Traders Pop Gallery: hedendaagse kunst in Maastricht

Maaike Lauwaert
Lubomír Typlt, 'K. s kockou' (2003)

Het is geen geheim dat er op het vlak van (hedendaagse) kunst in Maastricht niet veel te beleven valt. Er staat aan de Maas wel een groot museum (het Bonnefantenmuseum) maar dat is jammer genoeg een bolwerk van ouderwetse opvattingen. En hoe kan dat ook anders met een directeur (Alexander van Grevenstein) die vindt dat mensen op kunst voorbereid moeten zijn en dat kunst daarom alleen thuis hoort in een museum, en bijvoorbeeld niet in de openbare ruimte. Ik wil als bezoeker nu net onvoorbereid zijn en verrast worden, niet alleen in de openbare ruimte maar ook – en misschien wel vooral – in een museum! Iemand die er dergelijk oubollige ideeën op nahoudt kan geen vooruitstrevend kunstbeleid voeren en dat is te merken aan de tentoonstellingen die het Bonnefantenmuseum organiseert, de thema’s van de tentoonstellingen, de manier waarop de zalen worden ingericht, de posters, etc… etc… Het gebouw van architect Aldo Rossi (1931-1997) mag dan vooruitstrevend gevonden worden qua architectuur (de metalen bolle koker is het meest opvallende element van het Bonnefantenmuseum) de manier waarop de binnenkant van het gebouw wordt gebruikt is dat zeker niet.

Om een lang verhaal kort te houden, het beste wat het Bonnefantenmuseum zou kunnen overkomen is een gedwongen verbouwing, een gedwongen verhuizing naar een tijdelijke locatie. Chaos heeft tenslotte een loswrikkende kracht die het Bonnefantenmuseum maar al te goed kan gebruiken. Maastricht is naast het Bonnefantenmuseum ook bekend vanwege de Tefaf, de jaarlijkse internationale beurs voor schone kunsten en antiek die sinds zijn eerste editie in 1975 is uitgegroeid tot een wereldleider onder de kunstbeurzen met 200 internationale exposanten en zo’n 65.000 bezoekers. Maar de Tefaf is, wederom een lang verhaal kort houdend, een beurs, een beurs voor schone kunsten en antiek.

Gelukkig heeft Maastricht meer te bieden dan het Bonnefantenmuseum en de Tefaf. Maastricht kent namelijk enkele relatief recente initiatieven zoals Marres (een centrum voor hedendaagse beeldende kunst met een onderzoekende missie, opgericht in 1998), Hedah (een kunstenaarsinitiatief dat een podium voor actuele, internationale ontwikkelingen op het gebied van de beeldende kunsten wil zijn, opgericht in 1995) en Traders Pop Gallery (een galerie voor hedendaagse kunst, werkzaam sinds 1998). Het verschil tussen Marres en Hedah enerzijds en Traders Pop Gallery anderzijds ligt onder andere in het feit dat laatstgenoemde een galerie is en zonder subsidies opereert. Maar Traders Pop Gallery is geen stereotype galerie, integendeel. Het mag dan een galerie zijn, het verkopen en de winst staan niet voorop, zo vertellen eigenaars John en Guido Waterval. Traders Pop Gallery legt niet, zoals andere galerieën dat doorgaans doen, de klemtoon op het werk dat op dat moment te koop is, maar organiseert kleine tentoonstellingen rond het werk van telkens één kunstenaar.

De galerie heeft, in tegenstelling tot Marres en Hedah ook geen duidelijk onderzoeks- dan wel programmatisch doel. Traders Pop Gallery is ontstaan vanuit een persoonlijke interesse, een liefde voor kunst, een behoefte om te leren, te weten, te kennen. Deze houding kenmerkt nog steeds het ‘beleid’ van Traders Pop Gallery. De galerie is in de zes jaar dat die nu bestaat gegroeid, ontwikkeld in een soort synergie met de oprichters. De keuze van kunstenaars is daarom ook niet stereotiep maar eerder tegendraads. Jonge kunstenaars die net afgestudeerd zijn of nog aan het studeren zijn krijgen – wanneer ze passen binnen wat de galeriehouders willen uitdragen – een plaats. Ook dit drukt wederom uit dat niet het commerciële voorop staat maar het persoonlijke houden van.

