijrol.

Het bericht over de holenbeer gaf me het gevoel alsof een ver verleden en de verre toekomst elkaar raakten. Niet alleen omdat door gebrek aan kennis ons zicht erop beperkt is, en ze dus op elkaar lijken, maar ze raakten elkaar in het nu. Alsof in het nu, vroeger en straks continu in elkaar overlopen, als de binnen- en buitenkant van een möbiusband – toekomst en verleden evengoed voor als achter ons.

De holenbeer stond overigens niet meer op. De held was al duizenden jaren dood, en toch was het verhaal alsmaar doorgegaan. Zijn hele soort was zelfs al lang uitgestorven. Het poolijs had zijn fysieke ontbinding tegengehouden, maar dat ijs smolt nu. Zijn laatste adem was een doodsreutel avant la lettre, wordt de onze er een en derriere?

Maargoed dat haalde het journaal dus niet.

Dit samenvallen van verleden, heden en toekomst zag ik wel gereflecteerd in A Fair Share of Utopia in kunstruimte Nest in Den Haag, één van de twee locaties waar de tentoonstelling dit najaar plaatsvond. Zo creëerde Müge Yilmaz A Garden of Coincidences, een laag hutje van onder meer mos, boomstronken en usb-kabels. Bezoekers konden er plaatsnemen als voor een ritueel. Het ontwerp baseerde zij op één van de oudst bekende tempels. Elders in de tentoonstelling toonde een film van Brook Andrew een eclectische reeks van oude en meer recente filmfragmenten met daaronder luide elektronische muziek. De beeldenstroom liet steeds zien hoe een vermeend verschil tussen de ‘geciviliseerde’ en ‘primitieve’ of ‘wilde’ mens in beeld is gebracht, terwijl de film je ondertussen in trance bracht.

De kunstenaars waren voor de tentoonstelling gevraagd de toekomst te verbeelden zoals die over één generatie zou zijn. Wie dat niet wist had kunnen denken dat het over een verleden ging.

Ook Herregraven dook met haar installatie in het Stedelijk terug in de tijd. Tegenover de doemdenkende Last Man zette zij een tweede personage, gebaseerd op Elaine Morgan (1920-2013). Morgan werkte als schrijfster en niet-expert de al bestaande maar onpopulaire wateraaphypothese uit, die stelt dat de mens afstamt van een in water levende aapachtige. Dat zou onder andere de werking van ons strottenhoofd verklaren, die een rol heeft bij zingen en spreken. De volledige titel van Herregravens installatie is dan ook Diving Reflex (Because We Learned Not To Drown We Can Sing).

De wateraaphypothese die Herregraven, via Morgan, aanhaalt wint de laatste tijd aan populariteit, ook bij wetenschappers. De hypothese verbindt ons bovendien opnieuw met het water als leefgebied. Net als Herregraven zoekt schrijver en kunstenaar Ingo Niermann naar een andere verhouding tot de zee, en vindt die bij niet-experts en ervaringskennis. In het boekje Solutions 295-301. Mare Amoris (2020) beschrijft hij hoe de zee sinds 1609 als een grenzeloos en gedeeld gebied is benaderd. Dat was praktisch want maakte wereldhandel mogelijk, maar hoewel Verne nog fantaseerde over Twintigduizend mijlen onder zee leken weinigen zich om de zee te bekommeren. De zee werd als het doucheputje in een studentenflat. Iedereen profiteert ervan maar niemand voelt zich verantwoordelijk. Nu het vervuilde water steeds hoger komt wordt het een probleem.

In Mare Amoris doet Niermann verschillende voorstellen om deze scheve verhouding te herstellen. Volgens hem moeten we ons eens laten omhelzen door het water (sea hug), de voordelen van een boot als huis bedenken, of een religie en kerk oprichten om natte goden te aanbidden.

De zoektocht naar een andere verhouding tussen mens, ding en natuur komt ook steeds terug in het boek over de toekomst en de kunstenaarsinitiatieven (2020), uitgegeven door Club Solo. Daarin schrijft Jan Verwoert over kunstinstellingen als gastheren van onorthodoxe, rituele samenkomsten, gericht op het oproepen van een collectieve geest. Christopher Lee Kennedy vergelijkt kunstinitiatieven, uitgaande van Deleuze en Guattari, met een van de oudste organismen op aarde: schimmels. Kunstinitiatieven als paddenstoelen, knooppunten in een alomvattend netwerk dat zich niet laat temmen door markt- of resultaatgestuurde modellen, maar altijd rommelig woekerend aan alle kanten.

Zoals de rizoom werkelijkheid leek geworden met de uitvinding van het internet, blijkt die uitvinding nu meer een ontdekking, de toekomst bestond altijd al: schimmels verbinden organismen met elkaar en zorgen zelfs voor informatie-uitwisseling. Een Wood Wide Web.

In de poging een andere toekomst te bedenken neemt Recipes for the Future recepten als uitgangspunt. Het boek, door Onomatopee gepubliceerd op het moment van lezen (maar niet van schrijven), bekijkt opnieuw de toekomst via een oeroud gebruik, gekenmerkt door non-professionele ervaringskennis, gemeenschapszin en ritueel. Wie werkt met een recept brengt niet iets totaal nieuws, maar neemt een bijrol in die oude kennis actualiseert, om er samen van te blijven genieten.

Het startpunt van het boek is een citaat van historicus en schrijver Rutger Bregman, die stelt dat de echte crisis van onze tijd het onvermogen is ons in te beelden hoe dingen anders zouden kunnen. Bregman herkauwt daarmee, zo lijkt het wel, de uitspraak dat het einde van de wereld makkelijker in te beelden is dan het einde van het kapitalisme. Fredrick Jameson zei in 1994 dat hij iemand dat had horen zeggen. Mogelijk was het Slavoj Žižek, maar dat is niet helemaal duidelijk. Het lijkt ergens wel een variatie op Francis Fukuyama’s einde van de geschiedenis, dat hij in 1989 benoemde toen het besef neerdaalde dat we, na alle grote verhalen en revoluties, steeds als een boemerang terugkeerden naar hetzelfde punt. Min of meer hetzelfde punt tenminste: de geschiedenis herhaalt zich nooit, maar rijmt altijd een keer. Dat hoorde ik Erik de Jong, zanger van Spinvis eens zeggen. Later las ik dat hij weer schrijver Mark Twain parafraseerde, die de zin een eeuw eerder ergens opving en hem herhaalde.

Dat kauwen en herkauwen lijkt een rode draad in al deze toekomsten. Zicht op andere toekomsten wordt gezocht in het heroverwegen van een ver of nabij verleden. Echo’s uit het verleden krijgen nieuwe waarde door ze opnieuw op te voeren. Specialisten genieten daarin geen onwrikbare autoriteit, daardoor ontstaat aandacht voor verschillende visies die berusten op de gedeelde en menselijke ervaring. En wie weet, want stel nou dat. Je weet maar nooit.

Floor van Luijk schrijft, met op zijn bureau een Roos van Jericho.

Femke Herregraven, 'Diving Reflex (Because We Learned Not To Drown We Can Sing)', 2019, Prix de Rome (Foto: Daniel Nicolas)
Femke Herregraven, 'Catbond calendar', Prix de Rome 2019, Stedelijk Museum Amsterdam
Müge Yilmaz, 'A Garden of Coincidences', 2020, Nest (Foto: Lotte van Uittert)