De kunstenaar als expert van de aarzeling

Krista van der Bron
Lise Sore, 'Vertel me niet wat ik voel', 2020, grafietpotlood op ongebleekt kaasdoek, Big Art 2020.

Het afgelopen anderhalf jaar heb ik diverse atelierbezoeken afgelegd. Dit was voor mij een waardevolle manier om het directe contact met kunstenaars te versterken. Het voor de kunstenaar zo vertrouwde atelier is een goede setting voor het ontstaan van ongedwongen open gesprekken. Het viel mij op dat tijdens deze gesprekken één onderwerp vaak terugkeerde: aarzeling. Het aarzelen kwam aan bod bij vragen over hoe kunstenaars zich positioneren, hoe zij zich artistiek vernieuwen of het wel al dan niet verbonden zijn aan een galerie. Dergelijke aarzelingen komen voor bij zowel de zoekende millennial als bij de mid-career kunstenaar. Deze constatering leidde mij tot de vraag: wat is de rol van het aarzelen binnen het hedendaagse kunstenaarschap?

Om allereerst de activiteit van het aarzelen in algemene zin te duiden, vind ik de zienswijze van de Duitse filosoof Joseph Vogl van belang. In zijn in 2007 uitgegeven boek Über das Zaudern pleit hij voor een herwaardering van het aarzelen. Hij ziet aarzelen als ‘het actieve gebaar van het bevragen, waarin werk en handelen niet in hun volledigheid vorm krijgen, maar in het proces van hun ontstaan.’ Aarzeling kan volgens hem essentiële ruimte creëren voor heroverweging en reflectie op ons snelle handelen. In 2010 schreef Maaike Lauwaert in Tubelight dat Vogls visie ook goed toepasbaar is op het gebied van de beeldende kunst. Ze schrijft dat kunstenaars ‘al dan niet bewust, de daad van het aarzelen voelen dan wel toepassen’. In een gelijktijdig verschenen interview van Lauwaert met Vogl stelt Vogl dat met aarzeling een analytische methode wordt gevormd binnen de literatuur en de kunsten, waarin het bevragen centraal staat.

Vanuit mijn kunstbeschouwende, niet creërende positie waardeer ik kunstenaars die reflecteren, confronteren en/of verwonderen. Het zijn deze makers die de door Vogl omschreven analytische benadering toepassen. Het continu bevragen van zichzelf en de omgeving ligt aan de basis van hun creatieve proces. Met name het blijven bevragen van de eigen positie en praktijk werkt als een stuwende motor van deze artistieke ontwikkeling. De aarzeling wordt in zekere zin bewust opgezocht en vormt een vruchtbaar tussengebied van waaruit creatie mogelijk is. Zodra de kunstenaar zich te comfortabel begint te voelen in een gekozen richting en dus stopt met aarzelen, verliest het werk voor mij aan zeggingskracht. Kortom, ik zie het vermogen om te aarzelen als een onmisbare kwaliteit van de kunstenaar.

In de dagelijkse kunstenaarspraktijk is het risico op (tijdelijke) stagnatie door een overvloed aan aarzelingen altijd aanwezig. Het atelier van kunstenaar Lise Sore bezoek ik bij toeval precies op zo’n moment. Sore is een goed voorbeeld van een maker die haar blik continu naar binnen keert. In haar op textiel getekende zelfportretten toont ze pure, menselijke emoties die volgens haar best wat meer zichtbaar mogen zijn. In Sore’s atelier word ik omringd door diverse varianten van deze zelfportretten. In verwrongen lichaamshoudingen geeft ze zichzelf letterlijk en figuurlijk bloot. Ik herken emoties als boosheid, maar ook vertwijfeling. Deze werken brachten haar recentelijk succes in de vorm van diverse presentatie- en verkoopmogelijkheden. Echter, haar drang tot vernieuwing remt nu haar maakproces. Het denkproces draait ondertussen overuren.

Uit mijn gesprekken met kunstenaars merk ik op dat zij de kunstwereld zien als iets dat buiten hen om bestaat en waartoe zij zich moeten verhouden, in plaats van dat zij onderdeel uitmaken van deze wereld. Zij ervaren een zekere afstand tot het veld van (museale) kunstinstituten, curatoren, critici, fondsen, handelaren, galeriehouders en verzamelaars. Aarzeling speelt hier volgens mij gedeeltelijk een rol in. Een groot deel van de kunstenaars die ik spreek heeft het beeld dat zij, om tot de kunstwereld te kunnen behoren, een multi-getalenteerde creatieve ondernemer moeten zijn, die nooit aarzelt. Dit beeld voedt echter alleen maar hunaarzelingen en daarmee ook de eerder genoemde afstand. En dat bemoeilijkt juist het streven om dichterbij de kunstwereld te komen en, liever nog, er actief onderdeel van te zijn. 

Het gevoel dat onder deze makers heerst is niet geheel ongegrond. Ook in mijn beleving wordt in veel situaties, zoals in het tumult van de kunstbeurs of tijdens de opening van een tentoonstelling, een doortastend voorkomen van de kunstenaar gewaardeerd; een onderzoekende aanpak ook, maar een aarzelende houding minder. Het kunstdiscours functioneert (steeds meer) hetzelfde als andere systemen van de huidige samenleving, waarbinnen daadkracht een zegen is en aarzeling voor onwelkome vertraging zorgt. De kunstenaar kan binnen deze context professionaliseren door de (niet eerder onderwezen gekregen) zakelijke vaardigheden te leren of aan te scherpen. Hoe ontwikkeld deze kwaliteiten zijn is van aanzienlijke invloed op de mogelijkheid tot (commercieel) succes en erkenning. 

Ik wil zeker niet veralgemeniseren en beweren dat deze tendens een vaststaand gegeven is en dat de positionering van de kunstenaar als cultureel ondernemer een negatieve ontwikkeling is. Het cultureel ondernemerschap is een goede methode om zichtbaarheid te verkrijgen en te vergroten. Desalniettemin geloof ik in de uitzonderlijke positie van de kunst(wereld) ten opzichte van andere hedendaagse structuren. Het creëren van de vertraging, en niet de zoektocht naar efficiëntie, is eigen aan kunst. Het vermogen om te heroverwegen en te blijven bevragen is de kracht van de kunstenaar. Er mag daarom best wat meer ruimte zijn voor de aarzeling buiten de muren van het atelier, om zo de afstand tussen kunstenaar en kunstwereld enigszins te verkleinen.

Krista van der Bron is zelfstandig kunsthistorica en werkt o.a. voor QKunst, Tableau Fine Arts Magazine en een particuliere kunstverzamelaar.

In het atelier van Lise Sore, 2021. Foto: auteur.