De stem, de taal, het verhaal dat de galerie vertelt staat voorop en is een zich natuurlijk ontwikkelend proces. Zoals John en Guido Waterval het zelf stellen: "Onze motivatie is er een van het zoeken naar antwoorden op existentiële ervaringen, niet vanuit een intellectuele traditie maar vanuit de straat, vanuit de uitdrukkingsmogelijkheden van de contemporaine mens. Nadat we de meest voor de hand liggende uitdrukkingsmogelijkheden geëxploreerd hadden (mode en muziek) ontdekten we de verbeeldingskracht en communicatieve kracht van kunst. De taal van kunst. In een poging deze taal te ervaren en te begrijpen, en vanuit onze aangeboren koopmansgeest en organisatiezin, moesten we wel met een galerie beginnen. Maar onze grootste drijfveer blijft onze zucht naar betekenis geven in een steeds platter wordende wereld."

Traders Pop Gallery bestaat uit een vrij kleine langwerpige ruimte boven de winkel Traders Pop die een al even persoonlijke stempel draagt als de galerie. Door middel van deze winkel, de galerie, het aangrenzende café Take 5 en kledingzaak Muchachas willen John en Guido Waterval een leemte in Maastricht vullen. Met succes mag wel gezegd worden. De Heggenstraat, waar hun initiatieven zich bevinden, voelt haast aan als een Brusselse, Londense of Berlijnse straat met een eigen karakter en een eigen stem. Het gelikte en gepolijste wat de rest van Maastricht wel eens wil overheersen is hier even helemaal verdwenen.

Zo’n zes tot acht keer per jaar veranderen de exposities in Traders Pop Gallery. Bepaalde kunstenaars komen een paar keer terug zoals de Praagse schilder Lubomír Typlt (1975). Er hangen achttien werken van Typlt in Traders Pop Gallery, acht grote doeken en tien kleinere werken op papier. Wat meteen opvalt als je de kamer binnenkomt zijn de kleuren: hel rood, grasgroen, oranje, blauw. Wanneer je wat langer kijkt zie je de herhaling van bepaalde elementen, poses, composities. Zo komen dezelfde gieters – die Typlt overigens ook in installaties gebruikt – twaalf keer terug, een dode, magere opgehangen kat acht keer, en een jonge man elf keer. Op de grote doeken zien we in verschillende kleuren telkens weer het tafereel van een jonge man in korte broek, handen op de heupen, grijns om de lippen met een opgehangen dode kat op de achtergrond. De man staat erbij alsof hij trots is op het resultaat van de ophanging. Dit zelfde mannetje zien we vervolgens een keer met gieters aan zijn armen, staande op een ondergrond van gieters, liggend tussen gieters. De dode kat is echter nooit ver weg.

Op de kleinere werken verdwijnt de grijns soms van de jongen zijn gezicht en dan kijkt hij moeilijk, bedrukt, angstig. In een werk is hij zelfs dood. Hij ligt uitgemergeld op de grond, in een soort foetushouding, met een feestmuts op het hoofd. Er zijn maar twee werken die buiten deze figuratieve en compositorische herhaling vallen. Het zijn twee langwerpige doeken in bruine tinten waarop telkens twee hoofden zijn afgebeeld. De hoofden hebben geen nekken en het gevoel dat ze afgehakt zijn wordt alleen maar versterkt door het feit dat de blik in de ogen leeg, misschien zelfs een beetje dom en verdwaasd is. Alle andere zestien werken bestaan uit composities met en soms combinaties van de dode opgehangen kat, de misplaatste gieters en dat vreemde mannetje. De helle kleuren die Typlt gebruikt staan in contrast met de lugubere en onwennige, ietwat beangstigende taferelen die hij schildert. De schijnbare toevalligheid en onbeduidendheid van de gieters contrasteert met het uitdrukkelijke van de opgehangen kat. Dit maakt het werk van Typlt enigszins ongrijpbaar maar ook fascinerend en onheilspellend. Het werk genereert een gevoe dat als je maar lang genoeg kijkt het allemaal wel duidelijk zal worden, alsof er van alles verborgen blijft tenzij je goed genoeg zoekt.

Ondanks het feit dat er in de kleine ruimte achttien werken dicht bij elkaar hangen komt het werk van Typlt goed tot zijn recht. De onpretentieuze ruimte heeft, net zoals bij voorgaande tentoonstellingen overigens, een positief effect op het werk dat wordt tentoongesteld. In tegenstelling tot het Bonnefantenmuseum waar de architectuur met zijn specifieke karakter en indeling van kamers de inhoud domineert, staat hier de kunst voorop.

K. WITH THE HANGED CAT
Lubomír Typlt
t/m 19 juni 2004

Traders Pop Gallery
Heggenstraat 16, Maastricht
www.traderspopgallery.nl
www.typlt.com

'Jdi do rohu a styd' se' (2006)
'Oběšená kocka s dvema barely' (2003)