The universal now: Waterloo bridge 1959/1947 (2011)

Alexander Mayhew
Abigail Reynolds, THE UNIVERSAL NOW: WATERLOO BRIDGE 1959/1947 (2011)

In een donkere, houten lijst bevindt zich tegen een witte achtergrond een rechthoekige, papieren afbeelding van een rivier overspannen door een brug. Op de kade aan de rechterzijde staat een aantal bloempotten, gevuld met rode bloemen. Vanaf de kade loopt een kleine pier het water in. Er ligt een bootje in de rivier. De lucht is blauw, maar vanaf de linkerkant van de afbeelding doemen wat witte wolken op. Er loopt een tiental mensen over de kade, van wie de schaduwen naar links op de bestrating vallen.

In het midden van de afbeelding bevinden zich twaalf met elkaar verbonden, papieren ruitvormen, die enigszins schuin in het vlak zijn geplaatst. In deze ruitvormen is dezelfde afbeelding van de rivier te zien, maar dan in zwart-wit. In de ruit linksonder zien we nog meer boten in de rivier liggen. De afbeeldingen in de ruitvormen verstoren de continuïteit van de grote, gekleurde afbeelding nauwelijks.

Waar dit wel gebeurt valt op dat in de zwart-wit afbeelding de pier en de balustrade op de kade ontbreken. De ruitvormen liggen niet geheel plat in het vlak. De randen ervan steken omhoog. Wanneer je schuin het werk inkijkt ontvouwt zich een landschap van papieren driehoekige vormen. Rechtsonder op de gekleurde afbeelding staat in witte cijfers 1959/1947 geschreven.

De titel van het werk is The universal now: Waterloo bridge 1959/1947. Het werk maakt onderdeel uit van een grotere serie met de titel The universal now. Deze serie concentreert zich grotendeels op Londense monumenten, waarbij wordt gezocht naar overeenkomsten tussen twee, soms drie boekillustraties uit tweedehands reisgidsen. De foto’s dienen dermate overeen te komen, dat het niet anders kan dan dat de respectievelijke fotografen op praktisch dezelfde plek hebben gestaan toen zij de foto namen en deze vervolgens ook nog eens op dezelfde schaal hebben afgedrukt.

De witte cijfers verwijzen naar de jaren waarin de gebruikte reisgidsen zijn gepubliceerd. Het jaartal van de hoofdafbeelding, in dit geval de gekleurde, wordt als eerste genoemd. Deze is afkomstig uit Look at London in colour van Court and Tilbrook (Jarrold, 1959). De zwart-wit afbeelding komt uit Show me London van Bazely and Lambert (Photogram, 1947).

De illustraties worden zodanig geknipt en in elkaar gevouwen dat zij zich mengen tot één nieuw, coherent beeld. Het vouwen heeft tot gevolg dat de tweedimensionale afbeeldingen zich buiten het tweedimensionale oppervlak gaan begeven. In de zo ontstane patronen blijven de illustraties behouden. Wanneer je namelijk de driehoekjes die boven het oppervlak uitsteken naar buiten of naar binnen zou vouwen kun je beide gebruikte illustraties in hun geheel terugzien.

Voor Abigail Reynolds (1970) vormt The universal now een herleving van de veronachtzaamde boekillustraties en de vergeten fotografen die in verschillende tijden op dezelfde plekken hebben gestaan. Deze momenten wil zij in het hier en nu met elkaar in dialoog brengen. Tijdens een residency in Helsinki in de winter van 2004 kreeg zij de opdracht om binnen een paar weken een werk te produceren over de stad.

Terwijl ze nadacht over deze vage opdracht doolde ze doelloos door de stad en kocht op een vlooienmarkt een paar oude Finse en Russische fotogidsen van de stad. Zij kwam erachter dat een aantal historische monumenten in alle gidsen voorkwam en dat sommige afbeeldingen oogden alsof de fotografen overleg hadden gevoerd over het beste standpunt. Deze ontdekking vormde het beginpunt van de serie.

Aangezien Reynolds in Londen woont en werkt maakt zij veelvuldig gebruik van foto’s die in deze stad zijn gemaakt. De werken gaan echter niet zozeer over specifieke plekken, maar meer over tijd en de relatie van het individu met tijd. De titel van de serie refereert aan het concept van tijdscontinuüm in de kwantummechanica, waarbij tijd niet los kan worden gezien van plaats.

Tijd is een intrinsiek onderdeel van de driedimensionale ruimte die ons omgeeft. De kwantummechanica stelt zelfs dat tijd en ruimte kneedbaar zijn en dat het in principe mogelijk zou moeten zijn om het universum zo te vouwen dat twee ver uit elkaar gelegen momenten in de geschiedenis van het universum bijna boven op elkaar komen te liggen.

Voor Reynolds is tijd de grote, niet te stoppen kracht die vormgeeft aan ons bestaan; we zijn gevangen door de tijd, hoewel we proberen ermee te onderhandelen. Reynolds benadrukt daarnaast de sculpturale dimensie van haar werk: bij het combineren van de afbeeldingen krult en vervormt zij het papier. De afbeeldingen worden opzettelijk onder een bepaalde druk gezet waardoor ze bezit nemen van elkaar en van de ruimte.

De oorspronkelijke foto’s kunnen worden beschouwd als documentair en objectief, niet als op zichzelf staande kunstwerken. Ze waren aanvankelijk niet bedoeld om uitdrukking te geven aan een subjectieve staat van zijn of om de beschouwer tot nadenken te stemmen over de aard van zijn bestaan. Nu Reynolds dankbaar gebruik maakt van de toevallige en verbazende correlaties die zij aantreft, valt mede op hoe eenzelfde plek na verloop van jaren van sfeer kan veranderen.

Hoe documentair de foto’s ook mogen lijken, de fotograaf uit 1959 keek ongetwijfeld heel anders de wereld in dan die uit 1947. Door beide afbeeldingen met elkaar te verweven maakt Reynolds de toeschouwer hiervan bewust en neemt de schijnbare objectiviteit ervan weg. Beide fotografen gaan door tijd en ruimte heen met elkaar in dialoog.

Abigail Reynolds, diverse werken uit THE UNIVERSAL NOW (2011)