In het Middelheimmuseum te Antwerpen wordt deze zomer door een dertiental Belgische kunstenaars het begrip ‘monument’ onderzocht. Verspreid door het park van dit openluchtmuseum – dat tevens verantwoordelijk is voor de kunst in de openbare ruimte in Antwerpen – vinden we de beeldende overwegingen van de deelnemende kunstenaars op de centrale vraag: ‘Heeft een traditioneel publiek monument nog bestaansrecht?´
De aandacht voor de relevantie van monumenten in deze tijd kan in verband gebracht worden met de groeiende belangstelling voor historische reflectie in de hedendaagse kunst en met het debat over nationale geschiedenis en identiteit. In ons land komt dit bijvoorbeeld tot uitdrukking in de instelling van de canon van Nederland en de oprichting van een Nationaal Historisch Museum. Ook is bijvoorbeeld het thema van de Amsterdamse Gemeentelijke Kunstaankopen dit jaar niets minder dan ‘Monumentalisme’. Onze zuiderburen sluiten hierop aan met de tentoonstelling Nieuwe Monumenten in het Middelheimmuseum. Hierin wordt onderzocht voor wie of wat een kunstenaar vandaag de dag nog een monument kan creëren, hoe een kunstenaar zich verhoudt tot de opdrachtgever, en of in onze snel veranderende en complexe tijd zo’n honkvast, ‘eeuwig’ monument eigenlijk nog wel relevant is.
Een rondje door het park maakt als snel duidelijk dat er onder de deelnemende kunstenaars weinig consensus lijkt te bestaan over de vorm en/of betekenis van een ‘hedendaags monument’. Ze bevestigen in hun werk ‘dat we leven in een snel veranderende en complexe tijd.’ En nee, daarin is geen plaats voor ‘honkvaste’, monumentaal vormgegeven collectieve herinneringen, aldus de deelnemers.
Wél is er plaats voor persoonlijke herinneringen. Zo is Het Zwarte schaap Johan Muyle’s (1956) persoonlijke hommage aan twee van zijn helden: de Vlaamse kunstenaars James Ensor en Panamarenko. Zijn assemblage – waarin een skelet, tussen twee bomen gespannen, zich op grote hoogte voortbeweegt op een racefiets – verwijst naar Ensor. Daarnaast is Panamarenko aanwezig in het toegepaste technische vernuft van het opstijgen en het vliegen. In de ogen van Muyle zijn beide kunstenaars zwarte schapen: vol ijdelheid en hulpeloosheid probeerden zij boven de banaliteit van de wereld uit te steken. Het zijn antihelden die bewonderd moeten worden. En dit is hun monument.
Nog meer ‘anti’ zien we in The F word van Kendell Geers (1968). De kunstenaar wilde voor deze gelegenheid een monument voor de twintigste eeuw maken dat tot nadenken stemt, een monument voor de eeuwigheid. Geers, een sterk geëngageerde kunstenaar, schenkt de twintigste eeuw een gedraaide zuil van één meter hoog. Een soort totempaal die licht oogt maar wel degelijk van massief brons is vervaardigd. The F word, oftewel, The Fucking twentieth century staat voor de eeuw waarin we zijn begonnen zowel onze taal, poëzie, moraal als planeet te vernietigen. Wat anders kun je doen dan deze eeuw een antimonument te geven?
De bijdragen van Muyle en Geers zijn sprekend, maar Jan de Cock (1976) biedt met Foro wellicht de meest complete als meest spraakmakende heroverweging van het monument. In een grote installatie, zoals we van De Cock gewend zijn, worden vergane negentiende-eeuwse monumenten die wachten op restauratie, samengebracht met grote modernistische vormen. De toeschouwer waant zich te midden van een metafysisch stilleven, waarin zowel het failliet van de negentiende-eeuwse idealen, als het nationalisme en het eurocentrisme, alsook het failliet van het modernisme worden onderstreept. De talloze (kunst)historische referenties, de heterogene compositie en de dialoog tussen de installatie en het park; alles lijkt continu in beweging te zijn.
Coin Punitif (Childhood Memory) van Selçuk Mutlu appelleert met zijn vorm wellicht nog het meest direct aan het beeld van een traditioneel monument. De installatie van Mutlu bestaat uit twee betonnen muren, een van zeven meter en een van acht meter lang die samen een scherpe hoek van 40 graden vormen. Maar ook ditmaal hebben we niet te maken met een monument ter herinnering aan een belangrijke gebeurtenis of heldendaad. Het werk nodigt je uit eraan deel te nemen. Het vraagt om letterlijk in de hoek te gaan staan, om daar geconfronteerd te worden met persoonlijke herinneringen aan kwetsbaarheid en angst. Mutlu maakt hiermee een monument tegen ongelijkheid, macht en straf. Het werk biedt een benauwende ervaring die naast intiem ook als uiterst collectief kan worden opgevat.
Dit spel tussen persoonlijke en collectieve herinneringen en tussen eerbetoon en antimonument vormen de schakels tussen de bijdragen van de dertien kunstenaars. Hierbinnen wordt de geïnteresseerde bezoeker genoeg invalshoeken geboden om zelf een standpunt binnen deze thematiek in te nemen. Het is wel opvallend dat veel bijdragen, zoals van Mutlu, Nadia Naveau (1975) en Gert Verhoeven (1964), erg zwaar en belerend aanvoelen. Een beetje meer humor of schwung zou Nieuwe monumenten goeddoen.
NIEUWE MONUMENTEN
Caroline Coolen, Johan Creten, Jan De Cock, Nick Ervinck, Kendell Geers, Wesley Meuris, Selçuk Mutlu, Sven ’t Jolle, Angel Vergara Santiago, e.a.
t/m 15 september 2010
Middelheimmuseum
Middelheimlaan 6, Antwerpen