De verzamelaar verleid(t)

Noor Nuyten
Cyprien Gaillard, REAL REMNANTS OF FICTIVE WARS (PART V) (2005)

Op 27 november opende de derde en laatste expositie in de reeks Young Collectors, een serie die in het teken stond van jonge kunstverzamelaars. De bevlogen Nederlandse verzamelaars Jaring Dürst Britt (1981) en Alexander Mayhew (1973) toonden hun gezamenlijke collectie gedurende anderhalve maand in stichting Sign, een grensverleggend platform in Groningen. Bijna elke maand wordt er een wetenswaardig project of expositie georganiseerd. Soms gebeurt dat in samenwerking met een ander kunstinitiatief, soms in samenwerking met kunstenaars of, zoals deze keer, met collectioneurs.

De expositie werd, net als de voorgaande edities in de reeks, voorafgegaan door een interview dat de positie van de verzamelaar verkende. Arno van Roosmalen (directeur Stroom, Den Haag) interviewde Mayhew en Dürst Britt. Veelbelovend verkondigde Van Roosmalen als startschot van het interview zijn ambitieuze doel. Hij wilde vanuit ‘het persoonlijke naar het maatschappelijke’, ‘van passie naar mores’, ‘van het concrete naar het grote geheel’ en ‘van het nu naar de toekomst’. Gedurende het interview bracht hij de twee collectioneurs enigszins in verlegenheid met zijn provocerende vragen omtrent hun positie als verzamelaars.

In tegenstelling tot kunstverzamelaar Christian Schwarm (1972), de eerste deelnemer aan de Young Collectors reeks, lijken Mayhew en Dürst Britt zich minder bewust van hun positie als collectioneurs. Schwarm richtte ondermeer het platform voor verzamelaars, Independent Collectors, op. Schwarm verzamelt met een conceptuele houding. Deze komt ondermeer tot uiting in het verzamelaarsduel dat Schwarm aanging met kunstverzamelaar Tommi Brem; een jaar lang een voortdurende uitruil van kunstwerken, met als doel te eindigen met de ‘beste’ ruil. Terwijl Schwarm zijn collectie conceptueel doet groeien, ontstaat de collectie van Mayhew en Dürst Britt zonder vooropgezet plan, het groeit bij gratie van het euforische moment. Verleiding vormt de leidraad in de collectie van Mayhew en Dürst Britt. Zoals er onderscheid wordt gemaakt tussen intuïtieve en conceptuele kunstenaars, toont dit project aan dat er ook onderscheid bestaat tussen verschillende typen verzamelaars.

Van Roosmalen stelde de vraag of er sprake is van kunst verzamelen of kunst consumeren. Toen eenmaal het woord consumeren gevallen was, transformeerden Mayhew en Dürst Britt in de twee bekende karakters Jérôme en Sylvie die de hoofdrol spelen in het boek Les choses van Georges Perec. Deze personages streven voortdurend naar comfort en bezit. Ze consumeren zonder limiet, totdat hun bomvolle huis een enorme leegte doet ontstaan in beide geesten. Het consumeren lijkt niet onbekend voor Mayhew en Dürst Britt. Naar eigen zeggen verzamelen zij naast kunst, statussymbolen als Swatch horloges en overhemden. Met andere woorden, verzamelingen die kapitalistische karakteromschrijvingen uitlokken. Maar tussen deze uitspraken door, proef je het idealisme van Mayhew en Dürst Britt. Ze houden ervan om aankopen te doen van pas afgestudeerden, naamsbekendheid speelt geen rol.

Het is niet zozeer een verkeerde intentie die Mayhew en Dürst Britt bestempelt als consumenten, maar het is de onuitgesproken houding die leidt tot verwarring. De mist zou oplossen wanneer Mayhew en Dürst Britt in plaats van de drie kernthema’s van hun collectie, ‘opgroeien’, ‘geweld’ en ‘kunst over kunst’, die zij in het interview noemden, juist hun intuïtieve houding zouden benadrukken. Met deze expliciete houding zouden ze als verzamelaars een vooruitstrevende stelling in kunnen nemen. Namelijk dat kunst het instinct raakt, voorbij redeneringen en dat wanneer je dit instinct als verzamelaar volgt, regels overbodig zijn. De rationele overweging van Schwarm om een kunstenaar contractueel te steunen is voor Mayhew en Dürst Britt dan ook geen optie.

In Sign tonen Mayhew en Dürst Britt hun collectie tegen de achtergrond van een muurschildering, die de kunstwerken noodgedwongen aan elkaar lijkt te moeten lijmen. De muurschildering is een stand-in voor hun huis, dat zowel de collectie bindt als gehandicapt maakt. De garagedeur wordt verdoezeld door een witte wand en de geïmproviseerde keuken die normaliter zichtbaar is in de galerie, is nu verstopt in een perfecte sokkel. Waarom worden deze huiselijke elementen vervangen door een kunstzinnige keuken? Hier schemert op de achtergrond de kwestie van een private verzameling die publiekswaardig wordt, en zich aan een museale inrichting wil meten. Naast dit artificiële design worden via een zorgvuldige routing de kunstwerken in Sign onthuld. De bezoeker krijgt een plattegrondje dat boekdelen spreekt: er wordt niet gesproken over een alomvattend thema van deze expositie, elke kunstenaar wordt stuk voor stuk belicht. Bij elke stap word je verrast door een kunstwerk, dat het voorgaande werk weer in een andere context zet en vice versa. Het is de moeite waard om je net als Mayhew en Dürst Britt te laten verleiden door het wonderlijke spel tussen toeschouwer, kunstwerk en ruimte, door ondermeer het werk van Marcel van Eeden, Claire Fontaine en Cyprien Gaillard.

Wanneer je ook de andere kunstverzamelaars hebt gevolgd, is dit duo een interessante afsluiter van de serie. Waar Schwarm zijn collectie als veranderlijk ziet; hij zegt geen nee tegen het verruilen van een kunstwerk, zien de kunstverzamelaars van Young Collectors #2, Johan Delcour en Monia Warnez, hun collectie als een huis: ‘iedere steen, iedere dakpan, raam, vloer, deuropening, elektriciteitsdraad is belangrijk, zelfs de deurbel en de brievenbus’ en eindigen Mayhew en Durst Britt deze reeks met een onstuitbaar enthousiasme voor het verzamelen van kunst, een bezieling die het huidige kunstklimaat behoeft.

Paul Beumer, FOR BETTER AND FOR WORSE BUT NOT FOR LUNCH (2009)
Gert Jan Kocken, MADONNA OF NAGASAKI, DEFACEMENT 9 AUGUST 1945 (2010)