Verbeeldingskracht in de duisternis van Arti en Amicitiae

Roos van der Lint
v.l.n.r. Claire Harvey, LOOSE, (courtesy: Galerie Fons Welters) / Leo Divendal, SEA OF MARMARA, 2000 / Martine Derks, WHITE HORSE MOUNTAIN, 2009

Het was een idee van kunstenaar Franck Gribling om de leden van Arti et Amicitiae, bestaande uit beeldend kunstenaars en kunstliefhebbers, uit te nodigen hun persoonlijke kunstcollectie in de kunstenaarssociëteit te presenteren. Met meer dan 550 leden leverde dit de afgelopen jaren een aardig beeld van hedendaagse kunstverzamelingen op. Jonge leden zonder een eigen collectie vallen hierbij wel steeds buiten de boot. Met de nieuwe reeks De Kunstenaar en zijn Collectie heeft Arti hier nu iets op gevonden. De jonge kunstenaar Popel Coumou (1978) is als eerste kunstenaar gevraagd haar ‘imaginaire’ kunstcollectie in Arti te tonen. Niet in de tentoonstellingsruimte op de bovenverdieping, maar in de sociëteitsruimte zelf op de begane grond. Coumou studeerde in 2004 af aan de Gerrit Rietveld Academie, afdeling fotografie, en had in 2005 een solotentoonstelling in Foam. Welke kunstwerken zou zij in haar kunstcollectie willen hebben? Coumou koos voor veertien schilderijen, prints, werken op papier en foto’s van jonge, overwegend Nederlandse kunstenaars.

Buiten schijnt de zon, bij Arti et Amicitiae aan het Rokin zijn de gordijnen gesloten. Binnen bepalen donkergroene, leren stoelen van Berlage samen met een grachtenscène met paard en wagen van Breitner de sfeer van deze ontmoetingsplek voor kunstenaars. In een hoek van de zaal zit een groep leden te vergaderen. Grijze heren die de grondslagen van de neorenaissance nog eens doornemen, zo stel ik mij voor.

Misschien dat mijn ogen moeten wennen aan het donker, maar Coumou’s kunstcollectie spat niet direct van de muren. Een weelderig gesneden houten klok leidt de aandacht af van Bouquet XIII, een fotografisch bloemenportret van Maurice Scheltens (1972). Het straatbeeld Trellick Tower London # 1 van Betty Ras (1971) hangt krap tussen de marmeren deurposten ingeklemd. Met Untitled, een schilderij van Lilian Kreutzberger (1984) bewijst Coumou dat een interieur altijd nog donkerder kan.

Naast de schouw, uitgevoerd in zeventiende-eeuwse stijl, hangt een foto van de hand van Popel Coumou. In haar werk zoekt Coumou naar het geheim van de beheersing van een ruimte door perspectief, licht en kleur. Coumou fotografeert allerlei architectonische ruimtes, zowel zakelijke als privévertrekken, openbare en publieke gebouwen, ruimtes binnen en plaatsen buiten. Vervolgens beplakt ze de ontwikkelde foto’s met verschillende materialen of bouwt ze een vertrek op een tweedimensionaal vlak na. Na de toevoeging van licht- en schaduweffecten fotografeert ze de gecreëerde ruimte opnieuw. Deze lijkt nu weer driedimensionaal, maar er is toch iets vreemds mee aan de hand. Bovendien manipuleert Coumou foto’s door ze uit te vergroten tot een grofkorrelige afbeelding.

Achter de samenstelling van de collectie in Arti zit geen enkele achterliggende gedachte, zo laat Coumou mij weten. Ze koos kunstwerken die ze mooi vindt en altijd al heeft willen hebben. Het is opvallend dat bijna alle kunstenaars een relatie hebben met de Rietveld Academie: als student, zoals Ruth van Beek (1977), of als docent zoals Frank Lisser (1959). Maar de werkelijke samenhang van de collectie schuilt er in dat ieder werk haar persoonlijke keuze is, zo luidt Coumou’s summiere toelichting.

Dit werpt licht op de zaak. Opeens lijkt de sociëteitsruimte op één groot, driedimensionaal werk van Popel Coumou zelf. Door de ruimte volledig in zich op te nemen -zoals ze dat doet in haar fotografie- en kunstwerken die functioneren als licht en schaduw toe te voegen, ondervraagt ze de ruimtelijke werking van de oude zaal. De bloemen van Scheltens blijken uit een plat, wit vlak te zijn ontsproten, Ras’ Londense straat loopt via een gebogen perspectief de sociëteit binnen. Een collage van Ruth van Beek ondervraagt de driedimensionaliteit op papier en Diana Scherer (1971) levert een vogelperspectief op twee kinderhoofdjes. De blote baby Prima Materia op een foto van Koen Hauser (1972) staart, met zijn rug naar de toeschouwer toegekeerd, naar de muur. Verderop in de zaal hangen drie werken van oplopend formaat naast elkaar. Ze zijn met elkaar verbonden doordat ze zijn uitgevoerd in grijstinten en een gebrek aan een eenduidig perspectief vertonen. De witte toppen van Martine Derks’ (1979) foto White Horse Mountain steken af tegen het zwart van de aarde en de nacht. Een geschilderd roeibootje van Leo Divendal (1947), Sea of Marmara, dobbert op het water, maar bij gebrek aan horizon ook in de lucht. Waar Breitners paarden even verderop zwoegend een wagen voorttrekken, staat een paard van Claire Harvey (1976) verdwaasd in een sneeuwwitte wei. Loose heet het schilderij; het paard is niet losgeslagen, maar afgedwaald.

De drie kunstwerken samen prikkelen de fantasie en vormen Coumou’s meest geslaagde interventie in de sociëteitsruimte. Zonder aan haar verbeeldingskracht te twijfelen is de keuze voor de verder subtiele opstelling niet zonder gevaar. Het is de geraffineerde samenstelling van de collectie die, ondanks haar flinterdunne karakter, ternauwernood kan voorkomen dat de kunstwerken worden opgeslokt door het monumentale interieur. Deze ruimte vraagt om zwaargewichten en om dit te bereiken moet er wellicht van de geijkte media en kenissenkringen afgeweken worden. Arti et Amicitiae stelt geen eisen bij de invulling van de ‘collectie imaginaire’. Misschien dat de volgende samensteller de gelegenheid in Arti kan aangrijpen om de grenzen van zijn of haar verbeelding te verleggen.

DE COLLECTIE IMAGINAIRE VAN POPEL COUMOU
Popel Coumou, Martine Derks, Claire Harvey, Koen Hauser, Lilian Kreuzberger, Frank Lisser, Maurice Scheltens, e.a.
t/m 28 mei 2010

Arti et Amicitiae
Rokin 112, Amsterdam

Claire Harvey, LOOSE, 2004 (courtesy: Galerie Fons Welters)
Frank Lisser, KERKPLEIN, 2009